Gevangenen van de Kaukasus

Het huidige conflict in Tsjetsjenië begon in 1994, maar eigenlijk kennen de Tsjetsjenen geen rust en vrede sinds de eerste Russische tsarentroepen in de achttiende eeuw voet op Kaukasische bodem zetten. In gesprekken verwijzen Tsjetsjenen vaak naar hun eigen geschiedenis en vertellen ze met overtuiging dat iedere halve eeuw een groot onheil het voortbestaan van hun volk bedreigt. Het Tsjetsjeense volk heeft inderdaad al verscheidene rampen meegemaakt.
De meest recente zijn de deportatie van de hele bevolking naar Siberië en Kazachstan op 23 februari 1944 en het huidige conflict dat zijn oorsprong vindt in het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Zijn de Tsjetsjenen de gevangenen van de Kaukasus? Of kunnen we stellen dat de Russen eigenlijk de gevangenen zijn?

De betekenis van Tsjetsjenië

De Tsjetsjenen zijn een van de vele tientallen volkjes die wonen in de bergen van de Kaukasus. Zij hebben een eigen taal (die verwant is aan het Ingoesjetisch) en een erg sterk ontwikkelde cultuur en samenlevingswijze. Zij hebben zich het langst van alle Kaukasische volken verzet tegen vreemde overheersing, maar ook tegen religies of levensbeschouwingen die niet overeenstemden met hun eigen zeden en gewoonten. De wreedheden waarmee de Russische troepen hebben geprobeerd de Tsjetsjenen te veroveren, zijn legendarisch, evenals het verzet daartegen. Dit heeft geleid tot het stereotiepe denken over Tsjetsjenen als wrede, onbetrouwbare mensen.

De aanwezigheid van olie in de Kaspische Zee en het Kaukasusgebergte lokte in de negentiende eeuw ook andere grootmachten. Zo hebben Britse oliebedrijven tientallen jaren lang de oliewinning in Tsjetsjenië in bezit gehad. Door deze Britse aanwezigheid raakten antropologen geïnteresseerd in die eigenaardige volkjes in de Kaukasus, die veruit de oudste culturen hebben op het Europese continent. Het getouwtrek om de Kaukasus tussen het Ottomaanse/Turkse rijk, Groot-Brittannië en Rusland in de achttiende en negentiende eeuw maakte van de lokale bevolking een speelbal. Dat lijkt vandaag niet anders: de Tsjetsjenen worden als pasmunt ingezet in een globaal machtsspel tussen Rusland en de Verenigde Staten, elk met hun respectieve bondgenoten. Vanuit geopolitiek oogpunt is de ligging van Tsjetsjenië tussen Europa en Azië bijzonder interessant. Het Kaukasusgebergte vormt een natuurlijke grens tussen Rusland aan de ene en Turkije en Iran aan de andere kant. Daarnaast heeft het gebied ook een grote economische waarde. Dat bewijzen de aanwezige aardolie en pijplijnen vanuit de Kaspische Zee naar Rusland en de vlakbij gelegen Zwarte Zee. In het huidige conflict spelen verder ook irrationele motieven een rol, zoals het al vermelde wantrouwen en zelfs haat tegen mensen uit de Kaukasus, en de laatste jaren vooral tegen de Tsjetsjenen, het prestigeverlies van het Russische leger in de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994-1996) en de voor vele Russen onverdraaglijke gedachte dat de Russische Federatie, na de Sovjet-Unie, op haar beurt zou kunnen afbrokkelen.

Een intern Russisch probleem?

Er bestaat geen eenduidig antwoord op de vraag of het Tsjetsjeense conflict een louter intern Russisch probleem is. Voer voor discussie is er wel: we bekijken hier een aantal factoren die er veeleer op wijzen dat het conflict niet beperkt blijft tot de grenzen van Tsjetsjenië. Er zijn juridische, humanitaire, politiek-militaire en economische elementen in het spel.

