Internet in Zuid-Afrika

De vele beloften omtrent het Internet die door de promotors van de informatiesamenleving verspreid worden, krijgen steeds meer greep op het Afrikaanse continent. Tussen 1997 en 1998 kende Afrika zijn hoogste groei van het aantal telefoonlijnen sinds bijna 15 jaar (BMI Technology, 1998). Deze ongewone en snelle groei gaat gepaard met een gelijkaardig groeipatroon wat het aantal Internetaansluitingen in Afrika betreft. Zuid-Afrika heeft daarbij een voortrekkersrol ingenomen en onderneemt stappen om de ontwikkeling van Internet en de daaraan gerelateerde elektronische handel te bespoedigen.
De toegang tot het Internet varieert van snelle en krachtige huurlijnen, die vooral gebruikt worden voor gesofisticeerde diensten in grote instellingen en bedrijven, tot een simpele en goedkope toegang tot e-mail via de klassieke telefoonlijn. Naar schatting waren er in 1998 meer dan 1 miljoen Internetgebruikers in Afrika, waarvan 850.000 à 900.000 in Zuid-Afrika. In één jaar tijd steeg het aantal gebruikers in Zuid-Afrika met 150.000. Ook wat het aantal Internet host computers betreft, spant Zuid–Afrika de kroon. Slechts 10.000 van de 150.000 host computers in Afrika bevinden zich buiten de Zuid-Afrikaanse grenzen.

Internet tussen staat en markt

De meeste publieke telecommunicatie-operatoren (PTO’s) in Afrika hebben een belangrijke rol gespeeld in de voorziening van Internetdiensten. Met uitzondering van enkele landen (zoals Ethiopië en Mauritius) hebben Afrikaanse staten daarbij geopteerd voor een model dat gebaseerd is op competitie. De twee modellen die momenteel gebruikt worden zijn:

- een internationale toegangspoort tot het Internet onder controle van de PTO, waarbij de privé-sector de Internettoegang voor de gebruiker verschaft en beheert;

- de PTO en de privé-sector bieden beide, volledig los van elkaar en in competitie, Internetdiensten aan, wat dikwijls leidt tot een duplicatie van infrastructuur.

In Zuid-Afrika werd er gekozen voor dit laatste model. Dit heeft geleid tot een heel conflictrijke situatie tussen de nationale PTO Telkom en de private Internetproviders. Maar na enkele aanslepende juridische veldslagen hebben beide partijen beslist om een minnelijke schikking te treffen en in de toekomst beter samen te werken. Landen waar de PTO’s niet betrokken werden bij het aanbieden van Internetdiensten zijn ondermeer Liberia, Ghana, Congo, Uganda en Namibia (BMI Technology, 1999).

Het competitiemodel heeft geleid tot het ontstaan van heel wat nieuwe Internetproviders in Afrika. Hun aantal bedraagt momenteel meer dan 400. De grootste aanbieder is Africa Online (BMI technology, 1999). In Zuid-Afrika waren er in 1997 al 75 Internetproviders actief. Internet Solutions en Uunet domineren er de markt met respectievelijke aandelen van 64% en 9% (Wilson,1999). Naar schatting bedraagt het aantal aanbieders in Zuid-Afrika op dit moment al 120.

Hoewel verschillende PTO’s een aandeel hebben in de Internetvoorzieningen in Afrika, is het leeuwendeel van de Internetactiviteiten toch in handen van multinationals. Deze bedrijven zijn de dominante providers. De administratie en de toekenning van Internetadressen zijn in handen van het Westen. Afrikanen die een plaatsje willen hebben op het Internet moeten langs de Amerikaanse registratiedienst voor Internetadressen passeren en betalen daarvoor jaarlijks een bedrag van 2500 US Dollar.

Het pan-African Network Information Centre (AfriNIC) is onlangs opgericht om de Afrikaanse Internetregistraties te beheren. AfriNIC zou een neutrale non-profit instelling moeten worden. De organisatie hoopt de problemen inzake de hoge kosten van de communicatie-infrastructuur en het vraagstuk omtrent de dominantie van het Engels op het Internet aan te kaarten.

