God is eenheid, geloven is geven en nemen

Er is in Europa en in Noord-Amerika de afgelopen decennia hard gevochten om God de Vader om te bouwen tot God de Moeder. Tevergeefs. Toch groeit het besef dat het vrouwelijke een cruciale rol zal spelen in het geloof van de komende eeuw. Die overtuiging wordt in toenemende mate gedeeld door vrouwen én mannen, christenen én moslims, jong én oud. Omaima Korz-Noor zit op heel wat kruispunten tegelijk. Zelf is ze in Egypte geboren, maar ze woont in Nederland. Ze is sociologe, maar ook islamkenner. Ze is een vrouw, maar voldoet in niets aan het cliché dat over islamitische vrouwen de ronde doet in het Westen. Een geknipte gesprekspartner, dachten wij, om door te bomen op de vrouwelijke religiositeit van de toekomst.
Nog voor ik in Venlo aanbel bij Omaima Korz-Noor, hoor harde woorden vallen aan de andere kant van de deur. Omaima’s moeder laat me binnen en weet geen blijf met de situatie. Ze probeert de situatie te redden door over van alles en nog wat te praten. Ik bewonder ondertussen alle islamitische kalligrafische kunstwerken in de kamer en doe alsof ik de man niet hoor. ‘Neemt u het hem niet kwalijk, maar mijn man is kwaad omdat ik hem net verteld heb dat ik de dokter heb geroepen, alhoewel hij het mij uitdrukkelijk heeft verboden. Zie je, mijn man is terminaal ziek. Hij heeft maag- en slokdarmkanker’, verontschuldigt Omaima haar man, als ze na een poosje bij ons komt zitten. Het verrast me hoe rustig en sereen ze dat zegt. Zeker omdat Omaima op het punt staat om voor een tweede maal een echtgenoot te verliezen. Haar eerste echtgenoot, een gevechtspiloot bij de Egyptische luchtmacht, verdween tijdens de eerste dagen van de Jom Kippoeroorlog tegen Israël in 1973. De eenentwintigjarige Omaima bleef toen achter met een kind. In tussentijd studeerde ze in Caïro af in sociologie en rondde ze nog een postacademische tweejarige opleiding islamologie af in 1976. Op haar drieëntwintigste trouwde ze met een Nederlander en verhuisde ze naar hier. Die man, met wie ze intussen bijna een kwarteeuw samenleeft, staat op de rand van het nieuwe millennium dus oog in oog met de dood. Ons gesprek over de toekomst van het geloof kreeg zo een heel andere wending.

Wat betekent uw geloof nu u weet dat uw man terminaal ziek is?

‘Mijn man heeft me gezegd dat hij geen verdere behandeling wil als zijn toestand kritiek wordt. Ik heb me daar suf over gepiekerd, want mijn geloof zegt mij dat je de hoop nooit mag opgeven en dat je alles moet blijven proberen. Maar anderzijds vraagt mijn man mij om zijn wens te eerbiedigen. Dat is zo’n verschrikkelijke gewetensvraag. En eerlijk gezegd weet ik niet hoe ik daarmee moet omgaan.’

U houdt zich ontzettend kranig. Doet het besef dat hij u gaat verlaten dan geen pijn?

‘Mijn hart bloedt doordat ik weet dat hij binnen afzienbare tijd niet meer in ons midden is. Maar ik huil niet openlijk omdat mijn man niet wil dat we huilen. Zijn wens is dat alles zo normaal mogelijk verloopt. Ik hou me ook sterk omwille van mijn moeder. Die heeft al zoveel ellende meegemaakt dat ik niet wil dat ze mij ziet huilen. Zo heeft ze een paar jaar geleden op één dag de vrouw van mijn broer, zijn drie kinderen en zijn schoonmoeder verloren toen een flatgebouw in elkaar stortte in Egypte. Ze was erbij toen ze hun lijken van onder het puin haalden. Het is dan zéér gemakkelijk om te twijfelen aan de wil van Allah. Ik wil niet in dat doodlopende straatje terechtkomen. Want ik weet dat mijn eerste echtgenoot en mijn familie allemaal het slachtoffer zijn geworden van de hebzucht of de nalatigheid van andere mensen.

