Het belang van het nieuws

Er zijn meer kranten en weekbladen, meer tv-zenders en meer radioprogramma’s dan ooit tevoren. Zijn wij dan met z’n allen ook beter geïnformeerd dan vroeger? Neen. Want samen met de groei van het aanbod, werd informatie ook gereduceerd tot koopwaar. Een omslagverhaal over rijzende mediasterren en dalende publieksbelangstelling. En over de prijs die we voor dit alles betalen.
Nog geen kwartier na het tragische ongeval van Lady Diana Spencer ging CNN in de ether voor een uitzending van 24 uur over de prinses van Wales. Ook bij ons overspoelden radio en tv het kijk- en luisterpubliek met ‘nieuws heet van de naald’, gevolgd door een onuitputtelijke waaier flash-backs uit het leven van Diana. De rekken in de kiosken puilden die bewuste begin september uit met extra bijlagen en fotokaterns, want ‘a lady died’. Het nieuws over de meer dan driehonderd Algerijnen die in die dagen vermoord werden, verdronk in de zee van beschouwingen over het Britse koningshuis en de losgeslagen emoties van het publiek. De prinses verkocht immers beter dan alweer een lading lijken uit Algiers.

De indringende invloed van de commercialisering in de mediasector is in het Zuiden al geruime tijd tastbaar aanwezig. Grote concerns, beheerders van radio- en tv-stations, zijn de huiskamer binnengedrongen en gijzelen de geesten van kijkers en luisteraars met instantinfo en culturele uniformiteit. Wie tegen die stroom probeert in te roeien, moet heel sterke armen hebben en loopt wel eens gevaar voor zijn leven. Ook bij ons wordt hoe langer hoe duidelijker welke de gevolgen van die commercialisering zijn. Je ziet, hoort of leest het in wat ons als nieuws en informatie wordt aangeboden.

‘De journalist is vandaag de waakhond die de politici in het oog moet houden’, schrijft KUL-politoloog Luc Huyse. Nu de ontzuiling is doorgezet, ziet Huyse meer ruimte vrijkomen voor de pers. Politiek en gerecht zijn bovendien in discrediet geraakt en in dit nieuwe kader zijn journalisten vandaag de bewakers van de democratie. Dat gebeurt volgens Huyse door de problemen op tijd te signaleren, door te verhinderen dat de agenda van politici en die van de publieke opinie uiteenlopen, door schandalen aan te klagen en van de bevolking wakkere burgers te maken. Een nobele taak en tegelijk een hemelsgrote uitdaging. Maar functioneert de pers ook zo? Heeft de journalist de ruimte om die taak uit te oefenen? Of zijn er andere krachten in het spel die goeie journalistiek in het gedrang brengen?

DE MENING VAN MIEL

Miel Dekeyser was bijna veertig jaar lang verbonden aan de nieuwsdienst van de Openbare Omroep. Een vijftal jaren geleden ging hij met pensioen. Vandaag vult hij zijn dagen met het bekijken van minstens twee films per dag, voor de selectie van ‘De Keuze’: reportages die aansluiten bij de actualiteit, ingekleed zijn in herkenbare ‘human intrest’verhalen, en liefst een historische uitwerking bevatten. Hij voelt zich, met de ruimte die hij krijgt voor dit programma, een beetje bevoorrecht in de BRTN. De jongste verschuivingen in het medialandschap volgt Dekeyser enigszins van op afstand en dat levert gemengde gevoelens op.

‘Aan de Witte Mars heb ik me niet wit maar blauw geërgerd’, reageert hij, wanneer ik hem vraag naar zijn beoordeling over de rol van de pers in de Dutroux-affaire. ‘Wij moesten er allemaal bijzijn, toen in Brussel, want daar maakte het Belgische volk geschiedenis. De mensen mochten op straat komen, hun frustraties ventileren, hun woede afreageren. En dat was het dan.’ De pers, die het evenement mee mogelijk had gemaakt, had enkel gediend voor reclame rond de hele zaak. Met informatie had dat alles absoluut niets meer te maken, vindt Dekeyser. ‘Trouwens, in de hele affaire Dutroux weet ik niet of de pers geholpen heeft om de waarheid aan het licht te brengen. Zonder vragen te stellen worden ons de meest tegenstrijdige versies opgediend. Intussen zie je de apathie van de mensen voor het onderwerp groeien.’

