Gemengd rappport voor Belgische ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking lijkt internationaal aan een heropleving toe sinds de afkondiging van de millenniumontwikkelingsdoelen. Ook België kondigt jaar na jaar stijgende budgetten voor ontwikkelingssamenwerking aan. Wie goed kijkt, ziet dat de realiteit minder rooskleurig is dan de persberichten doen vermoeden. Er zijn zelfs vragen over de wettelijkheid van onze ontwikkelingssamenwerking.
Premier Verhofstadt zegde meermaals toe dat ons land tegen 2010 0,7 procent van zijn nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp zal besteden. Minister De Decker beklemtoont graag dat hij die belofte in harde euro’s zal omzetten. Op het eerste gezicht deed België vorig jaar een grote stap in die richting. Onze hulp schoot naar omhoog van 0,41 procent naar 0,53 procent van ons nationaal inkomen, van 1,17 miljard euro naar 1,59 miljard euro. Die spectaculaire stijging moet echter met een stevige korrel zout genomen worden.
In 2003 bedroeg de Belgische hulp immers ook al eens 0,61 procent om een jaar later dus weer terug te vallen naar 0,41 procent. Die jojobeweging heeft alles te maken met het kwijtschelden van grote schuldenbedragen. In 2003 ging het om 600 miljoen euro aan Congolese schulden, in 2005 gaat het om 198,13 miljoen euro Iraakse schulden en 113,1 miljoen euro Nigeriaanse schulden. Schuldkwijtschelding wordt sinds jaar en dag gevraagd door ontwikkelingsorganisaties, maar ze wekken de verkeerde indruk als ze zonder meer ingeschreven worden in het budget.
De Iraakse en Nigeriaanse schulden zijn ontstaan doordat overheden of bedrijven uit die landen in het verleden de levering van Belgische producten of diensten niet hebben betaald. Omdat die Belgische bedrijven verzekerd waren tegen wanbetaling bij de openbare exportverzekeraar Delcredere, werden die schulden overgenomen door Delcredere. Het zijn die commerciële schulden die nu worden kwijtgescholden.
Voor de Belgische regering kost die 378 miljoen euro dus niets, aangezien het Delcredere is, een aparte vennootschap, die de zaak moet dragen. Dat zal naar verluidt geen probleem zijn, omdat de dienst zich al grotendeels had ingedekt voor deze dubieuze schulden. ‘Nigeria betaalde al jaren niets meer af op die schulden’, stelt Thibaut Dehaene, die de kwestie opvolgt bij Delcredere.
Met andere woorden: de economische waarde van die schuld lag veel lager dan het ingeschreven bedrag doet vermoeden. Bovendien betekent het dat de Nigeriaanse regering door deze kwijtschelding van schulden, die ze niet meer afbetaalde, geen extra financiële marge heeft gekregen om de millenniumdoelen te realiseren. Of dit ook geldt voor de Iraakse schulden kon Dehaene ons, ondanks herhaald aandringen, niet zeggen.

Hogere wiskunde


De 378 miljoen euro kwijtgescholden Delcredereschulden zijn dus niet zomaar vergelijkbaar met de rest van het ontwikkelingsbudget. Ze kosten de Belgische regering niets en leveren de betrokken landen veel minder op dan de cijfers doen vermoeden. Zonder die 378 miljoen euro bedraagt de Belgische hulp in 2005 nog 0,40 procent van ons nationaal inkomen. Toch daalde de hulp niet tegenover 2004, want ook in dat jaar werd voor 165 miljoen euro gelijkaardige schulden kwijtgescholden. Als we dat bedrag van het totaalbedrag aftrekken, daalt de hulp voor 2004 van 0,41 procent naar 0,34 procent van het nationaal inkomen van dat jaar.
Volgt u nog? Slotsom is dat de gewone hulp tussen 2004 en 2005 zonder schuldkwijtscheldingen is gestegen van 0,34 procent naar 0,40 procent. In echt geld een stijging met 100 miljoen euro. Dat is niet slecht, maar het plaatst de regering wel meteen met beide voeten op de grond. Als ze tegen 2010 0,7 procent van ons inkomen aan hulp wil besteden, moet ze de komende jaren zelf een serieuze hoeveelheid echt geld ophoesten. De voorraad van grote schuldenbedragen die kunnen worden kwijtgescholden, raakt immers stilaan op.
Han Verleyen, die net het jaarrapport van 11.11.11 over de Belgische ontwikkelingssamenwerking afwerkte: ‘Er is wel een stijging van het budget, maar we zitten niet op schema om de 0,7 procent te halen in 2010.’ De stijging van vorig jaar zat vooral in de toename van noodhulp -de tsunami, de Pakistaanse aardbeving- in een grotere bijdrage voor de Wereldbank en in een vlottere uitvoering en besteding van middelen door de Belgische Technische Coöperatie, die de Belgische projecten moet uitvoeren.