Nu ik opnieuw geconfronteerd wordt met de dood, ben ik er toch van overtuigd dat we elkaar zullen weerzien. Tegelijkertijd ga ik ook door een ontkenningsfase. De ontkenning is zo sterk dat ik het een ‘rahma’ zou noemen: een uiting van de liefde van Allah. Alsof Allah mij met zijn Liefde wil beschermen tegen het afschuwelijk besef dat mijn man gaat sterven. Ik kan zijn heengaan, zijn nakende dood gewoonweg niet bevatten. Dat had ik bij mijn eerste man ook. Toen bleven we twee maanden zonder nieuws. Pas daarna kregen we het bericht dat hij dood was. Je kan je voorstellen welke hel we hebben doorgemaakt. Ik had geen afscheid kunnen nemen en zonder stoffelijk overschot heb ik hem zelfs geen waardige begrafenis kunnen geven. Niets. Maar ‘al-hamdoelillah’ -God zij geloofd- gelukkig kon ik terugvallen op mijn geloof, anders was ik gek geworden. De enige zekerheid die ik had, was dat hij genseuveld is in de strijd voor zjin land en dat wie als martelaar gestorven is, regelrecht in het paradijs terechtkomt.’

Vraagt u zich nooit af waarom u dit overkomt?

‘Ik probeer mijn eigen situatie altijd te bekijken in het licht van wat andere mensen meemaken. We moeten God trouwens niet altijd de schuld geven van ziekten, oorlogen, vergiftigd voedsel of milieurampen. Ik ben dankbaar voor de kans die ik nu krijg om afscheid te nemen en put mijn kracht uit soera Al-Kahf (soera 18), de soera over de profeet Mozes. (Soeras zijn verzen uit de Koran, nvdr) Dat is een heel mooi verhaal. De boodschap van deze soera is dat je nooit mag twijfelen aan de bedoelingen van God en dat je geen oordeel kan vellen over mensen of toestanden door alleen naar de buitenkant ervan te kijken. Moet ik God verwijten dat hij mijn eerste man heeft afgenomen en nu mijn tweede echtgenoot tot zich wil nemen? Nee, dat wil ik niet. De reden waarom iemand ziek wordt, een ongeluk heeft of sterft, is is altijd een gevolg van een andere handeling of gebeurtenis. Wij zullen ook nooit achterhalen waarom God zulke dingen laat gebeuren. Wij kunnen alleen proberen Gods wijsheid te begrijpen. Daarom kunnen we ook niet twijfelen aan God.’

Wilt u daarmee zeggen dat u nog nooit getwijfeld hebt aan God of zijn bedoelingen?

‘Natuurlijk wel. Tijdens mijn studententijd was ik atheïst. Maar niet voor honderd procent. Diep in mijn hart wist ik wel dat er een kracht van liefde moest zijn. Alleen begreep ik niet waarom er zoveel dingen fout liepen in de maatschappij. Die ‘waarom’ vraag overheerste mijn leven en doet dat ook vandaag nog. Mijn redding -want zo zie ik het- kwam vanuit mijn hart en mijn verstand. Gevoelsmatig was snel opnieuw overtuigd van het bestaan van een god en intellectueel trok ik mezelf over de streep.’

Omaima duwt tegen twee kleine, marmeren piramiden die naast elkaar op de salontafel staan. Ik denk in eerste instantie dat ze in gedachten verzinkt en begint te mijmeren over leven en dood, God en geloof. Maar dan neemt ze de draad van haar verhaal weer op. ‘Ik dacht: ‘Als ik nou de eerste piramide duw tegen de tweede piramide, dan beweegt zowel de eerste als de tweede piramide. Van hieruit zie ik wel dat de eerste piramide beweegt, maar niet hoe de tweede beweegt. Het gaat om actie en reactie. Dat is voor mij de aanleiding geweest om te geloven dat er een god bestaat. Want zowel in de natuurwetenschap als in de sociale wereld is er voor elke actie een reactie. Het is als met een steen die je in een vijver gooit en die kringen veroorzaakt: je weet niet waar die rimpels naartoe gaan. We kunnen niet altijd weten tot hoever de reactie reikt. In de islamitische kunst zie ik precies dezelfde ideeën en uitgangspunten weerspiegeld.’

Actie en reactie in de islamitische kunst?

Ze neemt een prachtig houten Arabesk-ontwerp dat ingelegd werd met parelmoer. ‘Dit ontwerp is voor mij een weergave van de essentie van de wereld. Het is opgebouwd vanuit een middelpunt. In dit middelpunt komen alle idealen bijeen. Ik noem dit middelpunt, dat mennelijk en vrouwelijk tegelijk is, Allah, anderen noemen het God, nog anderen houden het op principes. Deze idealen vind ik terug in wat de islam ‘de 99 mooiste namen van Allah’ noemt, waaronder eerlijkheid, genade, rechtvaardigheid, tederheid, vriendelijkheid en moed.’