Zuid-Afrika wil zeker een rol spelen in deze discussies en zelf een prominente plaats veroveren op het wereldwijde netwerk. Er bestaan nu reeds verschillende lokale websites die zich specifiek op de Zuid-Afrikaanse doelgroep willen toeleggen. De site Izania.com. richt zich bijvoorbeeld echt op lokale aspecten van Zuid-Afrika, variërend van algemeen nieuws en sport, tot lifestyle en zakennieuws. Een andere lokale website, Kalahari.net, opgericht door een uitgever, wil de competitie aangaan met het Amerikaanse Amazon.com, de grootste boekenwinkel op het Internet.

Groeipijnen van het Internet in Afrika

De groei van het Internet is, net zoals de groei van een basistelefoondienst, sterk verbonden met de socio-economische dynamiek van een samenleving.

Afrikaanse buurlanden communiceren onderling tegen zeer hoge kosten vergeleken met de Europese landen. Net zoals bij telefoonverbindingen moeten Internetconnecties dikwijls een omweg maken via Europa of de Verenigde Staten, waar de meeste Internetsites hun thuis hebben. Uiteraard draait de Afrikaanse gebruiker op voor deze dure internationale connecties.

Buiten de hoge connectiekosten van een Interverbinding zijn er nog andere problemen. Afrikanen die toegang willen hebben tot het Internet worden geconfronteerd met een boel bijkomende kosten waarover dikwijls nauwelijks gesproken wordt. Individuele gebruikers moeten zelf opdraaien voor een computer, voldoende bandbreedte, computertrainingen, gebruiksafhankelijke kosten, software, enz. Door de slechte telecommunicatie-infrastructuur en de beperkte bandbreedte zijn opstoppingen onvermijdelijk. De duur betaalde connectietijd kan dus absoluut niet efficiënt worden gebruikt.

Die individuele toegang tot het Internet is echter niet zo gebruikelijk in Afrika als in het Westen. De meeste gebruikers hebben toegang via de instelling waar ze werken of studeren. De grootste Internetgebruikers in Afrika zijn dan ook overheidsdepartementen, bedrijven en universiteiten. Op die manier ontstaat er een heel elitair beeld van het Internetgebruik. Dat wordt nog versterkt door de kloof tussen het platteland en de stad. Omdat de stedelijke gebieden meer telefoonlijnen hebben, kon het Internetgebruik daar immers veel sneller groeien.

Om ook aan de achtergestelde groepen Internettoeggang te verschaffen zijn er in Afrika verschillende telecentra opgericht. Deze centra willen aan bepaalde gemeenschappen ook de kans geven om de informatiesnelwegen te betreden. In Zuid-Afrika heeft de Universal Service Agency (USA) het voorbije jaar in alle negen provincies dergelijke telecentra opgericht. Het gaat in dit geval om telecentra die op commerciële basis uitgebaat worden en die volledig zelfbedruipend dienen te zijn. De beheerders van de centra hebben een opleiding gekregen en moesten een bedrijfsplan opstellen alvorens ze de toelating kregen om de centra uit te baten. Toch klagen de managers dat de dure Internetconnectie de uitbatingskosten de hoogte in jagen. De inspanningen van de telecentramanagers om diensten op het platteland en in onderontwikkelde stadswijken aan te bieden, worden in feite tegengewerkt door Telkom. De Zuid-Afrikaanse operator heeft immers beslist om de prijzen van de lokale en nationale telefoonoproepen te verhogen om de interne herstructurering te ondersteunen.

De stijgende prijzen en de langzame economische groei dwingen de gebruikers om de telecommunicatie- en Internetuitgaven in te perken en om de prioriteiten te herzien. Telecom- en Internetdiensten staan immers niet bovenaan de prioriteitenlijsten wanneer basisbehoeften zoals voedsel, onderdak, elektriciteit, water en gezondheid nog niet vervuld zijn. De telecentramanagers klagen er eveneens over dat Telkom weigert om telefoonverbindingen - die nodig zijn voor een Internetconnectie - aan te leggen in gebieden waar de investeringen misschien niet rendabel zijn. Bovendien zou Telkom heel traag reageren wanneer er technische problemen worden gesignaleerd. Voor de uitbaters die hun telecentrum moeten sluiten tot er iemand van Telkom opdaagt, leidt dit tot een aanzienlijk inkomensverlies.