Kwaliteit van onze hulp
Een ander zeer punt in de internationale ontwikkelingssamenwerking is de zogenaamde gebonden hulp waardoor het ontwikkelingsland verplicht wordt de hulpgoederen of -diensten aan te kopen in het donorland. België scoort uitstekend op dit vlak, want nog slechts 1 procent van onze hulp is gebonden. Ook positief is het feit dat een groot deel van onze hulp naar de minst ontwikkelde landen gaat én dat de bijzondere evaluator van de Belgische hulp eindelijk degelijke rapporten begint af te leveren (zie MO*33, mei 2006).
Meer en betere hulp volstaat evenwel niet om te zeggen dat België een goed ontwikkelingsbeleid voert. Een echt ontwikkelingsbeleid vereist immers dat België ook rekening houdt met de noden van arme landen als het gaat om handelsbeleid, migratiebeleid, technologisch beleid, globale veiligheid, milieubeleid… En dat doen we volgens het Center for Global Development (CGD) niet goed. Het CGD, dat geleid wordt door ex-Wereldbankmensen, plaatst België qua coherentie voor 2005 op de vijftiende plaats in een lijst met eenentwintig donorlanden.
De hoofdoorzaken waarom ons land achteraan bengelt, zijn dat we relatief weinig besteden aan internationale vredesmissies en aan publiek onderzoek en ontwikkeling, en omdat we weinig ongeschoolde migranten toelaten -die immers zorgen voor geldstromen naar het Zuiden. Opvallend is wel dat CGD voor België amper een verbetering vaststelt in deze coherentie-index tussen 2003 en 2005, ook al heeft minister De Decker sinds zijn aantreden in 2004 coherentie als een topprioriteit naar voor geschoven.

OVERTREEDT DEDECKER DE WET?

België ondersteunt sinds kort de renovatie van de havens van Matadi en Kinshasa, telkens met 500.000 euro ontwikkelingsgeld. Bovendien betaalde ons land 2,4 miljoen euro voor een 60 meter lange stalen brug in Nyemba. Met dat geld wordt het kunstwerk in Wallonië gebouwd, naar Katanga getransporteerd en geïnstalleerd door de firma Malta Forrest van de Forrest Groep. Betrouwbare bronnen verzekeren ons dat er een correcte aanbesteding is geweest, maar dat de Waalse firma nu eenmaal de goedkoopste was en dat Forrest voor de werken in Congo de enige en dus onvermijdelijke kandidaat was.

Dirk Van der Maelen, sp.a-fractieleider in de Kamer, vindt dat minister voor Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker met die grote infrastructuurwerken stilaan op de grens stoot van wat de wet toelaat. De wet op de internationale samenwerking (1999) bepaalt immers dat “Belgische bilaterale samenwerking zich richt op de volgende sectoren: basisgezondheidszorg, onderwijs, landbouw, basisinfrastructuur en conflictpreventie.” Dirk Van der Maelen: ‘Ten tijde van de parlementaire onderzoekscommissie (die de Belgische hulp heeft onderzocht nadat een aantal schandalen waren uitgelekt, jv) was er een consensus dat ons land zich niet meer zou inlaten met grote infrastructuurwerken, om het risico op commerciële vervuiling van onze hulp door ons bedrijfsleven voorgoed uit te sluiten.’

