Jihad in Pakistan, Afghanistan en Kashmir

Het oorspronkelijke artikel met foto’s verscheen half september reeds op onze website. Dit is een herwerkte versie mede op basis van de vele interessante reacties die we ontvingen. Wie belangstelling heeft kan nog steeds de oorspronkelijke versie consulteren en wie ze nog niet gelezen heeft kunnen we de reacties alleen maar warm aanbevelen.
Een week na de aanslagen van 11 september werden de zoeklichten van de wereldpolitiek gericht op Afghanistan en Pakistan. Daar huisde het Kwaad dat uitgeroeid moest worden. Sinds 7 oktober wordt daartoe het Britse en het Amerikaanse leger ingezet. Een maand voor de aanslagen was er nauwelijks aandacht voor deze regio. De dromen en frustraties van miljoenen werden er, zoals op zoveel plaatsen in de wereld, genegeerd ten voordele van de machtsberekeningen en winstverwachtingen van een kleine elite. De aanslagen in de VS plaatsten de Afghaanse Taliban en de Pakistaanse jihadi’s plots op de politieke wereldkaart. Alleen de opstandelingen in Kashmir blijven in de schaduw.

Vrijdag 13 juli 2001. Jalozai is een eindeloze vlakte tenten en zeilen. Minstens vijftigduizend Afghanen schuilen hier voor de burgeroorlog, voor de strenge Taliban of voor de droogte in hun land. ‘Ik ben meer dan twee weken onderweg geweest om hier te geraken’, zucht Mahmood Khan. Met zijn vrouw en vier kinderen ontvluchtte hij de streek rond Mazar-e-Sharif. Al meer dan twintig jaar oorlog en nog geen zicht op vrede. Al meer dan drie jaar droogte en dus steeds meer honger. ‘Als de regen weerkeert en als er een goede regering komt, dan keer ik terug’, zegt hij. Dat was, op dat moment, precies wat president Musharraf in Islamabad wou horen. Twintig jaar geleden waren alle Afghanen heldhaftige verzetsstrijders tegen het goddeloze communisme. Toen konden ze dus rekenen op royale steun uit zowel de westerse als de islamitische wereld. Van die gulheid was deze zomer niets meer te merken. Pakistan had zijn favoriete Talibanvrienden aan de macht in Kabul, scoorde een diplomatiek punt tegen aartsvijand India tijdens de topontmoeting in Agra en de rest van de wereld had andere katten te geselen, in Macedonië bijvoorbeeld. Mahmood Khan en zijn twee tot drie miljoen lotgenoten werden gevraagd op te rotten. Op 26 januari 2001 publiceerde Dawn, een Engelstalige krant in Pakistan, een opiniestuk waarin de Afghaanse vluchtelingen omschreven worden als termieten die het houtwerk van de Pakistaanse samenleving van binnenuit kapotmaken. Het is een beangstigend beeld, dat doet denken aan wat de haatradio Mille Collines in Rwanda over de Tutsi’s zei in de aanloop naar de genocide. Dawn is echter geen rechts propagandamiddel, maar een spreekbuis van de liberale, intellectuele klasse van Pakistan, en die bevolkingsgroep voelt zich bedreigd door de toenemende invloed van de Afghanen en hun Pakistaanse jihadi-geloofsgenoten. Deze jihadi’s omschrijven als moslimfundamentalisten is ontoereikend. Hun extreem dogmatische lezing van het geloof vertalen ze in een politieke ideologie die hen de kracht geeft om tegen windmolens te vechten, bergen te verzetten, imperia aan te vallen.

ZUIVER IN DE LEER

S.M. Zaman is geen jihadi, wel een moslimfundamentalist. Hij is ervan overtuigd dat de koran alle principes en voorschriften bevat die nodig zijn om als een goed mens te leven en om een land te besturen. Ik ontmoet hem in Islamabad, op het kantoor van de Raad voor Islamitische Ideologie, waarvan hij voorzitter is. De Raad geeft de Pakistaanse regering adviezen om de bestaande wetgeving beter in overeenstemming te brengen met de vereisten van het geloof. ‘De islam is tegen terrorisme’, zegt mijnheer Zaman, als ik hem in juli ontmoet op zijn kantoor in Islamabad. Hij leest nu eens voor uit de koran, dan weer uit oude islamitische wetboeken of recente interpretaties. Telkens is de boodschap duidelijk: onschuldige mensen doden kan onder geen beding. Als hij een uurtje later overtuigd is van mijn goede bedoelingen, schuift hij de wetboeken opzij en leest hij voor uit de krant. Israëlische helikopters bestookten de dag voordien Palestijnse burgerdoelen in Gaza. Zaman kijkt me aan: ‘Vrede is niet hetzelfde als passiviteit. De islam verplicht ons om op humanitaire gronden de slachtoffers van zo’n geweld bij te staan.’ Vertaalt die “bijstand” zich dan toch niet snel in aanslagen, vraag ik. S.M. Zaman antwoordt kalm dat er een fundamenteel verschil is tussen terroristische aanslagen tegen burgers en een jihad tegen onderdrukkers. Het eerste is verboden, het tweede is een plicht voor elke moslim.

