KORTVERHAAL. Mercedes 207 (Mitien oe sebh’a)

In december verschijnt Kif Kif. Nieuwe stemmen uit Vlaanderen. In deze bundel valt Mercedes 207 op, het verhaal over de tocht die Boulif en H’med van Marokko terugbrengt naar Antwerpen. Rachida Lamrabet won met dit verhaal dit jaar de KifKif literatuurprijs. MO* brengt als voorpublicatie het middenstuk uit Mercedes 207. Het fragment begint op de autoweg ten noorden van Madrid en eindigt ergens rond Parijs. Boulif zit aan het stuur, H’med mijmert.
Hij had altijd wel een reden om te vertrekken. Zijn vrouw geloofde allang niet meer dat die redenen oprecht waren, maar ze liet hem zijn gang gaan. De vermoeidheid en de teleurstelling hadden hem verbazend vroeg in zijn leven overmeesterd en een lange tijd verlamd. Hij voelde zich niet langer baas over zijn leven. Elke dag die aanbrak, onthulde een realiteit die onveranderlijk, definitief en vooral gespeend van alle hoop was.
Hij ondernam niets meer.

Toen hij er eindelijk in was geslaagd om weer op krachten te komen, besloot hij te emigreren, terug naar de oorsprong, en alles achter zich te laten. Het was nog niet te laat. Maar zijn vrouw had zich verzet. Aanvankelijk was zijn vastberadenheid groot geweest, desnoods zou hij dan maar zonder haar terugkeren. Maar na een paar maanden had zich een andere kwaal gemanifesteerd. Eenzaamheid.
En daarom was hij teruggekomen. Hij kon echter nooit meer lang op dezelfde plek blijven. Hij moest steeds opnieuw die reis maken. Van noord naar zuid en van zuid naar noord. Als een vervloekte. Telkens opnieuw. Aankomen, uitpakken, uitrusten, rondkijken en dan opnieuw inpakken, vertrekken en aankomen.

De vloek bleek merkwaardig genoeg ook een zegen. Het was alsof de reis werd aangevat door iemand anders. Het leven dat hij leefde en de persoon die hij was, werden achtergelaten op die plek waar hij zo moeilijk kon aarden. Als een buitenstaander zag hij wie hij was, wat hij goed en slecht deed en vooral, waar dat vernietigende gevoel van mislukking vandaan kwam. Na elke reis kwam er meer berusting. Het waren niet zijn onvervulde dromen, maar die van zijn zoons die hem verdrietig en soms radeloos maakten.

Het is waar dat zij nooit blootsvoets hebben moeten lopen, zoals hij dat op sommige momenten in zijn jeugd wel had moeten doen. Godzijdank heeft hij hen daarvoor kunnen behoeden. Hen behoeden voor een omgeving die soms verraderlijk subtiel was in haar vijandigheid, was een stuk moeilijker gebleken. Hij verweet het zichzelf dat hij niet alles kon opvangen voor hen.

Misschien was de fatale vergissing in het begin gemaakt, toen hij als negentienjarige een deel van het spaargeld van zijn eigen vader zonder toestemming had weggenomen om de overtocht te kunnen maken. Europa lonkte naar sterke mannen. Hij had gehoord dat in de grote steden in het noorden van Marokko gezanten uit het buitenland - El Gharij - jonge mannen rekruteerden om te helpen bij de opbouw van hun landen. En hij wilde vertrekken, de wereld zien en geld verdienen.

Hoewel zijn vader zich lange tijd niet had kunnen verzoenen met de beslissing van zijn zoon om te vertrekken, had hij hem toch vergeven en hem zelfs zijn zegen gegeven. Het vertrek van een man bracht voorspoed voor veel mensen in het dorp. Maar wat ze toen niet wisten, was dat dat ene offer niet voldoende zou zijn om de voorspoed van het dorp te verzekeren. El Gharij werkte hypnotisch op de sterkste en beste mannen van het dorp.. Ze moesten erheen, ze konden niet anders.
Ze hadden zich vergist.

