Kindsoldaten: een universeel verschijnsel dat nog uitbreiding neemt

“De gezichten van de kinderen die in een echte revolutie of oorlog vechten, zijn mij bijna even vertrouwd geworden als de gezichten van mijn eigen kinderen. Van Praag tot Beiroet, van Teheran tot Gaza, in de jungle van Mozambique of Angola, of in de woestijn van Tsjaad, van de bergen van Eritrea tot in de getto’s van Zuid-Afrika, overal heb ik hun kleine silhouet gezien, en het staat in mijn geheugen gegrift. Wanneer men mij over de gruwelen van de oorlog spreekt, zie ik de trieste blik van kinderen die aan het slagveld ontkomen zijn. Er blijft dan niets meer van de stoere vrolijkheid waarmee ze naar het front vertrokken, een bloem in de loop van het geweer.”
Dit citaat komt uit het boek Gosses de guerre van Alain Louot, verschenen in 1989 bij Laffont in Parijs. Louot was een van de eersten om de tragedie van de kindsoldaten aan de kaak te stellen. In de loop van de jaren zeventig en tachtig bezocht hij de vele haarden van onrust waar kinderen in de vuurlinie meevochten. De conflicten die hij beschrijft, behoren soms al tot het verleden. Maar het verschijnsel van de kindsoldaten blijft actueel,en de omvang ervan is groter dan ooit tevoren.

ER ZIJN ALTIJD KINDSOLDATEN GEWEEST

Kindsoldaten zijn geen uitvinding van de twintigste eeuw. In het verleden werd het heel normaal gevonden dat kinderen op het slagveld meestreden. In feite is het verschijnsel even oud als de oorlog zelf. Wij herinneren ons de keiharde soldateske opvoeding in het oude Sparta, in de vierde eeuw voor onze tijdrekening. Vanaf de leeftijd van zeven jaar kregen kinderen een harde lichamelijke training en werden aan een strenge discipline onderworpen. Vanaf hun twaalfde jaar waren zij klaar voor de verdediging van de stad. Wij stellen hetzelfde vast in een andere tijd en op een andere plaats: bij de Azteken in de vijftiende eeuw. Agressief gedrag werd aangemoedigd, en de geboorte van een zoon werd met de volgende woorden begroet: “Het is je zending om de Zon te drinken te geven met het bloed van je vijanden.”

In het middeleeuwse Europa stonden kinderen als schildknapen in dienst van de ridders. De gevechten werden tussen mannen ‘geregeld’, maar daarna moesten de schildknapen zorg dragen voor paarden, wapens en harnassen. Later, tijdens de Dertigjarige Oorlog van zestienachttien tot zestienachtenveertig, vochten tienduizenden kinderen mee in de huurlingenlegers van de strijdende partijen. Hun voornaamste taak bestond erin te plunderen, om de volwassen soldaten te voorzien van paarden en voedsel. Hoeveel scheepsjongetjes zijn er in de achttiende eeuw niet gestorven? Met hun kleine gestalte – ze waren tussen tien en vijftien jaar oud – werden ze ingezet om in de dubbele wand van de schepen te kruipen, om daar met koud water te zorgen voor de afkoeling van de kanonnen. Het lot van de jonge tamboers was niet veel benijdenswaardiger: zij liepen aan het hoofd van de legereenheden, en werden dikwijls als eersten gedood.

In 1764 gebood Lodewijk XV de opening van een militaire school. Tweehonderd vijftig kinderen tussen acht en elf jaar werden er voorbereid op een loopbaan als officier. Het leven was hard: lijfstraffen en een ijzeren discipline. Deze methode had tot doel de kinderen voor te bereiden op de onvoorwaardelijke trouw aan de Franse kroon. In Pruisen ging men op dezelfde manier tewerk. De scholen leverden kinderen af die psychologisch volledig vervormd waren en een blind geloof in de autoriteiten hadden. Is het verwonderlijk later vast te stellen dat heel wat commandanten van nazikampen oud-leerlingen van deze kadettenscholen waren? Napoleon was zelf een product van een van deze scholen, en aarzelde niet om adolescenten in zijn legers in te schakelen. Na de campagne in Rusland was het bepaald moeilijk geworden om nog vrijwilligers te vinden. Met een decreet werd ook de mobilisatie van jongeren van minder dan achttien jaar mogelijk, reden waarom men later ook van ‘baardloze soldaten’ zou spreken.

