Het wereldbeeld van Johan Leman

Johan Leman is directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, pater Dominicaan én voorzitter van Wereldwijd Mediahuis. Zo iemand moet wel een breedbeeld op de wereld hebben. Leman is dus een geknipte gast voor “Het wereldbeeld van…”, de nieuwe serie interviews in Wereldwijd Magazine. Centraal staan zestig beelden die de redactie koos uit de 80.000 dia’s in onze kasten. De praatgast kiest er drie beelden uit.
Een bezoek aan Johan Leman begint altijd in de wachtkamer van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. De directeur is een druk bezet man. Daarvan is gelukkig niets te merken zodra ik de sluis passeer en we tegenover elkaar zitten aan een grote tafel. Er is tijd om na te denken, er is ruimte voor twijfel. Plichtsbewust werkt Leman zich door de stapel beelden. Hij stelt vragen maar krijgt geen antwoorden: hij moet kiezen op basis van zijn eigen aanvoelen, niet op basis van mijn informatie. Johan Leman is een efficiënt beslisser. De beelden gaan meteen op verschillende stapeltjes en binnen het kwartier blijven er drie foto’s over. Eén: een groepje boeddhistische monniken vlakbij Angkor, Cambodja. Twee: een man met uitgestrekte handen op een strand in Lagos, Nigeria. Drie: Een jonge skater voor een muur met graffiti in Los Angeles, USA.

De boeddhistische monniken liggen helemaal bovenaan. Waarom?

‘Voor mij is het boeddhisme de meest duidelijke confrontatie met de andere of het andere. Ik heb nooit begrepen dat men het in Europa altijd over moslims heeft als men spreekt over de andere. Islam, jodendom en christendom lijken heel erg op elkaar, terwijl het Verre Oosten je in contact brengt met een benadering van leven, mensen, verleden en toekomst die ik echt en grondig anders vind. Dat anders-zijn belet het boeddhisme niet ook zingevend te zijn voor wie er van buitenaf mee in contact komt. Wat me ook aanspreekt is de vanzelfsprekende manier waarop boeddhistische monniken hun spiritueel isolement in of rond de tempel combineren met een grote verwevenheid met het dorp of de omgeving waarin ze zich bevinden. Ze dragen echt de samenleving en ze worden er op hun beurt door gedragen.’

Westerlingen lijken eerder aangetrokken te worden door de onwereldse mystiek van het boeddhisme en minder door de aardse verbondenheid.

‘Mensen ervaren de wereld hier als erg materialistisch en vinden dan in de meditatieve kant van het boeddhisme een mogelijkheid om aan spirituele cocooning te doen. Maar dat heeft niets te maken met het boeddhisme dat je bijvoorbeeld in Thailand leert kennen. Dat boeddhisme toont dat het mogelijk is om het spirituele en het sociale samen te beleven. Je moet niet voor het ene of het andere kiezen. Dat is in Europa wel anders. Ik moet me vaak bijna verontschuldigen omdat ik spiritualiteit belangrijk vind. Als intellectueel en politiek geëngageerd individu verwacht men dat je toegeeft dat spiritualiteit een zwakte is, dat het wel zal overgaan, dat het je naieve kant toont, dat het de leeftijd wel zal zijn. Uit de ervaring met het boeddhisme leer ik dat het anders kan en dat wij ons vergissen door onze maatschappelijke projecten uit te werken op de eenzijdige basis van het materiële.’

Wat is spiritualiteit dan voor u?

‘Spiritualiteit is zingeving die je broksgewijs opbouwt, op basis van ervaringen van negativiteit en absurditeit. Het boeddhisme -en elke waardevolle spiritualiteit- leert dat die ervaringen niet het einde zijn, maar dat ze ook het vertekpunt kunnen vormen om een positieve kracht op te bouwen. Sensualiteit of contact met de natuur kunnen daarbij helpen. Deze houding kan je ook ontwikkelen als christen, maar ze is ruimer aanwezig in het boeddhisme. Het is dan ook niet toevallig dat de grote politieke figuren van deze tijd nogal eens uit die hoek komen: de Dalai Lama, Aung San Suu Kyi in Birma, misschien mag je ook Gandhi in die spirituele omgeving plaatsen. Vanuit een enorme spirituele kracht kunnen zij een prachtig politiek project volhouden, ongeacht de reacties of realiteiten van de omgeving.’

Maakt zo’n individuele spirituele kracht nog kans binnen de context van het huidige, globale kapitalisme?

‘We hebben er in elk geval grote behoefte aan. De huidige economie leidt ons recht naar een maatschappij die versnipperd en sectair zal zijn. Het is nefast voor de samenhang van een samenleving dat mensen zich op geregelde tijden terugtrekken uit de wereld. Maar een nieuwe verbondenheid kan pas ontstaan als spiritualiteit losgekoppeld wordt van orthodoxie. De grote religieuze systemen moeten bereid zijn om hun dogmas en instituties even opzij te zetten om mensen toe te laten elkaar te vinden in hun zingeving en in hun gezamenlijke ervaring van hoop. Religieuze fatwas en pauselijke uitspraken over seksualiteit zijn spirituele barrières, terwijl hoop een positieve ervaring is die mensen samenbrengt. Het boeddhisme geeft uitzicht op een nieuw soort oecumene waarin niet de theologen het hoge woord voeren, maar waarin mensen elkaar vinden in een gezamenlijk maatschappelijk project dat niet-materiële waarden centraal stelt.’

U spreekt voortdurend over hoop. Waaruit ontstaat die?