Niet dat Dekeyser de binnenlandjournalisten iets wil verwijten. ‘Het is uiterst moeilijk om in bepaalde circuits aan informatie te geraken. Als journalist stoot je vaak op hermetisch gesloten circuits. We denken vaak dat we zwaar wegen, maar eigenlijk zijn we maar pluimgewichtjes.’

Toch ziet Dekeyser een positieve evolutie in de manier waarop het nieuws aangeboden wordt. ‘Veertig jaar geleden,’ zo herinnert Dekeyser zich, ‘bestond een goed deel van een nieuwsbulletin uit het voorlezen van droge communiqués van regering, vakbonden of belangengroepen, in een taal die het publiek absoluut niet aansprak. De inspanningen om naar een aangename insteek en gepast beeldmateriaal voor de betreffende nieuwsitems te zoeken, zijn in die zin beslist een kwalitatieve verbetering.’ Toch werpt die evolutie, zoals ze zich manifesteert, een aantal vragen op. Wordt de keuze van die items bijvoorbeeld niet al te vaak bepaald door het beschikbare beeldmateriaal? Wordt het buitenlands nieuws op radio, tv en in de kranten, niet steeds meer verengd tot onze eigen, vertrouwde omgeving, hoogstens opengetrokken naar enkele aandachtspunten die hoog op de internationale agenda staan? Dekeyser aarzelt. ‘De mensen kunnen niet méér verwerken. Dat ligt niet aan de persbureaus, niet aan de lezers of kijkers maar is een gevolg van de globalisering. Wij kunnen onmogelijk alle politieke, economische en sociale ontwikkelingen van over heel de wereld volgen. Gebeurtenissen die een directe link hebben met ons eigen land of human intrestverhalen die inhaken op onze eigen situatie kunnen dat verre nieuws nog wat verteerbaar en aantrekkelijk maken’. Dat aantrekkelijk maken moet dan wel goed bewaakt worden, waarschuwt Dekeyser. In die zin ziet hij dat ook onze Vlaamse media meegezogen worden in populariteitsspiraal. ‘We maken allemaal deel uit van de concurrentielogica. Die kan ons helpen om het geheel nog beter te maken, maar we kunnen ons ook allemaal naar beneden haasten. Naar het gemakkelijke, het eenvoudige, het emotionele. Nog meer bloot, seks en sensatie. De media zijn wereldwijd gedegenereerd, de tv op kop, omdat alles al getoond is. Alle krokodillen zijn gefilmd, alle slangen, alle vissen, alle eekhoorns. Alle spelletjes zijn al gespeeld. We zijn oververzadigd en dat werkt onverschilligheid in de hand. Bovendien merk je ook een afkalving van het intellectuele niveau. Alles moet fastfood zijn. We hebben nog een tijd geprobeerd om vast voedsel te geven, maar je wilt natuurlijk dat er ook naar je programma gekeken wordt. Het nieuws is nog het enige dat altijd nieuw is. Panorama moest inkrimpen.Ter Zake, waar we twintig jaar hebben moeten om bedelen, hebben we behouden. We leveren een achterhoedegevecht in de hoop dat het een voorhoedegevecht wordt. We gaan door een dieptepunt en de massa gaat daarbij niet vrijuit. De media geven aan de overdreven hang naar seks en sensatie toe, omdat iedereen wil overleven. Wellicht moeten we nog meer door de goot, voor we terug bij een rivier komen. Voor er nieuwe, frisse ideeën ontstaan.’