De wet bepaalde dat de term basisinfrastructuur verder moest worden uitgewerkt door een strategienota. Die nota uit 2002 stelt dat basisinfrastructuur ‘vaste en permanente installaties omvat die worden gebruikt om diensten te leveren die als doel hebben de leefomstandigheden op het platteland en in de arme stadswijken te verbeteren’. De nota stelt ook expliciet dat daaronder niet “grote infrastructuur” valt, die nauwkeurig omschreven wordt als “havens, luchthavens, grote verkeersassen, spoorwegen, grote kunstwerken”. Juist de dingen waarmee België zich in Congo meer en meer inlaat.


Voldongen feiten


De minister kan echter refereren naar een subtiele wijziging die zijn partijgenoot Louis Michel via de programmawet van 2000 aanbracht aan de wet. Voortaan heet het dat de ‘Belgische samenwerking zich in hoofdzaak richt op volgende sectoren…’. Is daarmee Van der Maelens kritiek niet van tafel geveegd? Van der Maelen: ‘Ik vind van niet. Dit laat occasionele werken toe, maar niet wat De Decker nu doet. In zijn beleidsnota staat er dat er naast rivierhavens nu ook al samenwerking komt inzake spoorwegen en luchtvaart. Dat wordt geen bijzaak meer maar hoofdzaak en is dus in strijd met de wet’.
In de beleidsnota van minister De Decker (november 2005) staat inderdaad dat ‘een samenwerkingsprogramma werd ingeleid met de Congolese autoriteiten in het kader van het partnerschap tussen Belgische en Congolese zee-en rivierhavens, dat kan worden uitgebreid naar het spoor- en vliegtransport.’ De Decker ontkent dat hij grote infrastructuurwerken wil doen. Hij benadrukt dat het aan instellingen zoals de Wereldbank is om dit soort projecten te financieren. Bovendien reageerde hij op een parlementaire vraag dat de werken in de haven van Kinshasa boeren in het binnenland helpen om hun producten in Kinshasa te verkopen en zo hun leefomstandigheden te verbeteren.
Toch is de haast waarmee deze projecten goedgekeurd worden op zijn minst opvallend. Zowel voor de brug in Nyemba als de werken in de havens van Matadi en Kinshasa voelde de inspecteur van financiën zich gepasseerd. Voor de havenwerken wijst inspecteur-generaal van financiën F. Blomme op het feit dat de Congolese transportmaatschappij Onatra “zowel inefficiënt als totaal corrupt” is en dat “de risico’s zeer reëel zijn dat de voorliggende programma’s niet tot substantiële duurzame resultaten zullen leiden zonder voorafgaande hervorming van het havenmanagement.”
Maar Blomme stelt vast dat hij “geen formeel ongunstig advies meer te formuleren heeft omdat de minister eerder al zijn schriftelijk principe-akkoord heeft gegeven.” Voor de Nyembabrug noteert Blomme eveneens dat “door de firma de werken al begonnen zijn en dit vóór de voorlegging van het akkoord aan de heer minister en de inspectie van financiën, wat in strijd is met de geldende regels. Bijgevolg advies zonder voorwerp (voldongen feiten).” (jvd)

Zelfs de meest uitgesproken verdedigers van de 0,7 procent proberen dezer dagen om wat meer achter het cijferfetisjisme van de hulp te kijken. Welk deel van het bedrag dat officieel als hulp mag worden aangerekend, helpt echt? Dat bilaterale schuldkwijtscheldingen zeker niet voor het volle bedrag als hulp gezien kunnen worden, is al duidelijk. 11.11.11 wijst er in zijn jaarverslag van de Belgische ontwikkelingssamenwerking ook op dat sinds 2003 de opvang van asielzoekers in België aangerekend wordt als hulp. Dat is doorgaans goed voor 2 tot 4 procent van de totale hulp.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.