Zijn jongens hadden wel schoenen aan hun voeten, maar ze waren gebonden, ze konden geen stap vooruit zetten. Ondertussen was het bergdorp een plaats geworden waar alleen diegenen die niet meer weg konden, achterbleven. In een poging om het tij te keren, had hij het huis van zijn vader volledig gerenoveerd, maar ondanks zijn inspanningen bleven zijn kinderen weigeren de jaarlijkse vakanties in de bergen door te brengen, verstoken van het comfort dat zij gewend waren: geen stromend water, geen elektriciteit, geen zee en geen supermarkten.
En zo werd het dorp een bedevaartsoord voor al wie met nostalgie terugdacht aan zijn jeugdjaren en ervan overtuigd was dat het brood dat toen gebakken werd en het water dat toen geput werd, het beste was dat hij ooit had geproefd. Hij ging elk jaar samen met zijn echtgenote, maar zonder de kinderen, een paar dagen naar het dorp. En vanaf het ogenblik dat hij het erf van zijn vader betrad, voelde hij zich als een kind dat thuisgekomen was, moe maar gelukkig.
Het weerzien met de achterblijvers werkte louterend. Hij had een oudtante en elk jaar bij het afscheid was hij overtuigd dat dit het laatste afscheid van haar zou zijn. Maar jaar na jaar kreeg hij gelukkig ongelijk. Het leek alsof zij van dezelfde materie was gemaakt als de grillige bergen die het dorp omringden, sterk en onwrikbaar.

Ondanks haar verweerde en getaande gezicht stond haar geest scherp. Ze was het geheugen van het dorp: ze herinnerde zich zowel de jaren van overvloed als die van armoede. Zij kon in detail zijn huwelijksfeest, bijna veertig jaar geleden, weer tot leven brengen. Zo was er het verhaal van Omar en Hmidou Ben Allal, zijn ooms, die op zijn feest opnieuw met elkaar zijn begonnen te spreken na een jarenlange bittere vete. Iedereen was verrukt, het leek alsof ze gelukkiger waren met deze verzoening dan met het trouwfeest zelf!
Het was een gezegend jaar, het jaar waarin hij trouwde. Verscheidene jonge mannen kwamen voor de eerste keer terug naar huis. Ze brachten fantastische verhalen en mooie geschenken mee en verjoegen de sfeer van rouw waarin het dorp ondergedompeld was.

Het hele dorp was in rep en roer, want er waren trouwfeesten in het vooruitzicht. En het eerste was dat van hem. ‘Je zag eruit als een prins, mijn jongen, met dat mooie pak van je.’ Haar ogen fonkelden ondeugend. Elk jaar wekte ze het verhaal van zijn huwelijk tot leven en vertelde ze bijzonderheden die ze het jaar daarvoor niet had onthuld. Elk jaar voelde hij zich net een klein jongetje dat in de ban was van een magische sprookjesvertelster.

Hij kocht zich met zijn eerste loon een deftig pak met das, om in harmonie te zijn met deze wereld, en hij stuurde de zwart-witfoto die hij van zichzelf had laten maken naar huis. Het jaar daarna vierde hij zijn huwelijk in dat pak.
Hij had het gevoel dat dit de wereld van de onbegrensde mogelijkheden was. Met al zijn jeugdige enthousiasme greep hij zijn kansen. Hij werkte voor twee, zowel overdag als ‘s avonds. Zijn eerste baan was in een verffabriek. Samen met zijn drie muhajirin-vrienden, mannen die hij dankzij de migratie had leren kennen, en Boulif was een van hen, had hij een kleine woning gehuurd aan de rand van Brussel.
Toen betaalden ze een maandhuur van vijfhonderd oude Belgische franken; een brood kostte drie frank. Het was verbazend hoeveel meer je toen kon kopen met geld. Er was veel meer Baraka dan nu, vond hij.
Zijn vrienden waren zijn nieuwe familie. Hij deelde lief en leed met hen. Vervoer naar de fabriek was er toen niet en ze liepen elke dag bijna anderhalf uur langs het kanaal van Brussel om naar hun werk te gaan. Ze stelden geen vragen, trokken niets in twijfel; ze wilden gewoon werken en vooruitkomen.
Ze hadden niets. Geen brieven, geen foto’s. Geen kleine hebbedingetjes die van generatie op generatie overgingen en die een verhaal vertelden. Anekdotische bouwstenen van een mensenleven. Zij hadden alleen hun dromen en hun lichaam. En daar moesten ze het mee doen. Hun wereld volledig heropbouwen zonder zichzelf te verliezen.