DE STRIJD OM DE CIJFERS

Sinds begin september wordt de rivaliteit tussen BRTN, VTM en TV4 op zijn scherpst gespeeld. ‘De concurrentie is heviger dan ooit, zo hebben we het graag’, verklaarde Eric Claeys, de nieuwe directeur-generaal van VTM begin augustus. ‘We zijn right on target’, klonk het uit de mond van VT4-baas Carlo Gepts. ‘We willen het eerste en het volledigste net voor de Vlaamse kijker zijn’, vond Bert De Graeve. Of heel die concurrentieslag de berichtgeving ten goede komt, is maar zeer de vraag. Oud-Panojournalist Paul Muys vindt alvast van niet. ‘Door de druk van de kijkcijfers worden al te vaak conclusies getrokken op basis van ongecontroleerde gegevens. In plaats van duidelijkheid te verschaffen, verspreidt men misverstanden en doet men aan simplificatie. In plaats van te informeren, desinformeert men.’ Ook Dirk Sterckx, chefnieuws van de BRTN, treedt die mening volmondig bij. ‘De concurrentie dwingt je dingen te doen die niet automatisch de kwaliteit van je programma’s verhogen.’ In Latijns-Amerika verwoordde de bekende schrijver Eduardo Galeano deze kritiek in de term ‘incommunicatie-middelen’: media die een grote groep mensen kritiekloos dwingt in de pas te lopen, naar de wens van een kleine groep machthebbers. Gebrek aan kritische en diverse informatie, aan ruimte voor echte communicatie, zou van de geglobaliseerde wereld wel eens een getotaliseerde wereld kunnen maken.

De Belgische dag- en weekbladpers ontkomt evenmin aan de concurrentiewoede. Voor de gunst van de lezers en de adverteerders moet er tegenwoordig geknokt worden. De klemtoon ligt niet langer op de redactionele maar op de commerciële competitie. Terwijl men elkaar in de jaren zeventig vooral op het inhoudelijk-redactionele en politiek-ideologische vlak de loef afstak, is vandaag alle aandacht gericht op marketing en promotie. Extra bijlagen, themanummers en speciale katerns puilen de rekken en de brievenbussen uit, want iedereen wil zijn doelgroep het best bedienen.

Het belangrijkste land

Met het oog op die nieuwe doelstelling, is de uitgeverswereld grondig geherstructureerd.

Jörgen Oosterwaal, Humojournalist en mediadeskundige, trekt enkele duidelijke lijnen in dat medialandschap. ‘Een krant wordt hoe langer hoe meer beheerd door een centrale desk van mensen die bepalen wat er in het blad komt. Eén centraal commando dat het voor het zeggen heeft. Vroeger was een hoofdredacteur van een krant een meneer. Nu werkt die gewoon in opdracht van het beheer. Als het goed gaat, wordt die opgehemeld, in slechte tijden is hij de kop van jut. Dat hebben we gezien bij Le Monde, maar ook bij Het Laatste Nieuws en Het Belang van Limburg.’ De journalist wordt in dit nieuwe panorama een volgzame werknemer in het bedrijf. ‘Gegeerde journalisten zijn jonge mensen met een vlotte pen, maar die vooral niet moeilijk doen, niet te veel vragen stellen en liefst niet te veel achtergrond hebben. Mensen die bereid zijn overal naartoe gestuurd te worden en te berichten waarover iedereen bericht’. Niet de kwaliteit van de stukken primeert, maar het juiste moment.