Het juridische steekspel

De Russische regering beweerde al in 1991, toen de Sovjet-Unie nog bestond, dat het conflict in Tsjetsjenië een zuiver interne aangelegenheid was. Zij beriep zich daarbij op de geopolitieke situatie en het feit dat de Tsjetsjeense Republiek een van de federale subjecten binnen de Russische Federatie was. De onschendbaarheid van de grenzen van een land wordt vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties, dat stelt dat alle staten het recht hebben op territoriale integriteit. Datzelfde Handvest bevat evenwel ook het recht van volken op zelfbeschikking.

Dit geeft uiteraard aanleiding tot een eerste discussie, die juridisch van aard is. In 1991 riep de Opperste Sovjet van de Tsjetsjeens-Ingoesjetische Autonome Socialistische Sovjetrepubliek (TIASSR) namelijk de soevereiniteit uit. Dat werd aangemoedigd door Boris Jeltsin, toen net verkozen als president van het Nationale Volkscongres van de Russische Federale Sovjetrepubliek, die tijdens een speech in Kazan (in Tatarstan, een andere deelstaat van de Russische Federatie) in 1990 zei: “Neem zoveel vrijheid als je wilt”. De komst van Dzjochar Doedajev, ex-sovjetgeneraal met ervaring in Afghanistan en de Baltische staten, gooide olie op het vuur. Met de steun van Moskou (!) werd de Opperste Sovjet van de TIASSR in september 1991 ontbonden ten voordele van Doedajev. Die wilde duidelijk meer macht, zonder inmenging van Moskou of andere politieke groepen. Op 1 november 1991 werd hij na een erg omstreden verkiezing de eerste president van het zelfverklaarde onafhankelijke Tsjetsjenië. Ingoesjjetië maakte zich in onderling akkoord los uit de Tsjetsjeens-Ingoesjetische Republiek en werd als aparte entiteit opgenomen in de nieuwe Russische Federatie. Tsjetsjenië werd evenwel nooit erkend als soevereine staat, noch door de regering van Rusland noch door de internationale gemeenschap. Sommige groepen binnen de Tsjetsjeense maatschappij houden vol dat hun onafhankelijkheid een juridisch feit is en dat het huidige conflict dus een oorlog is tussen twee soevereine staten.

De humanitaire tragedie

Een tweede discussiepunt betreft het vraagstuk van de vluchtelingen. De hevige Russische bombardementen op Tsjetsjeense steden en dorpen (maar ook op buurrepublieken) en de operaties die bekend staan als zatsjistki hebben voor een enorme stroom vluchtelingen gezorgd. Zatsjistka betekent zuivering of schoonmaak. Dergelijke acties hebben officieel de bedoeling ‘terroristen op te sporen’. In de realiteit wordt tijdens dergelijke operaties gemoord, ontvoerd, gemarteld, verkracht en geplunderd. Of er op deze manier ‘terroristen’ worden opgespoord, is nog maar de vraag. Als er al verdachten worden aangehouden, gebeurt dat zonder de nodige juridische basis, die normaal vereist is in een rechtsstaat. Zoals Anna Politkovskaja het treffend schrijft: “Bij de Federale veiligheidsdienst (FSB) heerst de regel dat al wie de ondervragingen overleeft, voor een rechtbank zal komen. Weinigen overleven, dus worden ‘internationale terroristen’ zelden berecht.” Dat betekent dus met andere woorden dat verdachten worden doodgemarteld.

De meeste Tsjetsjenen kozen ervoor om niet ver weg te vluchten, zodat ze gemakkelijker weer naar huis zouden kunnen als alles weer rustig zou worden. De traditie wil dat een Tsjetsjeen wordt begraven in de grond van zijn voorvaderen. Daarom zoeken Tsjetsjenen in eerste instantie onderdak in andere delen van Rusland. Vluchtelingen worden door de Russische overheid echter niet als dusdanig erkend, maar beschouwd als ‘intern verplaatste personen’, waardoor ze veel minder rechten op basisvoorzieningen hebben. Tsjetsjenen hebben het ook erg moeilijk door de groeiende haat: zelfs Tsjetsjenen die al hun hele leven in Sint-Petersburg of Jekaterinburg wonen, krijgen nu te maken met systematische discriminatie en pesterijen. Zij vinden geen werk meer, huurcontracten worden opgezegd en paspoorten worden niet meer afgeleverd. Overheidsinstanties waar zij hun beklag kunnen doen, weigeren bijstand te verlenen. Tsjetsjenen sterven vaak in verdachte omstandigheden in gevangenissen en rechtszaken worden in hun nadeel beslecht.