Nu leek het alsof ze een leven hadden geleid zonder sporen achter te laten. Hun voetstappen waren door de tijd weggevaagd. Ze kwamen en ze gingen, en niemand kende hun naam, laat staan hun wensen en hun zorgen. Men wist waar ze vandaan kwamen, men wist het vaag, maar wat ze hadden meegemaakt, wat er zich in hun hoofd afspeelde, was onbekend en zou onbekend blijven, want het waren geen praters. Het waren mannen die handelden. Mannen die zich niet hechtten aan futiliteiten. En ze gingen vooruit. Nooit achteruit. Niet talmen. Het leven was niet gemaakt voor twijfelaars, of toch niet daar waar zij vandaan kwamen.
Hij had het gevoel dat hij deze duidelijke en complexloze visie op het leven niet had kunnen doorgeven aan zijn jongens. Voor hen was het leven niet een kwestie van hoofd -en bijzaak van elkaar te onderscheiden, maar van alles of niets.
Ze stelden zich bij alles vragen. Bij zichzelf, de ander, God. Daar liep het mis. Wie God in twijfel trok, kon niet terugvallen op diens barmhartigheid. En wie ervan overtuigd was deze wereld aan te kunnen zonder Gods barmhartigheid, was een dwaler.
Zijn hart deed pijn. De gedachte aan de toestand waarin zijn jongens verkeerden, was zo ondraaglijk dat elke vezel in zijn lichaam aan hem trok. Dit was niet wat hij had gewild. Dit was falen en hij kon het niet meer terugdraaien. Hij voelde zich week in de benen. Hij probeerde zich te concentreren op het voorbijglijdende landschap.

Hij hoefde nergens aan te komen. Dit was zijn bestemming.
De reis gaf hem hoop, hield een belofte in waarvan hij wel wist dat die nooit ingelost zou worden. Blijven rijden. Hij moest blijven rijden. Honderden en honderden kilometers autosnelweg. Uren, dagen en nachten werden ingeruild voor kilometers. Het waren er ondertussen honderdduizenden.

Vroeger zag je nog duidelijk dat je van het ene land naar het andere reed. Elk land dat ze doorkruisten, had zo zijn eigen karakteristieken. Vooral Spanje was de laatste jaren veranderd. Europa werd meer en meer zichtbaar terwijl Spanje langzaam vervaagde. Hij miste die verwaarloosde nationale wegen, die van stadje naar stadje kronkelden tot aan de havensteden Algeciras of Almeria, naargelang de bestemming in Marokko.

Die reis kon vroeger gemakkelijk vijf dagen duren. Nu kon je haast in rechte lijn Spanje doorrijden, met alleen in het uiterste zuiden, in de bergen, een autoweg met een maximumsnelheid van honderd kilometer per uur. Nergens kwam je een dorp tegen. In de plaats daarvan had je grote, moderne tankstations aan weerszijden van de autosnelweg. Je vond er alles. Sommigen hadden zelfs een mezquita, een moskee, en er stond soms tajine, Marokkaanse stoofpot, op het menu. Spanjaarden wisten hoe ze met massatoerisme moesten omgaan, dacht hij, ook al was Spanje niet de eindbestemming voor de duizenden Marokkanen die jaarlijks naar huis terugkeerden, voorlopig dan toch.

‘Stoppen we hier? Dan kan ik ook even naar huis bellen’, vroeg Boulif.
H’med bedacht dat hij dat ook dringend moest doen. Zorgen maakte hij zich niet, want zijn vrouw was een uitstekende plaatsvervanger. Hij wilde het niet openlijk toegeven, maar op sommige vlakken deed zijn vrouw, bijgestaan door hun dochter, het veel beter dan hij. Tijden veranderen nu eenmaal, maar gemakkelijk was het niet om zich daarbij neer te leggen. Hij had altijd geleerd om het gezag van de vader niet in twijfel te trekken. Waar geen gezag was, heerste er onvermijdelijk fitna, onrust en chaos. De wil van zijn vader zaliger was wet. Maar de wet was altijd rechtvaardig.

En rechtvaardigheid was het sleutelwoord in de opvoeding die hij aan zijn kinderen gaf. Er was echter niets moeilijker dan kinderen op te voeden in een omgeving die zelf onrechtvaardig was en die bovendien voortdurend zijn gezag ondermijnde. Hij vond het belangrijk dat zijn kinderen trots waren, dat ze volgens hun geloof handelden. Hij vond het ook belangrijk dat ze de ouderen respecteerden, de waarheid spraken, behulpzaam waren en zich met nuttige zaken bezighielden. Maar buiten de beschutte muren van de huiskamer kregen zijn meisjes te horen dat ze zich moesten schamen voor die vieze henna op hun handen tijdens de Idd. Dat zijn kinderen nooit aanspraak konden maken op de waarheid, want dat hun cultuur gefundeerd was op de leugen en hun geloof op het geweld. Hun afkomst, hun naam werd de eerste maatstaf voor de buitenwereld.
Hij vreesde de dood meer dan wat dan ook. Hij deed zijn uiterste best om God te aanbidden zoals Hij de mens had opgedragen. Wanneer hij deze wereld verliet, wilde hij dat zijn kinderen er een plaats hadden verworven. Mannen maken van zoons, dat was de taak die God aan vaders gaf. Mannen die uiteindelijk in staat moesten zijn hun eigen gezin te stichten.

