Groot-Brittannië krijgt toorn van VN over zich

Het rapport werd opgesteld door speciaal VN-rapporteur van de mensenrechtencommissie Martin Scheinen en komt tot de conclusie dat het verplaatsen van internationale terreurverdachten door de VS enkel mogelijk kon zijn door middel van hulp van bondgenoten.
Andere bondgenoten die naast Groot-Brittannië in het rapport vermeld werden, zijn Bosnië-Hercegovina, Canada, Kroatië, Kenia, Indonesië, Georgië, Macedonië en Pakistan. Deze landen wisselden informatie uit met Amerikaanse veiligheidsdiensten of hielden zelf verdachten vast tot zij door de VS werden overgebracht naar niet-erkende buitenlandse gevangenissen of opsluitingscentra van de CIA, de zogenaamde ‘black sites’.

 Actief of passief 

‘Actieve of passieve medewerking door landen aan het verhoor van personen door een ander land is strafbaar als het land in kwestie wist dat de ondervraagde het risico van marteling of een andere verboden behandeling zou lopen’, zegt het rapport.
In dit verband zou Groot-Brittannië en enkele andere landen ondervragers hebben gestuurd naar Guantanamo Bay met de toelating dat martelingen en mishandelingen werden uitgevoerd.
Ten slotte waarschuwt het rapport dat de onjuiste informatie die uitgewisseld werd tussen geheime diensten kan leiden tot de opsluiting van onschuldige verdachten.

Aarde wordt heet onder Britse regering

Het VN-rapport zal op de Algemene Vergadering worden voorgelegd en dient als een pressiemiddel tegen de Britse regering. De VN steunt hierdoor mensenrechtenorganisaties en oppositieleden die eerder al uitdrukkelijk vroegen om de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie naar de betrokkenheid van de Britse staatsveiligheid in de omstreden Amerikaanse overdrachten van CIA-gevangenen.
‘De regering zal goed voorbereid moeten zijn om deze serieuze beschuldigingen van marteling en opsluiting te beantwoorden’ zegt Brits schaduwminister van Staatsveiligheid Pauline Neville-Jones. ‘Constante beschuldigingen die niet beantwoord worden door de regering beschadigen het land en ondermijnen de geloofwaardigheid van de stellinginname van de regering dat deze praktijken noch uitgevoerd werden noch toegelaten worden.’