‘Hoop ontstaat temidden van lelijkheid. Tussen alle dagelijkse onzin voel je plots schoonheid of goedheid, proef je liefde of sensualiteit die meer betekent dan het paren bij konijnen. Die ervaringen bewijzen voor mij het bestaan van een niet-materiële dimensie van het leven. Het is die grond onder mijn voeten die ik nodig heb om sereen te blijven onder de stormen van kritiek -zeg maar: de bakken stront- die ik soms over mij heen krijg. Wie erin slaagt om zijn sereniteit te bewaren, die creëert nieuwe positieve ervaringen. Het merkwaardige aan hoop is dat ze vanzelf kan vermeerderen, als je ze maar vasthoudt. Onze samenleving heeft dit soort spiritualiteit nodig. Dat zal wel niet kloppen met godsdienst-volgens-het-boekje, maar daarin sluiten we dan aan bij de middeleeuwse mystici. Zij botsten ook allemaal met de kerk, maar ze hadden wel een maatschappelijk project.’

Het tweede beeld dat u uitkoos is hard en bruusk. Is dat om de wat onwereldse uitstraling van het eerste beeld te compenseren?

‘Ik nam dit beeld omwille van de handen. Voor mij zijn handen de krachtigste symbolen die mensen hebben. Ze spreken. Ze drukken de meest tegenstrijdige gevoelens uit, van strelen tot wurgen. In dit beeld concentreren zich de basiselementen van wat het leven is: de mens, de handen, een vrouw, het water, het hout. De handen zijn niet zo makkelijk te interpreteren, zoals handen vaak dubbelzinnig zijn. Er spreekt misschien wanhoop uit, maar die is niet totaal, voel ik. Het gebaar is zo fundamenteel menselijk, dat het me raakt.’

Is het een woedend gebaar? Een schreeuw tegen de fotograaf en dus ook tegen mij, als kijker?

‘Dat vind ik niet, neen. Echt woedende handen slaan, die plooien zich niet open. Misschien is hij kwaad omdat hij gefotografeerd wordt, maar mensen zijn daar vaak heel dubbel in. Ze willen wel, maar hun cultuur zegt dat het niet mag. Die botsing doet zich hier misschien voor, maar ik zie geen lichaamstaal van een woedende man. Ik zie twee prachtige, getekende handen.’

De fascinatie voor handen is wonderlijk voor iemand die bijna uitsluitend met zijn hoofd werkt.

‘Misschien heeft het te maken met de herinnering aan mijn vader, die schrijnwerker was en die dus wel voortdurend met zijn handen werkte. Voor mij zijn handen eerder manieren om mensen te ontmoeten. Dat boeit me spontaan meer dan wetten en structuren. Daarom kan ik ook perfect het verschil maken tussen een mens en zijn overtuiging. Zo kan ik zonder problemen praten of zelfs bevriend zijn met mensen wier politieke of levensbeschouwelijke overtuigingen ik zal bestrijden. Die mensen verstaan dat vaak niet en de media willen er al helemaal niet van weten. De media personaliseren alles en dus wordt deze instelling het “Centrum Leman” en moet mijnheer Leman samenvallen met de doelstellingen van zijn centrum. Maar zo zit ik niet in elkaar. Het leven verloopt gelukkig grilliger dan de eisen van politiek correct Vlaanderen. Dus, ja, ik heb vrienden van wie ik vermoed dat ze voor het Vlaams Blok stemmen, ik heb vrienden van wie ik vermoed dat ze een fundamentalistische geloofsovertuiging hebben en ik heb vrienden die harde antiklerikalen zijn. Dat belet mij niet om een eigen overtuiging te hebben. Ik wil mensen niet reduceren tot hun levensbeschouwing en ik weiger mij op te sluiten in een getto van gelijkdenkenden. Ik ben per definitie tegen de zuiverheid van de leer, welke die leer ook moge zijn. Ik ben een hybride en eis voor mezelf en voor de rest van de wereld het recht op om niet puur en zuiver te moeten zijn.’

Het derde beeld heeft een grootstedelijke sfeer met graffiti, skaters en beton. Roept deze omgeving bij u, zoals bij veel mensen, onveiligheidsgevoelens op?

‘Helemaal niet. Zelf heb ik in mijn jonge jaren ook meer op straat geleefd dan in huis. Indien ik vandaag jong zou zijn in Brussel, dan was ik wellicht ook een skater. Dit beeld ligt voor mij helemaal in de lijn van de twee andere. De boeddhistische monniken vertegenwoordigen hoop, de Afrikaanse handen staan voor relatie en de derde foto is vitaliteit, léven. Zoveel uitbundigheid, dat is toch niet onveilig! In dit beeld wordt even uitdrukkelijk over niet-materiële waarden gesproken als in het eerste. Ik zie in deze combinatie van kleur, graffiti en speelse vitaliteit een uitgesproken verzet tegen het kapitalisme. In die zin drukt het beeld ook een krachtige spiritualiteit uit, al weet ik dat de jongeren in kwestie dat wellicht zo niet willen benoemen. Dit is duidelijk hun manier om ervaringen van eenzaamheid en zinloosheid uit te drukken én te overstijgen.’

Wat u vooral aanspreekt, is het feit dat deze jongeren zich niet neerleggen bij de feiten?

‘Inderdaad. Het enige waarbij een mens zich mag neerleggen, is bij het feit dat we zelf het einddoel van onze inzet niet zullen realiseren. Je bent een fragment in een groter geheel, in een beweging die streeft naar een betere wereld. Meer niet, maar ook niet minder. Ik heb geweigerd me neer te leggen bij het groeiende racisme, maar ik weet dat er nog racisme zal zijn op de dag dat ik het Centrum verlaat. Daarmee kan ik leven. Ik heb intussen wel mijn steentje bijgedragen aan het opzetten van een wettelijk kader dat het voor racisme moeilijker maakt om in onze samenleving te gedijen. Er is dus iets positiefs gebeurd.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.