Klimaattest voor ontwikkelingssamenwerking

De rijke landen zijn in grote mate verantwoordelijk voor de globale opwarming maar de impact ervan treft vooral de arme landen. Nu al. Professor Jean-Pascal Van Ypersele van het VN-klimaatpanel noemt dat de ‘fundamentele onrechtvaardigheid van de klimaatverandering’.
Op vraag van minister Charles Michel formuleerde Van Ypersele een reeks aanbevelingen om de Belgische ontwikkelingssamenwerking op een nieuwe leest te schoeien.
Volgens een studie van de Wereldbank is 55 procent van haar projecten “klimaatgevoelig” en loopt een kwart ervan ernstig gevaar door de klimaatverandering. De Belgische ontwikkelingssamenwerking is zo mogelijk nog kwetsbaarder: zeven op tien projecten maken slaan op sectoren die bijzonder kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering, zoals landbouw, energie- of drinkwatervoorziening. Dat blijkt uit Van Yperseles rapport Klimaatwijziging en de Belgische ontwikkelingssamenwerking: uitdagingen en kansen.
Een groot deel van de inspanningen voor armoedeverlichting en andere Millenniumdoelen verdwijnen in het niets als geen rekening wordt gehouden met de impact van de globale opwarming. Een klimaattest voor de ontwikkelingsprojecten is dan ook essentieel, zo stelt het rapport. Niet alleen de Belgische ontwikkelingssamenwerking moet tegen het licht gehouden worden, ook buitenlandse handel en de dienst Delcredere zouden hun activiteiten in het Zuiden moeten aftoetsen aan een set van klimaatcriteria.
Het rapport geeft dertien aanbevelingen om de ontwikkelingssamenwerking te heroriënteren in het licht van deze dwingende problematiek. Uiteindelijk, aldus klimaatwetenschapper Van Ypersele, moeten we komen tot een nieuwe architectuur van de ontwikkelingssamenwerking. Samen met Yvo de Boer, de secretaris van het VN-Klimaatpanel, pleit Van Ypersele voor less funds, more funding: minder vaste fondsen maar meer geld dat beschikbaar gesteld wordt voor de nieuwe problemen, vooral wat de multilaterale hulp betreft.
De noodzakelijke ingrepen situeren zich op twee niveau’s: adaptatie en mitigatie. Enerzijds is er nood aan maatregelen om mensen te beschermen tegen de impact die nu al voelbaar is: dijken aanleggen tegen de stijgende zeespiegel, erosie en verwoestijning afremmen, de landbouw reorganiseren, en zorgen voor drinkwatervoorziening en huisvesting. Anderzijds dient er ingegrepen te worden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In het Zuiden kan dat bijvoorbeeld door technologieoverdracht vanuit het Noorden, energie-efficiëntie en herbebossingsprojecten.

De vervuiler betaalt


De rijke landen hebben een verpletterende verantwoordelijkheid omdat zij het klimaatprobleem grotendeels gecreëerd hebben, aldus Van Ypersele. Uiteindelijk geldt hier dan ook het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dat is in 1992 internationaal aanvaard na de VN-top over Milieu en Ontwikkeling in Rio de Janeiro. België zou zich volgens de klimaatwetenschapper actief achter dit principe moeten scharen en experimenten of pilootprojecten opzetten in die zin.
Verder roept het rapport op voorzichtig om te gaan met energiegewassen. Volgens Van Ypersele kan dat alleen als op de eerste plaats de voedselzekerheid in het ontwikkelingsland gegarandeerd is en er duidelijke criteria gehanteerd worden voor armoedeverlichting en bescherming van de bodem en de biodiversiteit. Om een strategische visie te ontwikkelen en een coherent beleid uit te werken, pleit het rapport voor de oprichting van een Klimaat- en Milieucel binnen DGOS, de federale administratie ontwikkelingssamenwerking.
Dat alles vraagt echter de inzet van meer mensen en middelen. De noodzaak 0,7 procent van het bnp voor ontwikkelingssamenwerking te reserveren –een vaak herhaalde belofte- is vandaag groter dan ooit. Van Ypersele stelt bovendien voor een deel van de opbrengsten van de CO2-emissiehandel te bestemmen voor projecten in het kader van de strijd tegen de opwarming.
Of die extra middelen er gaan komen, is nog maar de vraag. Gezien de economische situatie is minister Michel niet erg optimistisch om bij de onderhandelingen over het budget voor 2009-2010 meer geld voor ontwikkelingssamenwerking in de wacht te slepen. Ook over de bestemming van de fondsen uit de emissiehandel is nog onduidelijkheid.
Het rapport stelt voor ‘een deel’ van die fondsen te benutten. Volgens het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling zou dat zeker de helft moeten zijn. Ook het Climate Action Network, dat meer dan honderd Europese ngo’s verenigt, vraagt dat minstens de helft van de veiling naar extra middelen voor technologieoverdracht, mitigatie en adaptatie gaat. Punt is echter dat ook het Federaal Planbureau op de emissiehandelfondsen aast, met name voor de afbouw van de publieke schuld, de vermindering van de sociale zekerheidsbijdrage voor werkgevers en voor de sector infrastructuur.

Gebaar van goodwill


Voor het Zuiden is het heel belangrijk dat de industrielanden hun uitstoot van broeikasgassen verminderen. Volgens een rapport van het VN-klimaatpanel, waarin Van Ypersele zetelt, zouden de industrielanden tegen 2050 een reductie van 80 tot 95 procent moeten halen om de temperatuursstijging onder de twee graden te houden. Het Europese klimaat- en energieplan stelt voor tegen 2020 de CO2-uitstoot met twintig procent naar beneden te halen, twintig procent energieverbruik te verminderen door betere energie-efficiëntie én twintig procent hernieuwbare energie te produceren. Voor België betekent dit onder andere dat de uitstoot van broeikasgassen met vijftien procent omlaag moet.
Verwacht wordt dat de geplande inspanningen in België 9,2 procent reductie zullen opleveren. De rest zal wellicht nagestreefd worden met Projecten voor Schone Ontwikkeling in het Zuiden –de zogenaamde Clean Development Mechanisms (CMD’s). Critici gaan er van uit dat België meer kan inkrimpen dan 9,2 procent, alvorens kredieten te verwerven via CDM’s. Globaal wordt vandaag drie vierde van de CDM-projecten opgezet door rijke landen om zelf méér te mogen vervuilen. Het rapport van Van Ypersele benadrukt dat die CDM’s slechts aangewend mogen worden nadat eerst in eigen land alle mogelijke inspanningen geleverd zijn om de emissies terug te dringen.
De klimaatstudie van het Federaal Planbureau, op 18 september in voorlopige versie voorgesteld, kijkt enkel naar de kosten van het klimaatplan en heeft geen aandacht voor de hoogdringendheid van het klimaatprobleem noch voor de impact ervan op het Zuiden.  Toch vindt Van Ypersele dat een gebaar van goodwill ten aanzien van het Zuiden noodzakelijk is, en dat niet alleen omwille van de klimaatgerechtigheid.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.