Uiteraard kan men de goede bedoelingen achter het Telecentra-initiatief niet ontkennen. Het plan om via de telecentra informatiediensten aan te bieden op het platteland en in de onderontwikkelde stadswijken is inderdaad lovend. Maar het commerciële model dat gebruikt werd in Zuid-Afrika is moeilijk te verzoenen met niet-winstgevende initiatieven zoals tele-onderwijs of tele-gezondheid. Nochtans zijn het juist die toepassingen die een noodlijdende bevolking van dienst kunnen zijn. De commercieel uitgebate telecentra zijn te duur voor de vele hulpbehoevenden. Bovendien is het telecommunicatienetwerk vaak verstopt zodat de dure Internetsessie dikwijls niet eens efficiënt opgevuld kan worden. In deze context is het dan ook begrijpelijk dat mensen nauwelijks geneigd zijn om het Internet te gebruiken. Het gaat namelijk niet enkel om fysieke toegang tot een netwerk of om computer- en softwarekennis, mensen moeten zich de toegang ook nog kunnen veroorloven.

Surfen in het postkantoor

Toch wil de Zuid-Afrikaanse overheid het Internet gebruiken om de democratie in het land te versterken. Alle overheidsdepartementen hebben een website en burgers kunnen nieuwe wetten inkijken op het Internet. De overheid en de postdiensten hebben bovendien een gezamenlijk project uitgewerkt waarbij Public Internet Terminals (PIT’s) geïnstalleerd worden in postkantoren. Op die publieke computers met Internetconnectie hebben dan alle burgers die zich geen persoonlijke Internetconnectie kunnen veroorloven, toch toegang tot de informatie van de overheid. Via de PIT’s kunnen burgers formulieren opvragen voor identiteitspapieren, paspoorten en overheidsvacatures. Gebruikers hebben eveneens toegang tot e-mail. De postdiensten hebben al 2 miljoen Rand klaargelegd voor het project. Momenteel wordt het systeem getest en wacht men op de eerste reacties van het publiek.

Cybercafés, als het equivalent van telecentra, zijn niet erg populair in Afrika. In Zuid-Afrika zijn er enkele opgedoken in de winkelcentra voor de rijkeren. In die cybercafés betaal je ongeveer R7.50 (45 Bfr. of 2,5 fl.) voor een kwartier toegang tot het Internet. Cyberhost, een informatietechnologie-bedrijf, heeft plannen om Internetkiosken op het platteland te installeren om boeren Internet en webtelevisiediensten aan te bieden.

De introductie van het wireless application protocol (WAP) maakt een connectie tussen een mobiele telefoon en het Internet mogelijk. Vodac (een provider geassocieerd met de mobiele telefoonaanbieder Vodacom) en Nedbank (een financiële instelling) hebben aangekondigd om dergelijke mobiele Internetdiensten in Zuid-Afrika aan te bieden. Gebruikers zullen geen grafische gegevens kunnen bekijken, maar e-mail en informatiediensten behoren wel tot de mogelijkheden. Deze dienst zal echter opnieuw onbetaalbaar zijn voor de gemiddelde gebruiker. De kosten van mobiele telefonie zijn sinds de invoering ervan in Zuid-Afrika immers steeds blijven stijgen.

Elektronische handel

De meest gebruikte Internettoepassing blijft nog steeds e-mail, dat een goedkoper alternatief kan zijn voor een telecommunicatiedienst zoals telefoon. Toch zijn ook andere toepassingen zoals elektronische handel veelbelovend. De promotie van het Internet gaat inderdaad gepaard met beloften van vrije handel, lagere prijzen voor producten en comfortabeler winkelen. Wat echter dikwijls vergeten wordt, zijn de kosten van transport en distributie. Bij elektronische handel worden verder ook de consumenten nog te weinig beschermd, gekochte producten worden niet altijd geleverd, terugbetalingen aan consumenten worden uitgesteld en er zijn soms problemen met de productgaranties. Kortom, het lijkt erop dat elektronische handel voorlopig nog niet heel betrouwbaar is. Onderzoek toont aan dat meer dan de helft van alle aankopen via het Internet geannuleerd worden wegens het gebrek aan consumentenondersteuning en service.