Wij weten dat kinderen beïnvloedbaar zijn en zich graag identificeren met een volwassene. Dat geeft de volwassene de mogelijkheid om kinderen te manipuleren. Daarom ging de inlijving van een kind of adolescent in het leger altijd gepaard met een zekere hersenspoeling, gebaseerd op ideeën die via de schoolboeken, de media of de familie verspreid werden. De periode juist voor de Eerste Wereldoorlog is wat dat betreft veelzeggend. Een jonge Bretoen, die erin geslaagd was zich ouder voor te doen en zo als vijftienjarige dienst genomen had, schrijft: “Ik kan niet leven onder het juk van de vijand, en daarom ben ik soldaat geworden. Op school heb ik geleerd wat eergevoel betekent. U bent het, mijn leraar, die me dat geleerd hebt.”

Iedereen kent nu de verwoestingen die de nationaal-socialistische propaganda in de hoofden van de Duitse jeugd heeft aangericht. Vanaf de leeftijd van elf jaar moesten jongens en meisjes lid worden van de Hitlerjeugd, en zo de geboorte van de ‘nieuwe mens’ voorbereiden. Tegelijk werden de nieuwe soldaten voorgevormd. Op het einde van de oorlog werden kinderen van veertien en vijftien jaar de loopgraven ingestuurd: de ‘totale oorlog’ heeft ook hen opgeslokt.

KINDSOLDATEN IN DE RECENTE GESCHIEDENIS

Overal in Indochina waren kinderen van de partij, zowel in Vietnam als in Cambodja, ten tijde van de Rode Khmers. Op tekeningen van kinderen over de foltering en executie van hun ouders, zien we vaak dat de beulen nog heel jong waren. In de straten van Belfast zagen we kinderen de Britse soldaten uitdagen. In een rapport over het gebruik van geweld door jonge katholieken in Londonderry werd gezegd dat deze kinderen totaal aan zichzelf overgelaten waren. “Zelf zijn ze nauwelijks politiek gemotiveerd, maar hun geweld wordt gekanaliseerd ten voordele van de nationalistische en katholieke zaak, tegen elke autoriteit… Ze zijn bedreven in het gooien van stenen en stukken metaal, en lanceren zonder vrees Molotovcocktails of staven dynamiet… Soms handelen ze alleen, maar meer en meer worden ze gedekt door scherpschutters.”

In Centraal-Amerika werden ze muchachos genoemd. Het was vooral aan hen te danken dat in Nicaragua de dictator Somoza verjaagd kon worden. Op tienjarige leeftijd wierpen ze in de straten van Managua barricaden op, op dertienjarige leeftijd hanteerden ze het geweer, en op hun zestiende verjaardag konden ze soms als ‘oudstrijders’ beschouwd worden. Het waren opnieuw de muchachos die tijdens de agressie van Ronald Reagan de kern van de weerstand uitmaakten. In El Salvador vochten ze op alle fronten, vooral in de rangen van de rebellen van het FMLN, maar ook in de rangen van het geregelde leger. Sommige kinderen maakten zelfs deel uit van de sinistere doodseskaders.

Overal waren kindsoldaten op de afspraak: van Beiroet tot Soweto, van Birma tot Eritrea, van de Mozambikaanse jungle tot in de Palestijnse kampen, over Afghanistan, Guatemala en de Filippijnen. Maar het was tijdens de Iraans-Iraakse oorlog van 1980-1988 dat het verschijnsel van de kindsoldaten wereldwijd en op schokkende wijze bekend raakte. Om het goed uitgeruste leger van Irak te weerstaan, rekende Iran op de macht van het getal, en ook op zijn kinderen. Duizenden werden in de gevechtslinies gestuurd, om mijnen te ontmantelen of zich gewapend met een granaat op de vijandelijke geschutposities te storten. Het was een vreselijke slachtpartij, waarin honderdduizend kinderen van minder dan zestien jaar het leven verloren. Om de poort naar het hiernamaals te openen, droegen ze om hun hals een ketting met een kleine sleutel in plastic. Want zoals alle sjiieten geloofden ze dat iedereen die de martelaarsdood stierf, in het paradijs zou worden opgenomen.