Het nieuws is een consumptieartikel geworden en zowat alle media proberen hun marktaandeel met dezelfde trucjes te vergroten. Het belangrijkste land is het binnenland. Internationaal nieuws verdwijnt of wordt tot minimale proporties herleid. Oosterwaal: ‘Buitenlands nieuws wordt weinig gelezen, dus krimpt men de ruimte voor die bladzijden in en verschuift ze naar achteren. Krantenredacties, zoals die van De Morgen, stofferen hun buitenlandbijdragen via internationale persagentschappen en copyright op enkele buitenlandse kranten, veel minder door het zelf contacteren van buitenlandcorrespondenten. Buitenlandnieuws is tweedehandsnieuws.’ Sommige kranten, zoals de Gazet van Antwerpen, hebben hun buitenlandredactie gewoon afgeschaft. ‘Die tendens was het eerst zichtbaar in de grote publiekskranten, zoals Het Laatste Nieuws, maar zet zich nu ook door in de kwaliteitskranten. Die spelen immers ook in op het voyeurisme in ons.’ Faits divers zijn even belangrijk of belangrijker dan politiek-institutioneel nieuws. De actualiteit wordt versimpeld en in een cocktailvorm gegoten: een bodempje feiten, aangelengd met een snuifje sensatie, een mespuntje seks en een eetlepel gesjoemel. De hoeveelheden variëren naargelang het persorgaan, een kwalitatief hoogstaand of een volks. Een crisis betekent kassa. Hoe meer emoties hoe meer lezers, hoe meer lezers hoe meer winst.

Naarmate de media meer geld moeten opbrengen, worden er ook meer studies gemaakt en meer onderzoek verricht naar de manier waarop dat het best kan gebeuren. Al de wijzigingen in opmaak en inhoud van kranten, net als die in programmering en opzet van tv-uitzendingen zijn geen toeval maar het resultaat van een bepaalde strategie die maar één doel voor ogen heeft, namelijk verkopen. De commerciële media weten veel beter dan de politieke partijen en de vakbonden wat er bij de mensen leeft. Oosterwaal: ‘In de tijd van de verzuiling indoctrineerde men mensen in mindere of meerdere mate. Door voor een bepaalde krant te kiezen, wist je vooraf duidelijk binnen welk ideologische kader je je bevond. Nu zwepen de media mensen op. Waarom? Om ze in de juiste stemming te brengen. Om te kopen en te consumeren, niet om inspraak te hebben of een eigen mening te vormen.’

De toepassing van deze regel leidt tot de mediaparadox van de jaren negentig: hoe meer actualiteitenprogramma’s op radio en televisie en hoe dikker de kranten, hoe schraler het nieuwsaanbod. ‘Het krijgt allemaal wat de diepgang van een surfplank’, vindt Oosterwaal. Door de overvloed vermindert de invloed. Veel oppervlakkig en vluchtig geschrijf en weinig achtergrondanalyse. De Venezolaanse mediadeskundige Alfredo Keller is verontrust over dit fenomeen. Door de overvloed die ons overspoelt en door het gebrek aan verbanden en analyses, dreigt alles waarop we zitten te kijken en te luisteren het statuut te krijgen van één groot spektakel. Een vreemde werkelijkheid waaraan we geen deel meer hebben. Het vermogen om een eigen mening te vormen en vat te krijgen op de gebeurtenissen, raakt zo afgestompt, vreest hij.

Het scheppen van iconen

Objectiviteit is als doelstelling in de huidige trend volledig zoek geraakt. In een tijd waarin het duidelijk is dat er niet één maar verschillende waarheden zijn, nemen ook de media genoegen met ‘een bepaalde benadering van die werkelijkheid’. Die bepaalde benadering moet mensen de nodige elementen geven om zelf een mening te vormen. Moet een journalist een boodschap brengen? ‘Neen’, vindt Oosterwaal. ‘Soms spreekt die gewoon uit de feiten, zoals in het geval van echte goeie onderzoeksjournalistiek. Dan gaat de lezer uit zichzelf vinden dat er iets aan die wantoestanden moet gebeuren.’ Vaak gebeurt echter het omgekeerde en bewerken de media de mensen zodanig dat ze in actie komen. Oosterwaal wijst in dit verband naar de Witte Mars en de Witte Comités. ‘De pers is een goede bondgenoot om iets of iemand groot te maken. Ze is echter ook een onbetrouwbare bondgenoot, want wanneer ze je niet meer kan gebruiken, kan je zelfs aan de straatstenen je boodschap niet meer kwijt.’