De meeste bronnen gewagen van ongeveer 300.000 vluchtelingen, voornamelijk in de buurrepubliek Ingoesjetië, maar ook Dagestan (een deelrepubliek van Rusland) en GOS-landen als Georgië en Azerbeidzjan krijgen duizenden vluchtelingen te onderhouden. Ingoesjetië krijgt het hard te verduren door de enorme toestroom aan mensen. De plaatselijke regering krijgt nauwelijks hulp van Moskou om kampen op te zetten en de nodige medische, sociale en educatieve voorzieningen te treffen. Internationale hulp wordt door Moskou geweerd, zodat de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties of Artsen zonder Grenzen geen of slechts erg sporadisch werk kunnen leveren. De chaos groeit als Ingoesjetië en andere buurrepublieken worden overspoeld door militair en politioneel personeel. De lokale economieën raken volledig ontregeld, wapenhandel en mensenhandel vieren hoogtij.

Tienduizenden vluchtelingen zijn vooral sinds 1999 de Russische Federatie ontvlucht, op zoek naar een veilig onderkomen in voornamelijk lidstaten van de Europese Unie. De stroom naar Europa daalde even, maar begon in 2003 weer te groeien door het hardhandig sluiten van de vluchtelingenkampen in Ingoesjetië. De Russische regering wil immers aantonen dat de situatie weer normaal is: “de antiterroristische operatie is achter de rug”, zo verkondigde Moskou al in 2000. Tijd dus voor een referendum (maart 2003) en verkiezingen (oktober 2003). Maar daarvoor is een stempubliek nodig.

De vele vluchtelingen in Europa zetten wel druk op de nationale regeringen in de EU, hoewel de publieke opinie niet al te veel moeite heeft met het opvangen van oorlogsvluchtelingen. Zij vreest vooral economische vluchtelingen en migranten. Ook een aantal figuren uit de Tsjetsjeense regering wist de oorlogsmachine te ontkomen en vond een toevlucht in verscheidene Europese landen en in de Verenigde Staten. Zij hebben de taak de politici in Europa aan te sporen om een einde te maken aan het conflict. De druk op de Europese maar ook Amerikaanse regeringen zorgt voor spanningen met Moskou, dat blijft volhouden dat de kwestie intern van aard is, dat het alles onder controle heeft en dat alle terroristen weldra geliquideerd zullen zijn.

Tsjetsjenen kunnen enkel nog via corruptie aan een paspoort raken. Zonder paspoort is vluchten onmogelijk. Dit stimuleert uiteraard de mensenhandel, waardoor de landen van de Europese Unie geconfronteerd worden met oorlogsvluchtelingen die op illegale wijze de grens zijn overgestoken en vaak illegale papieren bij zich hebben. Het stoppen van de mensenhandel is een van de prioriteiten voor zowel de Europese Unie als de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.

Politiek-militaire factoren

De veiligheid wordt bedreigd door heel concrete gebeurtenissen, zoals de explosies in woonblokken en metrostations in Moskou en in enkele steden in regio’s in het zuiden, zoals Stavropol’skij kraj, Dagestan, Noord-Ossetië, Ingoesjetië, Kabardino-Balkarië. Het is duidelijk dat het geweld zich niet beperkt tot Tsjetsjenië zelf. In de Russische media wordt de betrokkenheid van Tsjetsjenen altijd vermeld en met grote stelligheid bevestigd door gezagdragers, ook als die niet bewezen is. Journalisten en analisten stellen zich vragen over dergelijke beschuldigingen: hoe kon bijvoorbeeld in de zomer van 1999 een groep ‘Tsjetsjeense rebellen’ op drie weken tijd zes explosies plannen en uitvoeren op verschillende locaties in Rusland? Deze terroristische acties halen meestal het nieuws en bevestigen het stereotiepe beeld van de onbetrouwbare en gewelddadige Tsjetsjeen. Dat er Tsjetsjenen bij betrokken zijn, staat vast, maar het aandeel van Russische zijde is ook niet te verwaarlozen. Bronnen bij zowel de veiligheidsdienst FSB, het leger als de politie erkennen dit. Ook de gijzelingsacties in Moskou en Beslan en de afloop ervan hebben de emoties al hoog doen oplaaien, niet het minst bij de Tsjetsjeense bevolking. Op resultaten van onafhankelijke onderzoeken blijft het wachten. Het proces tegen een in Beslan gevangengenomen Tsjetsjeen, Noer-Pasji Koelajev, begint negen maanden na de gijzelingsactie. Hij is de enige overlevende terrorist en zal levenslang krijgen, maar slachtoffers en mensenrechtenorganisaties zijn ervan overtuigd dat de waarheid hiermee geen stap dichterbij komt. De dagelijkse ontvoeringen, martelingen en verkrachtingen door Russische troepen komen enkel voor in rapporten van Human Rights Watch, Memorial of Amnesty International.