De val van de Berlijnse muur in 1989 betekende het begin van een nieuw tijdperk. Sommige conflicten doofden uit, maar nieuwe haarden van geweld doken op. Ook nu waren daarbij kinderen betrokken: Oeganda, Colombia, Tsjetsjenië, Liberia, Sri Lanka, Congo, Koerdistan, Algerije, Kosovo … Op het ogenblik van de zwartste bladzijde uit de geschiedenis van het einde van de twintigste eeuw, de genocide in Rwanda, vonden we kinderen zowel onder de slachtoffers als onder de daders terug.

NIEUWE TYPES VAN CONFLICTEN EN LICHTE WAPENS

In vroegere eeuwen werden kinderen bij de oorlogsvoering ingeschakeld als spionnen of als boodschappers. In onze tijd is de rol van kinderen gewijzigd, in de eerste plaats door de aard van de conflicten. De ‘traditionele’ oorlog tussen staten is eerder uitzonderlijk geworden. Bij de ongeveer vijftig gewapende conflicten die we de voorbije jaren gekend hebben, zijn er slechts twee of drie waarin de voornaamste protagonisten de geregelde legers van twee soevereine staten waren. De overgrote meerderheid van de conflicten waren de zogenaamde ‘interne conflicten’.

In deze conflicten zijn de frontlinies minder zichtbaar geworden, en is de oorlog de dorpen, de huizen en de families binnengeslopen. Het is in die omstandigheden bijna onmogelijk een onderscheid te maken tussen de strijdende partijen en de burgerbevolking. Volgens een veelgeciteerde statistiek behoorden tijdens de Eerste Wereldoorlog ongeveer vijf procent van de slachtoffers tot de burgerbevolking; tijdens de tweede wereldoorlog liep hun aantal op tot achtenveertig procent en nu zitten we in de buurt van de negentig procent! Onschuldige mensen worden nu doelgericht aangevallen en vermoord, plundering en terreur maken nu deel uit van de ‘normale’ oorlogsvoering’. De notie ‘soldateneer’ behoort al lang tot het verleden.

De tweede verklaring voor de inschakeling van kinderen in moderne gewapende conflicten is de ontwikkeling en verspreiding van lichte wapens. Een generatie geleden waren de meeste wapens zwaar en moeilijk te gebruiken. De inschakeling van kinderen of jongeren was dus minder vanzelfsprekend. De middeleeuwse schildknaap kon niet veel meer doen dan het harnas van zijn meester dragen.

Tegenwoordig zijn er vijfhonderd miljoen lichte wapens over de aardbol verspreid. In Afrika alleen al zouden er honderd miljoen in omloop zijn. De moderne halfautomatische wapens zijn uiterst licht, en kunnen gemonteerd en gedemonteerd, gedragen en bediend worden door kinderen van tien jaar. Elke rebellengroep met een zekere status beschikt nu over de FAL, de M-zestien en de kalasjnikov. Van het fameuze AK-47 wapen zijn vijfenvijftig miljoen exemplaren in omloop. In Afrika worden ze gekocht en verkocht voor de tegenwaarde van een geit, soms zelfs voor een kip. Door de lage kostprijs en de alomtegenwoordigheid van de lichte wapens zijn lokale conflicten massale moordpartijen geworden, en werden kinderen meegesleept tot in het centrum van deze conflicten.

VERSCHILLENDE SCENARIO’S VOOR DE REKRUTERING

Gewoonlijk treft men kindsoldaten aan in landen waar er een relatief gebrek aan volwassenen is, of waar deze volwassenen niet geneigd zijn het uniform aan te trekken. De rekrutering is het sleutelmoment in het proces van de inzet van kindsoldaten in de oorlogsvoering. Uit een peiling bij honderd twintig Colombiaanse meisjes en jongens bleek dat niemand onder hen zich uit politieke overtuiging bij de guerrilla had aangesloten. De meeste hadden zich wel vrijwillig aangemeld, aangetrokken door de wapens en het uniform, of gedwongen door honger. Enkelen gaven als reden persoonlijke problemen op, zoals liefdesverdriet of wraakzucht. Slechts één op zeven was onder dwang tot de guerrilla toegetreden.