Omaima pikt uit de lange lijst van 99 namen uitgerekend de meest vrouwelijke kenmerken van God. Niet toevallig, wellicht, voor een vrouw als zij die al zo veel en zo vaak beproefd werd.

‘Alle culturen en religies geloven in deze idealen en putten er hun inspiratie en hoop uit. Dat komt omdat het samenstromen van die idealen ons in staat stelt uit te stijgen boven ons eigenbelang. Vanuit die Ene, volmaakt mannelijk-en-vrouwelijke God, is tweeheid geboren: hemel en aarde, man en vrouw, zon en maan. Elk deel van zo’n tweeheid is complementair voor het andere deel. Door elkaar te weerspiegelen vormen ze samen een volmaakt geheel. De ene helft kan zonder de andere helft geen evenwicht bereiken. Elk heeft zijn eigenheid, kennis, deskundigheid en kracht. Maar de afzonderlijke elementen moeten wel beseffen dat ze elkaar nodig hebben. Elkeen moet de kans krijgen om zijn of haar plek te benutten en moet tegelijkertijd de andere zijn of haar eigen plek gunnen. Meer nog, de elementen moeten elkaar stimuleren om deze eigenheden ten volle te laten groeien. Als schijnbaar tegengestelde elementen samenwerken zonder achterdocht maar vanuit een besef van aanvulling, dan kunnen ze een krachtige eenheid vormen.’

Ik duizel bijna van het heen en weer lopen van de woorden en gedachten van deze vrouw die kennis van recht en mystiek weet te combineren. Ze gaat met haar vingeres voortdurend over en weer op de houten Arabesk, maar ik weet nog niet waarom dit kunstwerkje erbij werd gehaald.

‘In deze context is geven en nemen dan ook belangrijk. Dat blijkt uit de lijn die de ene keer boven de andere lijn gaat en een andere keer eronder. Je kunt onmogelijk van iemand verwachten dat hij of zij voortdurend kan blijven nemen zonder te geven en andersom. De basis van een gezond bestaan is daarom de uitwisseling van krachten en deskundigheden.

Als je de helft van een domein of een groep wegdenkt, dan verstoor je het evenwicht van het geheel. Als dat in de samenleving gebeurt -doordat één groep veel meer kansen krijgt dan andere groepen- dan worden de symmetrie en het evenwicht verstoord en ontstaat er chaos.

Dit lijkt meer op een meditatie dan op een wettische benadering van geloven.

Het is als een steen die je in het water gooit. Hierdoor ontstaan rimpelingen en cirkels op het water, maar je weet niet waar die cirkels uitdijen. Dat is voor ons onzichtbaar. Nochtans zijn wij daar ontzettend nieuwsgierig naar en het liefst zouden we ook het onzichtbare beheersen. Alleen is ons denkvermogen hiervoor beperkt. De confrontatie met verlies en lijden maakt dat geloof anders, maar zeker niet zwakker. Soms vraag ik me wel eens af waarom al de mensen in mijn omgeving gestorven zijn. Ik heb het gevoel dat ik een mes ben dat geslepen wordt. Ik kan me blijven pijnigen met indiens en misschiens: ‘indien dit niet was gebeurd, dan misschien…’. Maar ik hou me bewust niet bezig met die vraag naar het onbekende. Dat vind ik zonde van mijn tijd. Intussen lijd ik wel enorm. Het mes wordt geslepen en wordt scherper. Door pijn word je rijper, als je dat wilt. Je wordt ook gedwongen om dieper na te denken.’

Het leven wordt er, met andere woorden, niet zinloos door?