Nog op het vlak van veiligheid spelen de chaos en de willekeur binnen het Russische leger een rol. Ondanks het hoge militaire staatsbudget krijgen officieren erg lage lonen uitbetaald, wordt er niet geïnvesteerd in huisvesting of medische zorg voor militairen en van een militaire opleiding is tijdens de dienstplicht zelfs geen sprake, zo blijkt uit vele getuigenissen van afgezwaaide rekruten. De dienstplichtigen krijgen een miezerige soldij. Zij proberen op alle denkbare en ondenkbare manieren iets bij te verdienen: door doorgangsgeld te vragen aan de vele controleposten in de Kaukasus, door wapens te verkopen (ook aan Tsjetsjeense strijders), door de arbeid van dienstplichtigen te verkopen aan bedrijven en zelfs door lijken van omgebrachte Tsjetsjenen te verkopen. Voor een lijk wordt gemakkelijk 2.000 dollar neergeteld. Zo een leger vormt niet enkel een bedreiging voor de eigen bevolking, maar ook voor de buitenwereld. Waartoe is een leger in verregaande toestand van degradatie in staat, zeker als het over kernraketten beschikt?

Ook de uitbouw van de federale veiligheidsdienst FSB baart het Westen zorgen. Medewerkers van de voormalige KGB worden uit de schemering gehaald en op politieke en administratieve posten geplaatst. President Jeltsin heeft met de aanstelling van Vladimir Poetin een soort Trojaans paard binnengehaald. De oorlog in Tsjetsjenië heeft dit mogelijk gemaakt. De gevoelens van angst en onveiligheid worden door deze oorlog aangewakkerd. De overheid antwoordt met de wederopbouw van een politiestaat waar geen plaats is voor persvrijheid of onafhankelijke rechtspraak. Creëert dat meer veiligheid binnen de Europese ruimte?

De economische kant van het conflict

Bij de vraag of het Tsjetsjeense conflict een interne Russische kwestie is, moeten we ten slotte nog even stilstaan bij het economische aspect. Rusland drijft handel met de hele wereld, met als belangrijkste partners de landen van het GOS, de Verenigde Staten, de Europese Unie, China en India. Aardgas en petroleum zijn de belangrijkste exportproducten. Deze export raakt op twee manieren het conflict in Tsjetsjenië: in Tsjetsjenië wordt hoogwaardige olie gewonnen en de oorlog wordt bekostigd met inkomsten uit de gas- en olie-uitvoer. De hoge olieprijzen spelen hierbij Rusland in de kaart. De opbrengst van de in Tsjetsjenië gewonnen olie verdwijnt in de handen van de machthebbers. Het aangestelde en intussen vermoorde hoofd van de Tsjetsjeense administratie, Achmed Kadyrov (door pseudo-verkiezingen noemde Rusland hem ‘president’), had tot 49% van de olie-industrie in handen. Het Russische militaire budget is nog nooit zo hoog geweest als nu. Naast de formele economie is er een hele schaduweconomie ontstaan. Ook daar gaan miljoenen roebels om. Dat is een van de drijfveren voor jongemannen om een militair contract af te sluiten: zij weten dat vechten in Tsjetsjenië geld oplevert. Tegen welke morele prijs?