Inlijving

De verplichte inlijving van kinderen komt in heel wat landen voor. Deze conscriptie is door de regering soms ingesteld als antwoord op een bedreiging of conflict, maar blijft daarna verder bestaan. Volgens het internationaal recht is vijftien jaar de minimumleeftijd voor rekrutering in het leger en deelname aan gewapende conflicten. Deze ondergrens zou in elk geval op achttien jaar gebracht moeten worden. In de meeste landen is dat ook de leeftijdsgrens voor het uitoefenen van het stemrecht. Achttien jaar is de grens tussen de jeugd en de volwassenheid, de leeftijd waarop jongeren een aantal juridische en morele verantwoordelijkheden krijgen. Een minimumleeftijd van achttien jaar zou in elk geval meer in overeenstemming zijn met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties uit 1989, het enige verdrag dat specifiek over kinderrechten handelt.

Toch rekruteren een tiental landen kinderen voor de leeftijd van de burgerlijke volwassenheid. In het Verenigd Koninkrijk kunnen kinderen van zestien jaar na het verlaten van de schoolpoort de kazerne binnenstappen. Zowel tijdens de oorlog op de Malvina’s (Falklands) als in de Golfoorlog hebben jongeren van minder dan achttien jaar meegevochten en zijn er ook gesneuveld. Ze waren te jong om te mogen stemmen, maar oud genoeg om te vechten en te sterven.

Overigens zou het instellen van een minimumleeftijd van achttien jaar de jongeren nog niet afdoende beschermen. Er worden soms uitzonderingen op deze leeftijdsgrens gemaakt, en wat kan men doen als de identiteitspapieren ontbreken? En tenslotte zijn ook de rekruteringsverantwoordelijken soms schuldig. In Afghanistan werden kinderen van veertien jaar en jonger in het leger ingelijfd: hun identiteitspapieren werden door de militaire commissies ‘aangepast’.

Ontvoering

Sommige legers moeten hun toevlucht nemen tot ontvoering om hun rangen aan te vullen. Deze methode wordt ook door gewapende oppositiegroepen gebruikt. In rurale gebieden gaan beide partijen op dezelfde wijze te werk: ze vallen een dorp of kleine stad binnen, zaaien terreur, ontvoeren de kinderen, plunderen en steken de huizen in brand. Bijna overal wordt hetzelfde scenario gevolgd: men valt de achtergestelde wijken binnen om kinderen te ontvoeren op voetbalvelden, aan bioscopen of bushaltes, aan de schoolpoorten. Kinderen worden ook uit weeshuizen gehaald. Het gemeenschappelijke in al deze gevallen is dat de kinderen zich niet kunnen verdedigen. In Ethiopië zijn de jonge verkopers van sigaretten, snoepgoed en loterijbiljetten het voornaamste doelwit. Etnische of raciale minderheden worden dikwijls geviseerd, als onderdeel van een ruimere campagne van intimidatie en repressie.

De vele verschillende verschijningsvormen van lokale milities, burgerlijke verdedigingsgroepen of ‘zelfbeschermingsgroepen’ spelen hier ook een rol. Ze worden door de regeringen geduld, onder voorwendsel van een situatie van onveiligheid. Hier gebeurt de rekrutering dikwijls onder zware druk: als je niet tot de militie toetreedt, dan moet je wel een aanhanger van de vijand zijn. Men kan zich voorstellen wat de gevolgen voor de familie of voor een dorp zijn, wanneer een jongere weigert tot de militie toe te treden.

