HET FSC-LABEL

Het FSC-label wil de consument de markt laten beïnvloeden door hem de mogelijkheid te bieden houtproducten te kopen die afkomstig zijn uit duurzaam beheerde wouden. FSC staat voor Forest Steward Council ofte Raad voor Duurzaam Bosbeheer. Het FSC-label is globaal – er zijn al FSC-wouden op de vijf continenten – en het is veelomvattend (zie onder): het heeft oog voor alle sociale, ecologische en economische aspecten van het bosbeheer.
Een deel van het succes van het label schuilt wellicht in het feit dat de 10 basisprincipes ervan flexibel kunnen worden toegepast: elk nationaal FSC-comité mag die principes immers naar de lokale situatie vertalen. Ondertussen is 27 miljoen hectaren bos FSC-gecertifieerd: 0,75 procent van het totale bosareaal in de wereld. Dat lijkt weinig, maar een jaar geleden was het nog maar 0,5 procent. Er is dus wel degelijk vooruitgang. Wie de grote problemen kent bij het opzetten van een Schone Kleren Label of de keurmerken voor bioproducten, kan niet anders dan het FSC-label een succes(je) noemen. De beste FSC-landen zijn Zweden (10 miljoen hectare), Polen (3,8 miljoen), de VS (3 miljoen), en Canada, Brazilië en Groot-Brittannië met elk 1 miljoen hectaren. België heeft met het Meerdaalwoud, het Heverleebos en het Zoniënwoud een kleine 5.000 hectaren FSC-bos. In Wallonië komt het label voorlopig niet van de grond. Devos: “Het gaat goed met FSC maar we hebben het het moeilijkst in de grote probleemgebieden zoals Kameroen en Rusland. Daar moet de grootste inspanning gebeuren: er zijn zoveel startkosten dat men er niet aan begint. In Zweden werkte men al vrij duurzaam en vergde FSC weinig extra kosten. Daarom denken we eraan in die moeilijke gebieden met stappen te werken. De eerste stap is dan ons eerste criterium: geen illegaal hout meer.”

10 BASISPRINCIPES VAN FSC-HOUT

1. De wetten respecteren
2. Heldere eigendoms-en gebruiksrechten
3. Rechten van inheemse volkeren eerbiedigen
4. Goeie relaties met de lokale gemeenschap en werkersrechten
5. Goede verdeling van ecologische, sociale en economische voordelen
6. Milieuzorg: biodiversiteit behouden, ecosystemen beschermen …
7. Opstellen van een duidelijk beheersplan
8. Monitoring van het woud
9. Behoud van bossen met hoge waarde
10. Goed beheer van plantages.



Hout genoeg, maar bossen?

Roodkapje woonde aan de rand van het eindeloze woud, zo hebben we geleerd. Het sprookje was zoals zoveel andere: doordrenkt met de magie en de ondoorgrondelijkheid die grote wouden voor de mens altijd hebben gehad. De kans bestaat echter dat dit soort sprookjes een beetje passé wordt: de bossen van deze wereld worden immers steeds minder eindeloos en krijgen steeds meer randen. De mens knaagt ten allen kante aan het woud.


Nog 400 jaar …
Wereldwijd zijn er momenteel nog ongeveer 3.600 miljoen hectaren bos, bijna een derde van het aardoppervlak. 56 procent van die wouden bevindt zich in de tropen en suptropen. 85 procent ervan bevindt zich in 25 landen, 60 procent zelfs in zeven landen: Rusland, Brazilië, Canada, Verenigde Staten, China, Australië en Congo. Ontbossing is overigens geen nieuw fenomeen. De voorbije 8.000 jaar zou volgens het World Resources Institute (WRI) zowat de helft van de bossen omgezet zijn in gebieden voor landbouw en ander menselijk gebruik. In Europa weten we daar alles van: de grote onaangeroerde bossen, zogenaamde oerbossen, zijn hier zo goed als helemaal verdwenen.
En de ontbossing gaat voort: elk jaar verdwijnt 14,6 miljoen hectare – 0,25 procent van het globale bosareaal. Dat gebeurt om diverse redenen: houtproductie, landbouw, mijnbouw, wegenbouw, bewoning, industrialisering … Volgens het Woudenforum van de Verenigde Naties is landbouw over het algemeen de belangrijkste oorzaak.
Met een ontbossing van 0,25 procent van het areaal per jaar kunnen we 400 jaar doorgaan voor alle bossen op zijn, en dat in de veronderstelling dat we geen boom terug planten. “Toch is uw rekensommetje niet geruststellend,” zegt Lode Devos van het Wereld Natuur Fonds. “We hebben altijd wat afstand genomen van dat soort cijferanalyses omdat ze te weinig rekening houden met de realiteit die verschilt van plaats tot plaats en met de verschillende soorten en kwaliteiten van bos. Elk weldenkend mens zou trouwens moeten panikeren bij de vaststelling dat onze levenswijze op 400 jaar alle bossen kan opsouperen. Elke substantiële wijziging in het bosbestand verandert het ecosysteem van de wereld.” Dat vindt ook Filip Verbelen van Greenpeace: “Als je louter denkt in kubieke meter hout, klopt uw rekening, maar dan ga je voorbij aan de kwaliteit van het bos, de biodiversiteit, de rol die rijke bossen spelen voor inheemse volkeren.”