Dit neemt niet weg dat de Zuid-Afrikaanse wetgeving over elektronische handel onderweg is. Verschillende werkgroepen, die samen een Groenboek zullen opstellen, buigen zich over de beveiliging van elektronische handel, digitale handtekeningen, intellectueel eigendom, elektronische betalingen en taksen op elektronische transacties.

Intussen neemt het belang van elektronische handel toe en dan vooral in sommige kapitaalcentra. Maar deze groei verloopt wel heel langzaam. Megashopper, een verkooppunt op het Internet in Zuid-Afrika, registreerde slechts tussen de 500 en 800 aankopen over een periode van vier maanden.

Vastgoedmakelaars hebben het Internet intussen ook ontdekt en gebruiken het netwerk om huizen te tonen en zelfs om de volledige verkoop van huizen af te handelen. Financiële instellingen in Zuid-Afrika wagen eveneens de sprong naar het Internet. Prominente banken in Zuid-Afrika zoals de First National Bank, Standard Bank, Absa en Investec hebben aangekondigd dat ze net zoals hun westerse collega’s in het jaar 2002 ongeveer 15% van hun informatietechnologiebudget in elektronische handel zullen investeren. Adviesbureaus wijzen erop dat deze agressieve strategie van financiële instellingen met betrekking tot elektronische handel, te maken heeft met twee aspecten. Enerzijds is er de wil om de klanten ook in de toekomst te blijven binden aan het bedrijf. Anderzijds biedt elektronische handel de mogelijkheid om op een eenvoudige manier consumenteninformatie te verkrijgen. Vele Zuid-Afrikaanse bedrijven blijven echter weigerachtig staan tegenover handel op het Internet, mogelijk vanwege de heersende twijfels over de veiligheid van de nieuwe toepassing.

Tekort aan onderzoek en ondersteuning


Er zal nog heel wat onderzoek verricht moeten worden naar het Internetgebruik in Zuid-Afrika alvorens de overheid een efficiënt beleid zal kunnen formuleren. Zowel de overheid als de privé-sector zouden meer moeten investeren in de ontwikkeling van creatieve en efficiënte middelen om de kosten van het Internetgebruik te bepalen en te drukken. Bovendien moet de overheid ook rekening houden met het Internetmisbruik. Het Internet mag dan al door velen gebruikt worden als informatiebron, ook de verkoop van illegale drugs, pornografie en kinderprostitutie gedijen op het net. Vele overheden lijken zich sterk te concentreren op de promotie van het Internetgebruik en de vele voordelen voor de commerciële sector en de economie. Het geven van adequate richtlijnen voor potentiële professionele gebruikers verdwijnt daarbij naar de achtergrond.

Maar ook de niet-professionele gebruikers ondervinden een gebrek aan praktische richtlijnen, bijvoorbeeld wat de bescherming van kinderen betreft. Internetpromoties zouden steeds gepaard kunnen gaan met advies over de bescherming van minderjarigen via het filteren van informatie.

Ook al zijn er nog heel wat vragen en problemen met betrekking tot de evolutie van het Internet en elektronische handel in Zuid-Afrika, toch hebben deze nieuwe technologische toepassingen al een belangrijk positief gevolg gehad. De overheid is namelijk onder druk gezet om de verouderde telecommunicatie-infrastructuur eindelijk te moderniseren.

Bibliografie

BMI-TECHNKNOWLEDGE (1999) Communication Handbook. Johannesburg: BMI-TechKnowledge.

WHITBY, P. (1999) “E-Commerce may be a mixed blessing.” Business Day, 26 August.

WILSON, M. (1999) The Development of the Internet in South Africa. Telematics and Informatics , 16(4).

De auteur is docente telecommunicatie- en informatiebeleid aan het Department of Communication van de University of South Africa. Uit het Engels vertaald door Gert Nulens.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.