Vrijwillige indiensttreding

Men moet voorzichtig omspringen met de uitdrukking ‘vrijwillige indiensttreding’. Hoeveel vrijheidsgraden zijn er, wanneer armoede en angst kinderen in de armen van de militairen drijven, of wanneer het familiaal milieu weinig bescherming biedt? Toch zijn er enkele verklaringen voor vrijwillige indiensttreding: culturele factoren, het zoeken naar zekerheid, ideologische redenen en sociaal-economische druk.

Sommige kinderen voelen zich aangetrokken tot het militaire leven en zijn gefascineerd door uniformen. Bij anderen speelt de druk van de ouders een rol: die vrezen voor de nefaste invloed van het nietsdoen in de straten, en zijn van oordeel dat de militaire discipline een positieve invloed op hun kinderen zal hebben.

In ex-Joegoslavië willen kinderen zich als mannen voordoen, en indruk maken op hun vrienden. Ze voelen zich sterk en volwassen, wanneer ze, met een AK-47 over de schouders, door de straten lopen.

In sommige gevallen zullen kinderen tot gewapende oppositiegroepen toetreden omdat ze ervan dromen beroemd te worden. In samenlevingen waarin het dragen van wapens als een bewijs van mannelijkheid beschouwd wordt, en waarin de bloedwraak in ere gehouden wordt, nemen kinderen soms dienst om de dood van een familielid te wreken. Families sturen hun kinderen soms naar het gewapend verzet om een gesneuvelde vader of broer te vervangen. Hier is er dan geen sprake van wraak, maar van het vervullen van een plicht.

In zijn boek The Warrior’s Honour besteedt Michael Ignatieff aandacht aan de seksuele dimensie van het oorlogvoeren. Hij schrijft: “In heel wat traditionele samenlevingen wordt eer gelijkgesteld met een zekere terughoudendheid, en viriliteit of mannelijkheid met discipline en krachtdadig optreden. Het optreden van de Afghaanse strijders of van de Koerdische Peshmarga kan gezien worden in het licht van deze gedragscode voor mannen. De slachtpartijen tijdens de oorlogen van de jaren ’90 vinden een voedingsbodem in een heel ander begrip van de mannelijke identiteit – deze van de ongeremde seksualiteit van de adolescent. De jongeren symboliseren een ander aspect van de soldaat: een wapen is niet enkel een voorwerp dat correct behandeld moet worden, voor hen heeft het geweer een fallische betekenis. Een controlepost passeren waar geüniformeerde jongeren met zonnebrillen de wacht optrekken, staat gelijk met het binnendringen van een zone met een hoge concentratie aan giftig testosteron. De oorlog heeft altijd een seksuele dimensie gehad, maar wanneer hij gevoerd wordt door ongecontroleerde jongeren, worden seksuele wandaden een veelgebruikt wapen.”

Het verlangen om wraak te nemen is voor veel kinderen van doorslaggevend belang. Zij hebben gezien hoe een ouder gemarteld en gedood werd, zij hebben ontbering en vernederingen, intimidatie door het leger en blinde bombardementen gekend. Dat alles is genoeg om kinderen ertoe aan te zetten tot de gewapende oppositie toe te treden. Tijdens de burgeroorlog in El Salvador werden vele jongeren van wie de ouders gedood waren, door de guerrilla opgenomen. De inlijving geeft dan een zekere bescherming. In Tsjetsjenië doet zich een gelijkaardig verschijnsel voor: de Russische veiligheidsdiensten sluiten jongens tussen 14 en achttien jaar op, om te vermijden dat ze zich bij de rebellen zouden voegen; het is begrijpelijk dat deze jongens de Russen ontvluchten en zelf dienst nemen.

Ideologische redenen, in het bijzonder ‘de strijd voor de goede zaak’, trekt ook vrijwilligers aan. Er zijn hiervan genoeg voorbeelden: het kan gaan om een ‘heilige oorlog’, een strijd voor religieuze of politieke vrijheden, of om een gevecht voor het behoud van de gronden van de voorvaderen. In andere gevallen gaat het om sociale rechtvaardigheid, of om de strijd tegen armoede, corruptie en militarisering. Wie voor een hoger belang sneuvelt, wordt een martelaar en een held, iemand op wie de lokale gemeenschappen trots kunnen zijn. Dat is het geval met de kinderen van de Intifada. Zij komen in direct contact met de Israëlische soldaten of met de kolonisten, en voelen met heel hun lichaam de dagelijkse provocaties en vernederingen. De zelfmoordactie is dan het laatste stadium van deze logica van de wanhoop.