In Lahore herhaalt de minzame Muhammed Suheyl Umar, directeur van de Iqbal Academy, het nog eens: ‘De zogenaamd heilige oorlog waarop allerlei bewegingen in Pakistan en Afghanistan zich vandaag beroepen, heeft niets te maken met de jihad van de islamtraditie. Ze zwaaien wel met de wapens, maar begrijpen de religieuze inhoud van de term niet eens. Deze extremistische groepen worden vaak overschat door de media. Ze vertegenwoordigen een kleine minderheid in de Pakistaanse samenleving, maar ze hebben wel de zwijgende meerderheid gegijzeld.’ De houdgreep waarmee de jihadi’s hun agenda opleggen aan de politieke wereld bestaat niet alleen uit gewelddadige intimidaties -al nemen die volgens de Human Rights Commission of Pakistan hand over hand toe, vooral tegen religieuze minderheden, vrouwen en ngo’s. Het is de competitie van de zuiverheid die in het voordeel speelt van de zelfbenoemde verdedigers van het ware geloof. De grote meerderheid van de Pakistanen leeft in het volle besef van de eigen tekortkomingen. Roken, drinken, buitenechtelijke seks, woekerwinsten, uitbuiting, bedrog: niets menselijks is de Pakistanen vreemd. Die vaststelling resulteert in schaamte en publieke stilte als de extremisten spreken. Zij leven immers zoals de Profeet het voorschreef: de mannen met baarden, de vrouwen gesluierd.

BEVRIJDINGSTHEOLOGIE?

Ayesha Jalal, professor geschiedenis in de VS, wordt niet goed van die zelfingenomen godsdienstigheid in haar land. ‘De meest uitmuntende vorm van jihad’, doceert ze in haar ouderlijke huis in Lahore, ‘was traditioneel studie en reflectie, waardoor iedereen zichzelf tot een betere moslim kon scholen. Een tweede betekenis van jihad was gelegen in het materieel ondersteunen van slachtoffers van onderdrukking. De derde -en laagste- vorm van jihad heeft te maken met het gebruik van wapens. Op dit moment heeft het gewapende extremisme de term echter volledig bezet, waardoor meteen de hele islam in diskrediet gebracht wordt.’ Jalal wijst erop dat deze ongelukkige verschuiving van betekenis al een hele tijd aan de gang is. ‘Het begon in 1867, in de Indiase stad Deoband. In de lokale madrassa -een verzamelterm waaronder zowel dorpse koranschooltjes als heuse religieuze universiteiten vallen- broeide het verzet tegen de Britse kolonisatie. De meeste intellectuelen probeerden in die tijd te bewijzen dat hun hindoeïstische of islamitische tradities de test van de moderniteit moeiteloos konden doorstaan. De deobandi’s, daarentegen, verwierpen die moderniteit en de hele westerse superioriteit die ermee samenhing. Hun ijkpunt lag niet Londen, maar in Mekka. Hun streefdoel was niet aanvaard te worden door de heersers, maar de heerschappij te bestrijden. Hun leefregels hadden niks van doen met intellectuele inspanningen, maar met rituele standvastigheid en zuiverheid.’ De deobandi-theologie verzet zich enerzijds tegen de tribale structuren van de Zuid- en West-Aziatische samenlevingen, terwijl ze anderzijds naadloos aansluit bij tribale tradities zoals bloedwraak en absolute scheiding van mannen- en vrouwenwereld. Bovendien beschouwen de deobandi’s alleen de strenge soennitische moslims als ware gelovigen, terwijl ze sjiieten, sufi’s of ismaëlieten als ketters verwerpen. De jongens die in de vroege jaren negentig tot Talibanstrijders gevormd werden, liepen allemaal school in deobandi madrassa’s in Pakistan. Veel van de Saudi-Arabische steun aan het verzet in Afghanistan passeerde immers langs de moslimnetwerken van Pakistan.