Objectiviteit, bekeken vanuit het standpunt van commercie of entertainment, is immers saai en strookt niet met de doelstelling de lezer te behagen. Welke dimensies een bepaalde gebeurtenis door ondersteuning van de media kan krijgen, hebben we zopas kunnen zien bij de dood van Diana Spencer. De hoofdredacteur van het Britse weekblad The Economist wijst in dat verband op de verschuiving in het begrip ‘held’. Vroeger was een grote figuur iemand die iets buitengewoons verwezenlijkt had. Nu is een grote figuur iemand die naam heeft. En een naam maak je vandaag bij voorkeur via de media. Zij leveren de iconen waaraan onze cultuur zich ophangt: mensen die in al hun menselijkheid getoond worden, liever dan perfecte personages. En de media léven van die personages die ze zelf gecreëerd hebben. De cirkel wordt steeds weer rond gemaakt.

HET KLEINE VENSTER OP DE GROTE WERELD

Moderne ontwikkelingen op het vlak van communicatietechnologie mogen dan al de wereld openbreken, soms lijkt het alsof ze onze kijk op het wereldgebeuren almaar verkleinen. Op BRTN werd NV De Wereld toch ook vervangen door DeWereld is Klein.

In de rest van de wereld is dat niet veel beter. Het Asia Media Information and Communication Center in Singapore deed onlangs een onderzoek naar de aanwezigheid van Azië in de Europese pers en naar Europees nieuws in de Aziatische pers. Uit de bijna vierduizend nieuwsitems die onderzocht werden bleek dat Aziatische kranten en tijdschriften vooral geïnteresseerd zijn in sport- en ontspanning uit Europa. Op de tweede plaats komt informatie uit de economische en financiële wereld. Europa’s interesse voor Azië gaat eveneens vooral uit naar de economische en financiële evoluties. In de bestudeerde periode, eind juni - begin juli, stond vooral de overdracht van Hongkong naar China centraal. De Europese berichtgeving hierover, zo stelden de onderzoekers vast, was sterk nationalistisch en etnocentrisch ingekleurd. Weinig of geen artikels in de Europese media maakten plaats voor een Aziatische kijk op deze historische gebeurtenis.

In mei jongstleden stelde de directeur van de BBC-nieuwsdienst op een conferentie in Londen

dat de Amerikaanse communicatienetwerken, die ongetwijfeld de meeste invloed uitstralen, hun internationale berichtgeving in de loop van de voorbije twintig jaar met tweederde hebben ingekrompen omwille van de afnemende interesse van het publiek. Als er geen extra inspanningen geleverd worden door journalisten om die tendens te keren, zo luidde het op die conferentie, dreigt het gevaar van een ‘begripskloof’. De onverschilligheid tegenover de ontwikkelingen in het Zuiden groeit, precies op het moment dat Noord en Zuid steeds nauwer op elkaar betrokken worden in een wereld die globaliseert en met grensoverschrijdende gemeenschappelijke problemen als werkloosheid, milieudegradatie en etnische conflicten geconfronteerd wordt.