De goedkeuring en aanmoediging door de lokale gemeenschap is bij deze ideologische factoren van essentieel belang. Het is trouwens naïef te denken dat men kinderen buiten een conflict kan houden, als ze anderzijds op zeer jonge leeftijd moeten meewerken in huis of op het land. Als men van een kind of een adolescent een bijdrage tot het economisch overleven verwacht, zal het ook normaal zijn dat deze jongeren hun bijdrage leveren in geval van een gewapend conflict.

Tenslotte spelen ook sociaal-economische redenen een belangrijke rol. Voor jonge vluchtelingen, straatkinderen of oorlogswezen is het leger of de guerrilla soms de laatste redplank. Dat is ook het geval voor families die in diepe armoede leven. Het is dan beter dienst te nemen dan werkloos te blijven. Volgens verschillende studies zijn het vooral de ouders die dan op hun kinderen druk uitoefenen, zeker wanneer een deel van de soldij rechtstreeks aan de familie gestort wordt. En als de nieuwe rekruten niet betaald worden, betalen ze zichzelf uit de opbrengst van plunderingen. Ook op die manier kan hun familie ondersteund worden. In Sierra Leone sturen moeders hun kinderen naar een van de gewapende groepen, omdat ze ondervonden hebben dat plundering meer oplevert dan gewoon werken. De directeur van het Rode Kruis van Liberia verklaart de deelname aan de gevechten door jongens van zeven jaar als volgt: “Wie een geweer draagt, heeft ook iets om te eten!”

HET PROFIEL VAN KINDSOLDATEN

Alle conflicten en alle kinderen zijn natuurlijk verschillend, maar men kan toch enkele gemeenschappelijke karakteristieken onderscheiden: 1. kindsoldaten komen uit arme, gemarginaliseerde gezinnen; 2. ze wonen in conflictgebieden, en 3. ze komen meestal uit gebroken gezinnen.

Jongeren uit gegoede milieus kunnen gemakkelijk ontsnappen, dankzij het geld of de invloed van de familie. Zij worden ‘ongeschikt voor de dienst’ bevonden, of zij worden gewoonweg voor de selectieprocedures niet opgeroepen. Zelfs als deze jongeren onder dwang of door ontvoering toch gerekruteerd worden, dan nog kan hun familie ze vrijkopen. Het wekt geen verbazing dat ronselaars vooral de armste en laagste sociale klassen viseren, omdat ze hier weinig weerstand moeten vrezen.

Bij vrijwillige indiensttreding zijn het opnieuw de kinderen uit de laagste sociale klassen die eerst aangetrokken worden, vooral op grond van sociale en economische motieven. Het gaat dan vooral om kinderen die niet meer naar school gaan. In Afghanistan, waar de voorbije jaren tot negentig procent van de kinderen geen onderwijs konden volgen, is het aandeel van de kindsoldaten in de gewapende groepen gestegen van dertig tot vijfenveertig procent. In conflictzones en meer nog in vluchtelingenkampen, zijn alle factoren verenigd die de vrijwillige indiensttreding van kinderen in de hand werken: er zijn geen alternatieven en het oorlog voeren is een normale zaak geworden. Heel wat kinderen zijn in militaire kampen geboren en zetten daar hun eerste passen. Het verbaast dan ook niemand dat zij al heel jong een uniform aantrekken en aan de zijde van hun vader paraderen. Maar als ze op heel jonge leeftijd in het milieu opgenomen worden, zullen ze het later heel moeilijk hebben om er weer uit te geraken.

In alle maatschappijen zijn kinderen die van hun ouders gescheiden zijn, zeer kwetsbaar. In oorlogstijd groeit het aantal van deze kinderen. In normale omstandigheden geeft de familie bescherming tegen de verschillende vormen van rekrutering. Maar als de familiale verbanden wegvallen of als de ouders ontvoerd of gedood worden, zal het kind ergens anders een substituut voor de familie zoeken. De verleiding is dan groot om zich bij het leger of de gewapende rebellen te voegen.