Brand-en-ander-hout
Jaarlijks gebruikt de mensheid 3.300 miljoen meter3 hout. De helft daarvan wordt gebruikt als brandhout, voor 90 procent in de ontwikkelingslanden. In de rijke landen wordt hout vooral gebruikt in de industrie – voor de productie van meubels, papier … Globaal gezien is er geen houttekort, maar sommige houtsoorten worden door roofbouw wel schaars. Het is bijvoorbeeld geen toeval dat de Braziliaanse overheid de uitvoer van mahoniehout heeft verboden. De Europese en Belgische overheden hielpen de Brazilianen overigens bij de controle en onderschepten partijen Braziliaans mahoniehout.
Ontbossing zorgt lokaal ook voor ernstige ecologische ravages – bijvoorbeeld verwoestijning in kwetsbare streken zoals de Sahel. Enkele ontwikkelingslanden krijgen op termijn mogelijk ook te kampen met een gebrek aan (brand)hout omdat ze niet in staat zijn om hout aan te kopen of om andere energiebronnen aan te spreken.
Maar globaal gezien is het houtprobleem niet prangend. Niet alleen omdat er veel hout is, maar ook omdat er alternatieven zijn voor hout. Brandhout kan vervangen worden door andere energie- en warmtebronnen. Ook in de bouw is hout vervang- baar: denken we maar aan het alumi-nium of de PVC die zich opwerpen als alternatief voor ramen en deuren.
Maar wouden zijn natuurlijk veel meer dan een brandkast vol hout. Vooral in de ontwikkelingslanden zijn er 400 miljoen mensen die in en rond de wouden leven en er voor hun dagelijkse overleven van afhankelijk zijn. Het woud beschadigen is dus hun levenswijze bedreigen. De voorbije tien jaar is bovendien meer dan ooit duidelijk geworden hoe belangrijk bossen zijn voor het klimaat en voor het behoud van de biodiversiteit. En dat zijn tenslotte globale publieke goederen die voor elke mens van belang zijn. Om die redenen kregen bossen in 1992 op de grote top van Rio over milieu en ontwikkeling een belangrijke plaats.


Biodiversiteit
Dat de bossen ‘s werelds belangrijkste schatkamer van biodiversiteit zijn wordt door niemand betwist. Van het grootste belang zijn de grensbossen of ‘oerbossen’ zoals het WRI en Greenpeace ze respectievelijk noemen. Oerbossen zijn voldoende groot en ‘natuurlijk’ om de overleving op lange termijn van de erin levende planten en dieren te verzekeren, inclusief grote zoogdieren die nood hebben aan uitgestrekte biotopen: Siberische tijger, laaglandgorilla, bosolifant … Slechts 40 procent van de bestaande bossen behoort tot dat type, stelde WRI in een eerste onderzoek twee jaar geleden vast. Je vindt ze vooral in het hoge Noorden en in de tropen. Meer dan drie vierde van deze bossen vind je in drie grote blokken, verspreid over zeven landen: twee grote blokken boreaal woud – één in Canada en Alaska, het andere in Rusland, zeg maar Siberië – en een groot tropisch woud in de Amazone. Daarnaast zijn er kleinere stukken in het Congobekken in Centraal-Afrika, Indonesië-Maleisië, Chili en Noord-Europa … Omdat die stukken zoveel kleiner zijn, is de druk op de biodiversiteit er veel groter. De orang oetang (letterlijk ‘bosmens’) bijvoorbeeld heeft het moeilijk op Sumatra. Recent onderzoek leert echter dat het WRI te optimistisch was. Wat twee jaar geleden nog als aaneengesloten Russische taigawildernis werd gezien, blijkt nu uit fragmenten van wildernis te bestaan die van elkaar gescheiden zijn door gekapte of gedegradeerde wouden. Het WRI bewijst ook dat voor de oerbossen niet de landbouwers maar wel de industriële houtkapbedrijven de voornaamste bedreiging zijn: zij ontsluiten deze gebieden en brengen zo eventueel andere ontbossers binnen.