GODS KRIJGERS

De Jamia Ashrafia madrassa in Lahore ligt langs een achterafstraatje, al is de school met 1200 studenten een behoorlijk groot instituut. De dag dat ik er op bezoek ben, staan de schoolgebouwen en de aanpalende moskee zo goed als leeg omdat het te heet is om les te geven. ‘Onze studenten komen van overal’, zegt Arshad Ubaid, bestuurder van de school. ‘Uit Lahore, maar ook van andere steden en streken in Pakistan. Uit Maleisië, Thailand, India, Tanzania, Uganda, Djibouti, Saudi-Arabië, de Verenigde Staten, Bangladesh en Iran.’ Jamia Ashrafia is een deobandi madrassa en is trots op de extreem conservatieve aanpak. Op 11 september surf ik naar de website van de school. Arshad Ubaid had me immers verteld dat de school veel belang hecht aan een positieve aanwezigheid van de islam in de wereld van het internet. Hij liet me ook de computerklas zien en introduceerde tevreden de lesgevers. Het citaat van de dag op 11 september was dit verhaal uit de traditie van de Profeet, zoals verteld door Ibn Umar: ‘Allah’s Boodschapper zei: “Terwijl een man wandelde en zijn kleren met trots droeg, werd hij verzwolgen door de aarde. Hij zal verder wegzinken tot de dag van de verrijzenis komt.” Je hebt geen paranormale gaven nodig om hierin een verwijzing te zien naar de aanslagen in de VS, maar de citaten hebben elke dag een gelijkaardige teneur. Het wee-u-want-de-dag-zal-komen karakter van de deobandi theologie is zéér hoog.

De Jamia Ashrafia krijgt geen overheidssubsidie, maar draait volgens Ubaid op ‘giften en liefdadigheid’. Mijn vragen naar de boekhouding van deze madrassa worden beantwoord zoals de vragen van de Pakistaanse overheid behandeld worden: met tegenzin. Die financiële onduidelijkheid voedt de verdenking dat de madrassa’s overleven dankzij duistere buitenlandse geldschieters. De Saudi’s worden genoemd, maar ook Osama Bin Laden. Die laatste duikt immers telkens op als islam, verzet tegen de westerse overheersing én geld in dezelfde zin voorkomen. Er zijn in de wereld echter talloze moslimmiljonairs, die allemaal graag een stukje van hun goddeloze interesten afstaan om in het reine te komen met hun religieuze geweten. Wat is honderdduizend dollar tenslotte, als het je toegang kan verschaffen tot het eeuwige leven?

Heel wat deobandi madrassa’s bieden -naast het klassieke curriculum met koranlessen, islamitisch recht en Arabische taal- ook fysieke training aan. Militaire training, zeggen onafhankelijke bronnen. ‘Deze madrassa’s leiden warrior priests op ‘, zegt Khaled Ahmed, journalist bij de Friday Times. ‘Vechten voor het geloof, of sneuvelen, geeft je een eersteklasseticket voor de hemel. Een martelaar én zijn familie verdienen het eeuwige leven. Dat overtuigt mij misschien niet, maar voor diepgelovige Pakistanen en Afghanen bevat die belofte meer waarheid dan de beloftes van het consumptiekapitalisme. Ahmed moet geregeld van verblijfplaats veranderen, als hij weer eens een kritisch artikel over de extreem-islamitische lobby of over het militaire establishment gepubliceerd heeft. In zijn drie vierkante meter kantoorruimte betoogt hij dat de gewapende islam van de jihadi’s voor een deel gedragen wordt door born again muslims: jonge, wanhopige mannen die hun toevlucht nemen tot een exclusief geloof zonder twijfels. Dat verklaart meteen een deel van de agressiviteit en bekeringsdrang van deze bewegingen. ‘De regering kan deze jihadi’s controleren als ze dat wil’, zegt Khaled Ahmed. ‘Ze bestaat bijna helemaal uit militairen die voordien in de inlichtingendienst ISI werkten. Generaal Musharraf heeft al enkele keren bewezen dat hij het straatlawaai van de jihadi’s kan doen verstommen.’ Half oktober lijkt die stelling bewezen te worden: anti-Amerikaanse manifestaties worden onderdrukt en de regering wordt herschikt. De afsluitende bedenking van Ahmed is op dit moment nog niet beantwoord: ‘Dé vraag is of Musharraf bereid is de duizenden Pakistaanse jongens, die in Afghanistan vechten aan de zijde van de Taliban en de gewapende militanten die in Kashmir vechten tegen de Indiase staat, terug te halen. Zij hebben immers de dood in de ogen gekeken en zullen niet bereid zijn om als ongewapende burgers door het leven te gaan.’