Ook Jan Servaes waarschuwt voor dit gevaar. Servaes is decaan aan de faculteit voor Politieke en Sociale Wetenschappen aan de KU Brussel. Als specialist in internationale communicatie schreef hij verschillende publicaties over het belang van verscheidenheid en culturele identiteit in een geglobaliseerde wereld. Voor de selectie van het weinige buitenlandnieuws dat in onze pers nog aan bod komt, onderscheidt Servaes enkele opmerkelijke tendensen. Naast de kwantitatieve afstomping (een ramp moet groot genoeg zijn om nog het nieuws te halen) en de selectie naar eigenbelang (internationale gebeurtenissen moeten inhaken op onze eigen politieke of economische situatie) wijst de professor op het gevaar van de culturele prioritarisering: men heeft de neiging om alleen nog die dingen toe te laten die tot de kleine leefwereld van de mensen behoren. Dit heeft uiteraard te maken met de veelheid van informatie die ons overspoelt en met het feit dat mensen zich minder engageren, maar evengoed met een zekere vorm van etnocentrisme. ‘De zuivere human intresttrend verontrust me,’ zegt Servaes, ‘omdat ons dat op de duur brengt tot een samenleving die niet meer zal openstaan voor minderheidsstandpunten en dat is een zeer gevaarlijke evolutie. Ik ben geen cultuurpessimist, maar wil toch waarschuwen voor het gevaar te verglijden in een al te verregaande globalisering en postmoderne relativering. Er zijn nog wel degelijk gemeenschappelijke waarden, zoals solidariteit, tolerantie en vrijheid, die we op een democratische en liefst op een participatieve manier gestalte moeten geven. Als samenleving en als cultuur moeten we het debat over die waarden blijven aangaan, in de veranderde politieke, economische en culturele context.’

ALLE MACHT AAN DE MEDIA?

Wanneer ook informatie een marktproduct geworden is, wordt ze hoe langer hoe meer blootgesteld aan de monopolisering of kartelvorming in handen van grote consortia. Een handvol grote mediaconcerns stuurt vandaag in grote lijnen de kijk van miljoenen mensen

op de wereld. De toonaangevende Noord-Amerikaanse groepen Viacom ( beheerder van o.a. MTV), ABC-Disney en Time-Warner (beheerder van CNN) overspoelen de Europese en Latijns-Amerikaanse markten. De Australische News Corp. groep, met Rupert Murdoch als grootste aandeelhouder, bereikt Europa, Zuidoost-Azië en de VS. Deze groep is eigenaar van de Britse bladen The Times, The Sunday Times, The Sun en van het Noord-Amerikaanse blad The New York Post. De hele commercialisering en liberalisering van de media is, volgens de

Noord-Amerikaanse linguïst Noam Chomsky, niet onschuldig. Volgens Chomsky hebben deze persorganen zeer nauwe banden met de staat en met de privé-belangengroepen die het economische en het politieke leven domineren. In plaats van geweld te gebruiken om mensen volgzaam en controleerbaar te maken, probeert men nu vat te krijgen op de geesten van de mensen door een selectie te geven van díe informatie die de gevestigde orde goed uitkomt. En die macht is zeer reëel. In Latijns-Amerika bijvoorbeeld, waar gemiddeld negentig procent van de gezinnen over een tv beschikt, gebruikt een overgroot deel van de mensen het toestel als enig informatie- en ontspanningsmedium. Ook de radio is zeer populair. De geschreven pers is in die landen heel wat minder toegankelijk omwille van het lagere scholingsniveau.

Levensgevaarlijk beroep

Onafhankelijke media krijgen het bijzonder moeilijk om de strijd tegen de concurrentie aan te gaan. Voor een alternatief persagentschap als IPS (International Press Service) is het hard knokken tegen grote commerciële reuzen als Reuter, AP of EFE. Voor IPS staan thema’s als mensenrechten, gender, conflictbeheersing en duurzame ontwikkeling vooraan op de agenda maar dat is niet precies het soort nieuws dat het best verkoopt. Toch is er bij het bestuur en bij de regionale en lokale IPS-journalisten voldoende idealisme aanwezig om de uitdagingen voor de toekomst aan te gaan. In een document voor de internationale bijeenkomst die recent in Rome werd gehouden, situeert Alejandro Kirk van de IPS-World Desk de opdracht van het agentschap als volgt: ’ De moderne samenleving is verdeeld in twee lagen. De ene laag zijn de economische, financiële en technologische managers, de andere de massa die gevangen zit in de val van consumptie, afstomping en passiviteit. Tussen die twee bevindt zich een dunne laag van politici en communicatoren die zichzelf graag zien als een reële macht. Een agentschap als IPS staat voor de uitdaging om die bemiddelende opdracht opnieuw uit te vinden.’