Financieel gesproken wordt heel veel geld in Tsjetsjenië gepompt. Zo werd in 2003 3,5 miljard roebel gebudgetteerd voor de wederopbouw. Toch blijft het land een ravage. De uitgaven voor defensie stijgen, de uitgaven voor onderwijs en sociale zekerheid dalen. Een van de gevolgen daarvan is dat bepaalde minimale privileges voor zwakke doelgroepen afnemen. Maar zonder deze privileges kunnen bejaarden, gehandicapten en anderen de touwtjes niet meer aan elkaar knopen. Voor de sociale besparingen van 2004 leefde al een derde van de Russische bevolking onder de armoedegrens. De sociale onrust groeit.

Buitenlandse huurlingen en het internationale terrorisme

In de berichtgeving over het conflict en in publieke optredens van Russische functionarissen werd al in de eerste Tsjetsjeense oorlog (1994-1996) melding gemaakt van buitenlandse strijders die vochten aan de zijde van de Tsjetsjenen. Een van de opmerkelijkste figuren was Chattab, een Saoedi die in Afghanistan ook al tegen de Russen vocht. Chattab spoorde voornamelijk Tsjetsjeense jongeren aan om een islamitische strijd tegen het orthodoxe Rusland te beginnen. Het matige succes van zijn campagne is te verklaren door de specifieke structuur van de Tsjetsjeense samenleving en de unieke mengeling van oude tradities en islaminvloeden. Een van de sterkste imperatieven van de Tsjetsjeense ziel is de waarde van vrijheid. Het opleggen van beperkingen die niet passen in de zeden en gewoonten van dit oude volk, verloopt dan ook niet zonder verzet.

Tijdens de regeringsperiode van Aslan Maschadov (1997-1999) werd vooral de jonge generatie wel gevoelig voor de opruiende taal van het ‘wahhabisme’, de in Rusland gangbare term voor een streng en gewelddadig islamisme. Jongemannen worden opgezet tegen hun ouders en familie (en die banden zijn in kleine gemeenschappen als de Tsjetsjeense erg belangrijk) om gehoorzaam te zijn aan de nieuwe leiders. De jongeren waren erg ontvankelijk door hun gevoelens van frustratie: onmacht, gekrenkte trots en woede. Vele jongeren hebben echter de wapens weer ingeleverd toen duidelijk werd dat de wahhabieten geen garantie boden voor een oplossing: een rustig bestaan met kansen op studie, werk en de zo gewaardeerde vrijheid. Dit neemt niet weg dat jongeren er ook vandaag nog voor kiezen om zich aan te sluiten bij de strijders, maar dan uit separatistische overwegingen.

Naarmate de tweede oorlog naderde veranderde het woordgebruik van het Kremlin en sinds de zomer van 1999 werden Tsjetsjenen alleen nog als bandieten en terroristen benoemd. Het Tsjetsjeense leger was een bende criminelen geworden, ministers en parlementsleden werden rebellenleiders en sinds 11 september 2001 beweert president Poetin dat hij strijdt tegen Al-Qaeda (Het Netwerk) in Tsjetsjenië. Russische berichten vermelden buitenlandse inmenging, vooral van moslimlanden als Afghanistan en Saoedi-Arabië, voornamelijk van financiële aard. De waarheid achter dergelijke berichten is erg moeilijk te achterhalen. Zo zien we een grote eensgezindheid tussen Rusland en de Arabische landen tijdens stemmingen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, onder andere over Tsjetsjenië. Daarnaast vluchten Tsjetsjenen niet naar Arabische landen, wat in geval van Arabische steun of verwantschap te verwachten zou zijn. Het is de islamitische landen bovendien duidelijk dat de bevolking in Tsjetsjenië niet (alleen) strijdt om haar geloof, maar (ruimer) om soevereiniteit, gelijke rechten en erkenning als volk.

Dat het conflict voornamelijk gevoed wordt door islamitische, gewapende groeperingen aan de ene kant en het Russische leger aan de andere, staat buiten kijf. Deze islamitische groepen worden echter niet gesteund door brede lagen van de Tsjetsjeense bevolking, al wordt er na de moord op president Maschadov meer over radicalisering gesproken. Mogelijke geldstromen uit Arabische landen, Afghanistan of Turkije zijn moeilijk detecteerbaar. Bovendien komt de meeste informatie daarover van Russische zijde, die er belang bij heeft het conflict in Tsjetsjenië te koppelen aan de internationale strijd tegen het terrorisme. De grootste steun voor de Tsjetsjeense islamitische groepen en het Tsjetsjeense verzet komt tot nader orde uit Rusland zelf!