EEN HAVEN VAN VREDE

Flashback naar 1996. Een reportage in Jammu and Kashmir, over de onwaarschijnlijke en tegelijk onverbreekbare band tussen moorddadig geweld en een vreedzame godsdienst. In Srinagar, de winterhoofdstad van de Indiase deelstaat, teken ik het volgende op uit de mond van Zafar Meraj, plaatselijk correspondent voor Zee TV: ‘De buitenlandse inmenging door strenggelovige Afghanen en Pakistanen vergroot nog de frustratie van de Kashmiri, die eigenlijk veel meer vechten voor onafhankelijkheid dan voor de islamitische zaak.’ Mijn eigen bedenkingen daarachter: ‘Frustratie. Het is een gewas dat in de Vallei even welig groeit als mosterd, rijst en klaprozen. Frustratie omdat het volk nooit de kans kreeg een keuze te maken over zijn eigen nationaliteit. Frustratie omdat de gewapende opstand wel veel doden maar geen schijn van oplossing bracht. Frustratie omdat het aantal gewapende groepen alleen maar toeneemt: pro-Pakistan, pro-onafhankelijkheid, pro-islamitische republiek, pro-India en vaak: pro-eigen-gewin. Frustratie ook omdat de politieke leiders geen uitzicht op beterschap kunnen bieden.’

Na 11 september wordt de jarenlange Pakistaanse steun aan de jihadi’s in Kashmir plots problematisch. Generaal Musharraf moet koste wat het kost vermijden dat Washington hem aanwijst als voornaamste sponsor van de gewapende groepen die met het zwarte stempel “terrorist” gebrandmerkt worden. Hij lukt daar wonderwel in, maar die diplomatieke goocheltruc geeft geen afdoend antwoord op ongenoegens die leven in Kashmir, maar ook in zijn eigen land. De belangrijkste frustratie in Pakistan heeft te maken met de afwezigheid van echte inspraak over de eigen toekomst, en met de onoverzichtelijke lijst onvervulde beloften. Een halve eeuw na de oprichting van deze haven van vrede, dit land voor de moslims, is Pakistan in zowat alle opzichten het tegenovergestelde van wat het beloofde te worden. In plaats van welvaart, vrede, verdraagzaamheid en rechtvaardigheid beheersen corruptie, dictatuur, armoede, sectair geweld en militaire grootspraak het leven. Het grootste deel van de monumenten in Lahore, Peshawar en Islamabad zijn afgedankte gevechtsvliegtuigen op een sokkel, namaakraketten of andere oorlogsrelieken. De clerus en haar meest overtuigde gelovigen zijn kwaad omdat de sharia nog steeds niet als officieel wettelijk kader van Pakistan ingevoerd is. De meer liberale, stedelijke bevolking is kwaad omdat de overheid niets doet om het fanatisme van de jihadi’s te stoppen. De politici zijn kwaad omdat het leger om de haverklap de macht grijpt. De militairen zijn kwaad omdat de burgers voortdurend in de weg lopen van hun plannen om van Pakistan een regionale machtsfactor te maken. En bijna iedereen is kwaad op Europa en Noord-Amerika, omdat het Westen overal ter wereld tegen de moslims ageert: in Palestina, in Sarajevo, in Tsjetsjenië, in Sudan.

MAKE NO MISTAKE

Khaled Ahmed laat vanuit zijn kantoortje in Lahore een andere stem horen: ‘Pakistan is een multicultureel land’, zegt hij, ‘en die diversiteit wordt bedreigd door het blinde geloof van een kleine minderheid. De grootste propagandisten van de jihad sturen de jongens van het platteland naar Afghanistan of Kashmir, de oorlog in, terwijl hun eigen kinderen in de VS of Groot-Brittannië gaan studeren. Wat wij nodig hebben, is meer globalisering. Open grenzen, zodat ideeën vrij binnen en buiten kunnen. Open ideeën, zodat niet elke dissident van godslastering beschuldigd kan worden. Wij kunnen de globalisering gebruiken als een vorm van verzet tegen het totalitaire fundamentalisme.’ Zijn suggestie werd niet gehoord op de militaire en politieke planning na 11 september. In plaats van meer debatcultuur als wapen tegen het moorddadige Grote Gelijk, koos het Westen voor luchtaanvallen en een “langdurige strijd tegen het terrorisme”. De heilige oorlog brengt het rijk van de vrede niet op aarde, en de oorlog tegen het terrorisme zal de veiligheid niet verzekeren. Make no mistake, zei VS-president Bush, we will win. Hij vergist zich. Een wereld waarin ongelijkheid verdedigd wordt met wapengeweld kent geen winnaars, alleen verliezers. Een antwoord op een schreeuw is maar effectief als men eerst probeert om de taal te verstaan waarin geschreeuwd wordt.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.