‘Ik heb geleerd dat ik alleen maar naar mijn inzet moet kijken en niet naar het resultaat. En dat is precies wat islam is. Ik heb geleerd om mij alleen bezig te houden met de inzet ten aanzien van mijn werk, ten aanzien van mijn medemens en ten aanzien van mijn milieu. Dat is voor mij de ‘jihad an-nafs’, mijn persoonlijke jihad of strijd. Dat is mijn dagelijkse, persoonlijke inspanning. Daarmee moet ik me bezighouden en of het mij nu lukt om een goede baan te krijgen of een belangrijke positie in deze maatschappij te bereiken, is van geen tel. Het resultaat is niet meer zo belangrijk en ik hoef mij niet meer kapot te werken om mij trots te voelen. Daar ligt het principe van ar-rida of tevredenheid. Ar-rida is één van de mooiste gradaties in de islam. Er is een vers dat zegt: ‘Allah is tevreden over hen en zij zijn tevreden over Hem.’ Voor mij is dit het summum van islam. Want wie zijn wij om tevreden te zijn over Allah? Wij betekenen toch niets. En toch zegt Hij dat wij ook tevreden zijn over Hem. Op het moment dat wij als mensen, hoe nietig wij ook zijn, tevreden kunnen zijn over Allah, dan hebben we vrede met onszelf. Dan hebben we innerlijke vrede. En innerlijke vrede geeft je oneindig geluk. Of je nu heel rijk bent of heel arm. Of je nu de hele wereld in je bezit hebt of gewoon niets.’

Is innerlijke vrede mogelijk binnen de resultaatgerichte maatschappij waarin we leven?

‘Wij moeten onze waarde niet laten bepalen door onze positie in de maatschappij. Ik moet mijn eigenwaarde niet halen uit de waardering die ik krijg van mensen, maar uit mijn eigen maatstaven. En die maatstaven liggen nu juist in de overtuiging dat je je heel intens en eerlijk moet inspannen en de rest in de handen van Allah moet leggen. Of je daar nu directeur mee wordt of je krijgt plotseling een ziekte, accepteer het en wees er gelukkig mee. Zo zegt de profeet Mohammed: ‘Allah houdt van mensen die hun werk goed doen.’ Dat is toch perfect verenigbaar met de geldende tendensen het Westen. De fout in heel wat islamitische landen is juist dat daar het werk maar half wordt gedaan en dat de uitdrukking ‘ma’lish’ -wat hetzelfde betekent als ‘maak je niet druk’- het dagelijkse leven overheerst. Dat is gewoon rampzalig. Daardoor boert de islamwereld steeds achteruit. Knokken voor kwaliteit betekent echter niet dat de normen van de samenleving belangrijker worden dan je eigen principes en innerlijke vrede. En dit is niet alleen een zaak van een juist begrepen islam. Het heeft te maken met wat de mens tot mens maakt. Jouw innerlijke vrede leidt tot je lichamelijke gezondheid en is ook de vrede en het geluk van de mensen om je heen.’

Neemt u er vrede mee dat uw man stervende is?

‘Het is niet aan mij om er vrede mee te nemen, maar aan mijn man. Hij gaat zeer moedig om met zijn ziekte. ‘Iedereen heeft een begin en een einde’, zegt hij. Ik probeer het zo aangenaam mogelijk voor hem te maken. Heel subtiel. Met kleine gebaren probeer ik de momenten te bekleden. Ik koester ook elk moment met hem. Ik tracht van elke minuut te genieten en heel eerlijk tegen hem te zijn. Zo heb ik hem heel eerlijk gezegd dat ik de dokter heb gebeld, ook al ging dit in tegen zijn uitdrukkelijke wens. Weet je, bij mijn eerste echtgenoot heb ik geen afscheid kunnen nemen. Ik was eenentwintig jaar en had een kind. Wat wist ik eigenlijk van de dood? Nu is het anders. Nu maak ik alles bewust mee en bewandelen we samen de weg die ons gegeven is. Ook in het geloof zijn we nader tot elkaar gekomen. Mijn man heeft zich bekeerd heeft tot de islam. Onlangs heb ik hem gevraagd of hij -al was het alleen omwille van zijn moeder- een begrafenismis wou in de kerk. ‘Ik wil op de simpele manier van de moslims gewassen worden en op islamitische wijze begraven worden’, was zijn antwoord. Hiermee bewees hij voor mij dat hij een echte moslim is. Zo bespreken we ook hoe het zou kunnen zijn als we elkaar in het hiernamaals zouden tegenkomen. We hebben ook een kleinzoon van een half jaar oud en dan zegt mijn man: ‘Zul je goed op hem passen voor mij?’ Dan antwoord ik: ‘Zul jij daarboven over ons waken?’ Eigenlijk zijn dit toekomstgesprekken, want ik weet dat het niet afgelopen is tussen ons. Lichamelijk zal hij niet meer aanwezig zijn, maar ik denk dat hij geestelijk zeer nabij zal zijn. Als God het wil.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.