Vraag om hulp aan de Verenigde Naties

Uniek in dit conflict was de vraag van president Poetin aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om hulp te bieden ten tijde van de gijzelingsactie in de school in Beslan in Noord-Ossetië. Deze oproep werd ingegeven door de vaststelling dat buitenlandse terroristen deelnamen aan de gijzelingsactie en dat Rusland het niet meer alleen aankon. Opmerkelijk is dat op het moment van Poetins oproep nog niets bekend was over de identiteit van de gijzelnemers. Tot op vandaag is die identiteit niet duidelijk. Sjamil Basajev, Tsjetsjeens commandant van een islamitisch geïnspireerde separatistische beweging, heeft twee weken na de gijzelingsactie in Beslan de verantwoordelijkheid opgeëist via een brief die gepubliceerd werd op Kavkaz Center (www.kavkazcenter.com, spreekbuis van de separatistische en islamitische groeperingen in Tsjetsjenië). In die brief vermeldt hij de nationaliteit en het geslacht van de gijzelnemers: 14 Tsjetsjenen, 9 Ingoesjen, 3 Russen, 2 Arabieren, 2 Ossetiërs, 1 Tataar, 1 Kabardiniër en 1 Goeran (waarbij hij uitlegt dat de Goeranen een volk zijn dat leeft aan het Bajkalmeer en dat bijna volledig gerussificeerd is). Berichten van de Russische overheid, van de gijzelaars en andere ooggetuigen, zoals Roeslan Aoesjev (de vorige president van Ingoesjetië en erg gewaardeerd in de Kaukasus) en journalisten, tonen echter aan dat de opsomming in de brief van Basajev niet overeenstemt met de werkelijkheid. Een aantal van de gijzelnemers bleek bovendien in Russische gevangenschap te leven: hoe kan Basajev hen hebben gerekruteerd? Het zinnetje in diezelfde brief over het ontvangen van geld uit Rusland doet ook vragen rijzen over de banden tussen Basajev en structuren in de Russische administratie. De hulpvraag aan de Verenigde Naties werd snel weer opgeborgen.

Zijn er stappen naar vrede?

Verscheidene onderhandelingspogingen tussen Russische en Tsjetsjeense zijde hebben tot op heden geen resultaat opgeleverd. Pas in de zomer van 2000 sprak een Russisch generaal, Viktor Kazantsev, voor het eerst over de noodzaak van onderhandelingen. Voor hem werd duidelijk dat het hier niet meer ging om een antiterroristische operatie maar om een echte oorlog. In juli 2000 bereidde president Maschadov de directeur van de Tsjetsjeense veiligheidsdienst, Toerpal-Ali Atgeriyev, voor om onderhandelingen te voeren met Moskou. Op 28 oktober 2000 kwam Atgeriyev naar Machatsjkala, de legerbasis van de Russen in Dagestan, voor gesprekken. Hij werd onmiddellijk gearresteerd en overleed later in verdachte omstandigheden in de gevangenis.

In 2001 stelde president Maschadov Achmed Zakajev aan om de belangen van Tsjetsjenië te verdedigen in het buitenland. Op dat moment had Moskou gesprekken met Maschadov nog niet uitgesloten. Op 18 november 2001 had Zakajev een gesprek met generaal Kazantsev in de internationale zone van luchthaven Sjeremjetjevo 2 in Moskou. Later bleek dat er op dat moment al een federaal aanhoudingsbevel liep tegen Zakajev.