Klimaat
De bossen spelen ook een rol in het behoud van een ander ‘globaal openbaar goed’: het klimaat. Omdat bossen veel CO2 opslaan, fungeren ze als een buffer tegen klimaatverandering. Recente berekeningen leren dat alleen de zogenaamde oerbossen 430 miljard meter3 koolstof – afkomstig van CO2 – opslaan. Dat is meer dan de fossiele brandstoffen die we de komende zeventig jaar zullen verbranden. Volgens de experten van de Conventie over Biodiversiteit is die koolstofopslag, samen met de productie van hout als werkmateriaal, de waardevolste bijdrage die de wouden leveren voor de mens. Meer dan de biodiversiteit, de rol in de waterhuishouding, de niet-hout producten, het brandhout, de recreatie en de niet-gebruikswaarden. Al is het natuurlijk de vraag hoe je al zo’n dingen tegen elkaar afweegt. Hoe groot is de recreatieve waarde van het Grote Berenbos in Canada? Is die minder waard dan zijn rol als klimaatbuffer? Sommigen vinden trouwens dat bossen of hun bewoners een waarde op zich hebben, dat ze sowieso ons respect verdienen en niet alleen omdat de mens er op een of andere manier gebruik van maakt. Lode Devos: “Biodiversiteit, respect voor het leven, voor alle schepsels, is voor mij een evidentie.”


Botsende belangen
De bossen vervullen voor mensen dus allerlei functies van globale en lokale aard, op korte en op lange termijn. Achter elk van die functies steken verschillende belangen. Bossen gebruiken voor brandhout is veeleer een kortetermijnbelang op lokaal niveau, net als regenwouden kappen voor landbouwgebruik. Als Zimbabwaanse militairen versneld hun concessies in Congo te gelde willen maken, als lokale leiders samen met internationale houtkapbedrijven in Kameroen, Indonesië of Liberia de bossen leegplunderen, zorgt dat voor kortetermijnwinst voor lokale en internationale elites en goedkoop hout voor het Noorden. Het staat haaks op het duurzame beheer van die wouden – globale langetermijnbelangen dus zoals biodiversiteit en klimaat – en negeert dikwijls de belangen van de lokale inheemse bevolking. Als Nederlandse banken plechtig beloven niet langer palmplantages te financieren die ontbossing vergen in Indonesië, is dat een keuze die misschien ten koste gaat van een kortetermijnbelang, maar de bescherming van de Indonesische oerbossen ten goede komt.
Het zijn die botsende belangen die in Rio moeilijk te verzoenen bleken. Bossen waren er een omstreden topic: veel meer dan een niet-bindende tekst over principes van duurzaam bosbeheer zat er toen niet in. In die principes komt voortdurend de spanning terug tussen de soevereiniteit van landen om zelf te beslissen hoe ze met hun bossen omgaan en de noodzaak om – in hun eigen belang en in dat van de hele mensheid – duurzaam om te springen met hun wouden. “Diezelfde spanningen domineren hier nog altijd de discussies,” stelt Filip Verbelen van Greenpeace vanop een topbijeenkomst, half april, van de Conventie van Biodiversiteit (CBD). Woudbiodiversiteit staat er voor het eerst op de CBD-agenda: er moet een werkprogramma voor de komende 10 jaar worden afgesproken over de bescherming van de woudbiodiversiteit.


En nu?
De CBD is wel een bindende tekst die door alle landen is ondertekend, maar toch hebben landen met veel woudbiodiversiteit moeite zich neer te leggen bij het feit dat dit een globaal goed is, en dat ze daar niet mee kunnen doen wat ze willen. Verbelen: “Intellectueel is Brazilië akkoord dat Amazone werelderfgoed is maar in de praktijk kan het moeilijk afstand doen van zijn soevereiniteit. Canada is niet anders. Uiteraard moet er voor die landen geld op tafel komen zodat ze de wet kunnen doen naleven en capaciteiten kunnen opbouwen, maar het is niet alleen een zaak van geld maar ook van politieke wil. Trouwens, wanneer landen als Liberia, Kameroen of Indonesië hun bossen de voorbije jaren plunderden, maakte dat wel enkele lokale politici rijker maar die landen armer.”
Greenpeace verdedigde op de conferentie het standpunt dat vooral de oerbossen moeten worden verdedigd maar het was onzeker dat dit standpunt het ook zou halen. Nogal wat landen verkozen als werkprogramma een inventaris van actiepunten waaruit zij dan kunnen pikken wat hen het meest bevalt. Verbelen: “De voorbije 10 jaar waren catastrofaal voor de oerbossen, en goed voor multinationals en lokale elites. We mogen niet nog eens tijd verliezen. In die cruciale gebieden moeten we nu ingrijpen.” Volgens het WRI is bij ongewijzigd beleid inderdaad 40 procent van de oerbossen bedreigd in de komende twee decennia. Dat gevoel van dringendheid leeft echter niet bij alle spelers: ondermeer omdat hout – onder andere door de plunderpraktijken – helemaal niet schaars is, en hout is nu eenmaal de meest zichtbare maatstaf voor hoe het met de bossen gesteld is. Biodiversiteit en klimaatbuffering zijn – nu nog – abstracter, lange termijn en dus onzichtbaarder. Ze leveren voorlopig ook niemand direct geld op.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.