Normaal is de oorlogsvoering een zaak van mannen. Maar meisjes zijn niet afwezig in de rangen van de kindsoldaten. Geregelde legers rekruteren over het algemeen enkel jongens of jonge mannen, maar de oppositiebewegingen tonen zich over het algemeen minder seksistisch. De enige uitzondering is Afghanistan, waar meisjes totaal afwezig zijn bij de gewapende strijders. Maar in andere landen, zoals Ethiopië of Oeganda, vormen ze soms tot drieëndertig procent van de strijdkrachten. Meisjes nemen deel aan de gevechten, zij bereiden de maaltijden of leveren seksuele diensten aan de mannen.

WAAROM WORDEN KINDSOLDATEN INGEZET?

Voor de strijdende partijen heeft het inzetten van kindsoldaten talrijke voordelen. Ray Torres van UNICEF somt er enkele op: ze zijn goedkoper, ze eten minder, ze zijn tevreden met een kleine soldij en stellen weinig andere eisen. Een deserteur van RENAMO (Mozambique) voegde daaraan nog enkele voordelen toe: kindsoldaten zijn taai en hebben meer weerstand dan volwassenen, ze kunnen in de brousse beter overleven, beklagen zich zelden en voeren getrouw de orders uit, worden niet in beslag genomen door de gedachte aan de terugkeer naar huis en naar hun vrouw.

De verantwoordelijken voor de rekrutering zien nog andere voordelen: kinderen of jongeren kunnen gemakkelijker gemotiveerd of gemanipuleerd worden, ze hebben geen schrik voor gevaarlijke operaties, ze deserteren minder vlug en passen zich vlugger aan in elke nieuwe omgeving. Maar het belangrijkste voordeel is het gemak waarmee kinderen gerekruteerd kunnen worden.

Kinderen kunnen zodanig sterk beïnvloed en gemanipuleerd worden dat ze ook de ergste wandaden zullen begaan. In Mozambique werden kinderen ingezet om gevangen vijanden te martelen – de slachtoffers werden gedwongen om hun eigen oren op te eten. Alcohol, drugs, intimidatie en vormen van hersenspoeling worden gebruikt om kinderen tot deze daden aan te zetten.

Er zijn evenwel ook militaire specialisten die twijfelen aan het inzetten van kindsoldaten. Er is niet alleen, of wellicht zelfs niet vooral, morele weerstand tegen het misbruiken van kinderen. Zij twijfelen aan de militaire voordelen: kinderen kunnen de troepenbewegingen vertragen, ze begaan stommiteiten waarvoor ze gestraft moeten worden, en dat leidt tot nog meer vertraging. Tijdens de vijandelijkheden zijn ze dikwijls onvoorzichtig, en ze zijn niet altijd in staat volledig zelfstandig te leven.

WAAROM LOPEN DE KINDSOLDATEN NIET WEG?

Deze vraag leeft wellicht minder bij wie vrijwillig dienst genomen heeft, maar des te sterker bij kinderen of jongeren die onder dwang ingelijfd werden. Om elke gedachte aan weglopen definitief de kop in te drukken, aarzelen sommige bevelhebbers niet om nieuwe kindrekruten eerst naar hun eigen dorp te sturen, en daar terreur te zaaien en zelfs iemand te doden. Daardoor is het kind gestigmatiseerd en kan het niet meer terug.

Deserteurs die gevat worden, wacht een zekere en soms wrede dood. In sommige rapporten is er sprake van het martelen en doden van deserteurs door andere kindsoldaten, als een soort initiatie tot het oorlogvoeren. Volgens Human Rights Watch maken zowel het leger als de rebellen van Joseph Kony zich in Oeganda schuldig aan wreedheden tegenover kinderen die beschuldigd worden van desertie of van medewerking met de vijand. In Colombia worden de plaatsen waar kinderen een reïntegratieprogramma kunnen volgen, geheim gehouden. Het is immers gebleken dat de overheid niet in staat is de veiligheid van de jonge deelnemers te verzekeren.