Na de gijzelingsactie in het Dubrovka-theater in Moskou in oktober 2002 verkondigde de regering Poetin dat gesprekken met Maschadov of Zakajev niet meer mogelijk waren: met terroristen valt niet te praten. De betrokkenheid van de regering Maschadov is echter nooit bewezen. Daarna startte het Kremlin een eigen ‘politiek vredesproces’ op. Zoals al vermeld kondigde Poetin al in 2000 aan dat de strijd was gestreden en dat de Russische troepen alles onder controle hadden. Het duurde nog tot maart 2003 voor een referendum werd georganiseerd om de Tsjetsjeense bevolking een nieuw ontwerp van grondwet te laten goedkeuren. De omstandigheden waarin dit referendum werd gehouden, maakten dat geen enkele internationale instelling de resultaten erkende: mensen werden bedreigd en vermoord en soldaten mochten ook stemmen – om maar een paar schendingen van de regels voor een faire volksstemming te noemen.

Deze maskerade werd voortgezet toen er in oktober 2003 presidentsverkiezingen kwamen, waarbij op voorhand al vaststond dat Achmed Kadyrov zou ‘winnen’. Die stond vroeger in het gewapend verzet tegen Rusland en was moefti van Grozny, maar hij werd overtuigd om de Russische zijde te kiezen. Tegenstrevers als Chasboelatov werden geïntimideerd of met trucs van de kieslijsten gehaald. In de ogen van het Tsjetsjeense verzet was Kadyrov een verrader. Het is nog niet duidelijk wie hem op 9 mei 2004 in het voetbalstadion van Grozny heeft vermoord. In augustus 2004 werden dan nieuwe ‘verkiezingen’ georganiseerd: Moskou had met Aloe Alchanov alweer zijn kandidaat klaar. Deze man staat echter in de schaduw van de nieuwe Tsjetsjeense sterke man van Moskou: Ramzan Kadyrov, zoon van Achmed, en hoofd van de Tsjetsjeense FSB. Iedereen herinnert zich nog het beeld van een in trainingspak gehulde jongeman, die net na de moord op zijn vader onwennig en wat onbehouwen naast Poetin in het Kremlin stond. Ramzan werd hiermee verheven tot Poetins beschermeling. Hij is nog te jong om president te mogen worden (daar moet je volgens de nieuwe Tsjetsjeense grondwet dertig jaar voor zijn), maar de macht heeft hij nu al.

In plaats van een vredesproces op gang te brengen dat naar stabiliteit en veiligheid leidt, is het tegenovergestelde gebeurd: Ramzan is de schrik van alle Tsjetsjenen. Hij ontvoert, moordt en foltert iedereen waarvan hij vermoedt dat die hem niet genegen is. Officieel begint de Russische regering nu ook te verkondigen dat Ramzan Kadyrov een probleem vormt. Is dat voor Moskou een aanleiding voor nog meer militair geweld?

Aan Tsjetsjeense zijde werd ook aan een vredesplan gewerkt, maar dan wel van een heel ander kaliber. In 2002 vond in het kleine Liechtenstein een vergadering plaats waar het vredesplan van Roeslan Chasboelatov (parlementsvoorzitter onder Jeltsin) werd besproken en aangenomen door de aanwezigen: politici, diplomaten, vertegenwoordigers van de OVSE en NGOs, waaronder ook Russen en Tsjetsjenen. Dit ‘Liechtensteinplan’ werd in oktober 2002 ook door het Tsjetsjeense Wereldcongres in Kopenhagen aanvaard als mogelijke uitweg uit het conflict. Het deed ook dienst als basis voor het vredesplan van Iljas Achmadov, minister van Buitenlandse Zaken onder Maschadov, en in 2003 werd het aangenomen door Maschadov zelf. In beide plannen is er sprake van een internationale vredesmacht, die zal helpen bij het uitbouwen van een administratie van de republiek Tsjetsjenië binnen de Russische Federatie, in afwachting van een definitieve oplossing. De Russische regering heeft beide plannen nooit ernstig genomen maar heeft ze afgedaan als nutteloos en van geen enkele waarde.

De dood van president Maschadov, gemeld op 8 maart 2005, lijkt te passen in de politiek van de Russische regering. Het is nog altijd niet duidelijk of dit de zoveelste stap is in een bewust plan of dat het veeleer gaat om een willekeurig proces waarin de Russen afhankelijk van de situatie beslissen over de volgende stappen. Sommigen beweren dat het om een uitgekiend plan gaat, anderen vinden dat moeilijk te geloven. Duidelijk is wel dat het gematigde Tsjetsjeense verzet, ondersteund door de regering van Maschadov, onthoofd is. De vernederende manier waarop de Russische autoriteiten over Maschadov hebben bericht en waarop zij zijn lichaam niet teruggeven aan de familie, hebben bij veel gematigde Tsjetsjenen kwaad bloed gezet. Er valt een radicalisering te verwachten, die zal leiden tot meer geweld en meer slachtoffers.