Journalisten die van zo’n opdracht in het Zuiden echt werk maken, lopen wel eens gevaar voor hun leven. In enkele Latijns-Amerikaanse landen kreeg de strijd voor persvrijheid de afgelopen maanden een grimmig karakter. Drie gevallen raakten internationaal bekend. In juli werd de Argentijnse journalist-fotograaf José Luis Cabezas vermoord aangetroffen. De moord, zo blijkt uit het onderzoek, is wellicht uitgevoerd in opdracht van de machtige Argentijnse zakenman Alfredo Yabrán en goede vriend van president Menem. Yabrán, die naar verluidt betrokken is bij de drugsmaffia, financierde een goed deel van Menems verkiezingscampagne. Cabezas werkte aan een onderzoek naar deze en andere duistere praktijken waarin de Argentijnse zakenman verwikkeld zou zijn. Aan de Peruaanse journalist Gustavo Gorriti, werkzaam in Panama en directeur van de belangrijkste Panamese oppositiekrant La Prensa, werd de verlenging van zijn visum ontzegd. Gorriti kreeg tot eind augustus de tijd om Panama te verlaten. Reden: de krant bracht regelmatig aanklachten over financieel gesjoemel en witwaspraktijken in de schoot van de regering Pérez Balladares. Onder internationale druk werd echter bekomen dat Gorriti kon blijven werken. In Peru zelf werd onlangs aan de eigenaar van het tv-station Frecuencia Latina, Baruch Ivcher, de Peruaanse nationaliteit ontnomen. Ivcher die van Israëlische afkomst is, werd jaren geleden al Peruaan maar de kritische programma’s van Kanaal 2 wekten hoe langer hoe meer de ergernis op van president Fujimori. Na een uitzending die een uitgebreid telefonisch afluisternetwerk van de Peruaanse geheime inlichtingendienst aan het licht bracht, mocht Ivcher opstappen. De regering, die de grootste aandeelhouder was in het bedrijf, trok haar aandelen terug en maakte ze over aan de gebroeders Winter, zeer bevriend met president Fujimori. Volgens de Peruaanse journalist Juan de la Puente is president Fujimori druk bezig een nieuw communicatiebeleid op te zetten dat tot doelstelling heeft een sterkere controle uit te oefenen over de berichtgeving en te waken over een regereringsvriendelijke informatiestroom. Toen Fujimori onlangs bij de paus op bezoek ging, wees die hem terecht voor de doden die gevallen waren bij de gijzeling in de Japanse ambassade, begin dit jaar. Fujimori, die dit standje moeilijk kon verkroppen, gaf de schuld hiervoor aan de media die een al te negatief beeld van zijn optreden zouden opgehangen hebben. Sinds deze zomer werden in Brazilië, in Uruguay en in Argentinië honderden volkradio’s uit de eter genomen, waar het moest zelfs met geweld. De opgegeven redenen varieerden van ongewenste en opruiende berichtgeving tot de nood aan beschikbare ruimte voor commerciële en regeringsgetrouwe zenders.

Verontrust door deze opvallende tendens, besloot de Organisatie van Amerikaanse Staten onlangs om een speciale commissie in het leven te roepen. Deze commissie, die thuishoort bij de commissie mensenrechten van de OAS, krijgt de opdracht te waken over de persvrijheid en de werkomstandigheden van journalisten in de verschillende landen van het Amerikaanse continent. Het is als bij de echte oorlogsverslaggeving: je krijgt wel een kogelvrij vest, maar de beschietingen gaan gewoon door. Er mag geen einde komen aan de conurrentie en aan de verheerlijking van de neoliberale waarheden, maar te veel slachtoffers maakt toch ook geen fraaie indruk.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.