HET AANTAL KINDSOLDATEN GROEIT NOG STEEDS AAN

Volgens de Verenigde Naties waren er op het einde van de jaren tachtig ongeveer 200.000 kindsoldaten. Dat cijfer werd tot 250.000 verhoogd in de jaren negentig. Op dit ogenblik zijn er volgens de Coalitie tegen het misbruik van kindsoldaten minstens 300.000 kindsoldaten actief in een dertigtal landen, waarvan 120.000 in zwart Afrika. De lijst van landen is lang: Angola, Burundi, Congo-Brazzaville, Ethiopië, Liberia, Oeganda, de Democratische Republiek Congo, Rwanda, Sierra Leone en Soedan.

Olara Ottonu, de speciale gezant van Kofi Annan voor kinderen in conflictgebieden, denkt dat tussen 1987 en 1999 twee miljoen kinderen in gewapende conflicten gedood zijn; zes miljoen kinderen zouden zwaar gekwetst en blijvend gehandicapt zijn.

Het probleem blijft niet beperkt tot de ontwikkelingslanden. Net zoals Myanmar, Soedan en Afghanistan, sturen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk kinderen in de vuurlinie.

Nog steeds volgens de Coalitie is er verbetering merkbaar in Latijns-Amerika, in de Balkan en in het Midden-Oosten, en zijn er ook andere positieve ontwikkelingen. In de statuten van het nieuwe Internationale Strafhof (1998) wordt het rekruteren en het inzetten van kinderen van minder dan vijftien jaar oud een oorlogsmisdaad genoemd. En in mei 2000 heeft de Algemene Vergadering van de VN een facultatief protocol aan de Kinderrechtenconventie toegevoegd. In dat protocol worden rekrutering onder dwang en het inzetten van jongeren beneden de achttien jaar veroordeeld. Ook sommige regeringen die zelf kindsoldaten ingezet hebben, beginnen zich nu bewust te worden van de negatieve weerslag daarvan in de publieke opinie. In 1999 heeft Laurent-Désiré Kabila opgeroepen tot de demobilisatie van de kindsoldaten, om punten te scoren in de strijd om de gunst van de internationale gemeenschap.

Aan de zijde van de niet-geregelde troepen en guerrillabewegingen is er veel minder positiefs te melden. Hoe kan men krijgsheren op andere gedachten brengen, zij die elke norm met voeten treden en zich niet gebonden voelen door internationale afspraken?

Er blijft dus nog veel te doen. De internationale protestbeweging mag de ogen niet sluiten voor de oorzaken van de verschillende conflicten (armoede, een verkeerd ontwikkelingsmodel, etnische verdeeldheid). Strategieën die geen rekening houden met de diepere oorzaken van de problemen, zijn immers gedoemd tot mislukken.

Wij moeten bijzonder veel aandacht hebben voor de demobilisatie van de kindsoldaten. Het is een moeilijke en geldverslindende opdracht, die veel tijd vergt. De kinderen zijn niet alleen lichamelijk gekwetst, bijna altijd zijn ze diepgaand getraumatiseerd door wat ze beleefd hebben. Hun enige ‘bekwaamheid’ is het oorlogvoeren, want lezen of schrijven hebben ze nooit geleerd. De aanpassing aan een gewoon leven is geen vanzelfsprekendheid, en de kans is groot dat we te maken krijgen met een verloren generatie.

“Het is immoreel dat volwassenen hun oorlogen door kinderen laten uitvechten. Er is geen verontschuldiging, geen aanvaardbaar argument voor het bewapenen van kinderen”, aldus aartsbisschop Desmond Tutu. Maar afgezien van deze morele of humanitaire overwegingen moeten we ons ervan bewust zijn dat we toekomstig geweld laten kiemen, als we kinderen de vuurlinie injagen. Deze dreiging moet ons tot actie aanzetten. Het is een kwestie van veiligheid en stabiliteit, die ons allen aangaat.

Marc Schmitz werkt als onderzoeker voor GRIP, de Groupe de recherche et d’information sur la paix et la sécurité. Hij is ook verantwoordelijk voor de publicaties van het onderzoekscentrum.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.