Besluit

Onze schets van de situatie toont aan dat de gewone burger gebaat is bij vrede, maar dat er ook velen zijn die voordeel halen uit het conflict: machthebbers, militairen, de veiligheidsdienst FSB, industriëlen en handelaars – allemaal hebben ze zo hun eigen belang bij het in stand houden van de oorlog. Het lijkt een harde dobber om al deze belanghebbenden in een onderhandelingsproces te betrekken. Bovendien hebben de hoofdrolspelers in het westelijk halfrond nog geen serieuze poging ondernomen om te werken aan een duurzame oplossing.

We zien vandaag een uitgeputte burgerbevolking in Tsjetsjenië, voor wie veiligheid en rust prioritair zijn. Tsjetsjeense strijders en vluchtelingen in het buitenland streven nog altijd naar onafhankelijkheid, maar die wens is nog nauwelijks hoorbaar in de verwoeste huizen in Grozny. De burgerbevolking in (de rest van) Rusland kan opgesplitst worden in drie groepen: zij die zich informeren en hierdoor ijveren voor een stopzetting van de oorlog (vooral in de grote steden), zij die wel toegang hebben tot informatie, maar om uiteenlopende redenen (economisch, psychisch, sociaal, familiaal) niet geïnteresseerd zijn en zij die geen toegang hebben tot informatie. De laatste categorie vormt de grootste groep. De door de overheid beheerste media spelen in dit alles een grote rol. Uit opiniepeilingen blijkt wel dat de meerderheid vindt dat de oorlog moet stoppen en dat er een politieke oplossing moet worden gezocht. De Russische regering, het parlement, de FSB en het leger (de grenzen tussen deze instellingen zijn intussen erg vaag geworden) houden vol dat het geweld gerechtvaardigd en noodzakelijk is en beweren te streven naar een politieke oplossing. Hun belangen liggen echter ver af van die van de burgers.

Dat alles biedt geen erg hoopvol toekomstbeeld. Het lijkt alsof de Tsjetsjenen veroordeeld zijn tot hun lot: vechten voor hun vrijheid en dat van het land van hun voorvaderen. Zij lijken de gevangenen van hun geboortegrond. Zijn de Russen ook veroordeeld tot de Kaukasus? Gevangen zitten ze in ieder geval wel. Wie heeft de sleutel? Maar zolang er krachten bestaan die streven naar een duurzame oplossing en daarbij rekening houden met de verzuchtingen van de verschillende partijen, is er hoop. Dergelijke krachten vinden we terug in enkele Russische, Tsjetsjeense en westerse NGOs en bij individuele personen. Zij vormen de brug tussen de burgermaatschappij en de politieke wereld. Ooit zal er een einde komen aan dit conflict, dat staat als een paal boven water. Ooit zal de Kaukasus geen gevangenis meer zijn, maar een zalig oord om te vertoeven!

Annemarie Gielen studeerde Oost-Europese Talen en Culturen aan de KUL, aangevuld met een opleiding Internationale Betrekkingen. Tijdens haar werk bij Pax Christi Internationaal maakte zij kennis met de NGO Soldatenmoeders van Sint-Petersburg, waar zij in 1997 een half jaar heeft gewerkt. Sindsdien is zij erg nauw betrokken bij de problemen in het Russische leger en in de Russische maatschappij, en bij het conflict in Tsjetsjenië. Sinds 2002 werkt zij op het kantoor van Pax Christi Vlaanderen als verantwoordelijke voor de regio Oost-Europa.
annemarie.gielen@paxchristi.be

De titel van dit artikel is een verwijzing naar het gedicht Gevangene van de Kaukasus van Aleksandr Poesjkin (1799-1837) en de gelijknamige film Kavkazkij plennik (1996) van Sergej Bodrov.
(auteur)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.