Hij had gefaald. Zijn zoons hadden geen echtgenotes die als kleding waren voor hen. Ze hadden zelfs geen baan die hen onafhankelijkheid en trots zou kunnen geven. Ze stonden in het leven en zagen het aan zich voorbijgaan.
Met de jaren werd hij een beetje milder. Zijn zoons hadden hun leven misgelopen, dat was zeker, ze hadden het verknoeid, zowel bij God als bij de mens, en hij bleef hun dat zeggen, ook al wilden ze het niet meer horen. Maar toch erkende hij, zonder het ook aan zijn zoons toe te geven, dat het ook te maken had met zaken waarop zijn zoons geen vat hadden.

In zijn tijd was alles duidelijker geweest. Geen van beide partijen had ook maar de minste ambitie getoond opdat de nieuwkomers als volwaardige burgers in de samenleving opgenomen zouden worden. Zij waren gastarbeiders en daar was decennia lang een stilzwijgende consensus over. Er werd hun niet naar hun mening gevraagd en zij voelden de behoefte ook niet om die te geven. Hij wist zelf ook wel hoe het voelde niet bediend te worden, of minder uitbetaald te krijgen dan zijn blanke collega’s. Maar het was zoals het was.

Deze levenshouding werd nu radicaal verworpen. Met als gevolg dat zijn jongens de weg kwijt waren. Ze hadden het moeilijk een gids te erkennen, uit koppigheid, uit wantrouwen, uit onwetendheid.
Hij herinnerde zich het voorval met de kersenboom. Dat was de eerste keer dat zijn zoons, toen zeven en tien jaar oud, naar huis werden gebracht door een politieman. Het zou niet de laatste keer zijn. In een kleine gemeente bij Antwerpen had hij een huisje gehuurd, waarnaar hij zijn gezin had laten overkomen. Het huis lag naast een groot, groen domein. Zijn kinderen vonden het fantastisch om daar te gaan ravotten en op ontdekkingstocht te trekken. Op een dag ontdekten zijn jongens tijdens een van hun avontuurlijke tochten een kersenboom. Zonder erbij na te denken klommen de jongens in de boom om de rijpe kersen op te eten.

Toen de eigenaar dat merkte, werd hij razend. Als een dolle stier draaide hij met een hark in de hand rond de boom en dwong hij de doodsbange jongens naar beneden. Hij vatte de jongens bij de kraag en onder luid gescheld en getier sloot hij hen op in een hok dat dienstdeed als bergruimte. Het leek wel uren te duren voor de wijkagent er was, en al die tijd zaten de jongens stil en doodsbang in dat donkere hok. De jongste hield nog een paar kersen in zijn vuist. Door de angst had hij ze tot pulp geknepen en hij liet ze pas uit zijn hand vallen toen zijn vader de voordeur van hun huis opende en met verbijstering de politieman aanhoorde.

Hij zag dat de jongens getraumatiseerd waren, maar hij wilde hen goed inprenten dat hij niet kon aanvaarden dat de politie bij hem kwam aanbellen voor fratsen die zij in hun onbezonnenheid uithaalden. En daarom strafte hij hen op een haast genadeloze manier. Hij luisterde wel naar hun verhaal van de opsluiting, maar hij verbeet zijn woede en hij hield zich voor dat er geen verzachtende omstandigheden waren voor zijn jongens. Dit was nog steeds het land van de Belgen.
Hij besefte dat hij toen eigenhandig de eerste barst had geslagen in het rechtvaardigheidsideaal dat hij altijd had nagestreefd. Hij wilde goed doen maar op de een of andere manier slaagde hij daar niet in. Geen van zijn jongens had ooit zijn stem tegen hem verheven of weerstand geboden als hij hen sloeg. Maar hij wist wat ze dachten.

Hij zag in hun ogen dat ze duizenden kilometers verwijderd waren van hem en hij wist dat niets of niemand hem kon helpen die afstand te overbruggen. Ze hoorden elkaar niet meer, ze spraken allang niet meer dezelfde taal. Hij werd steeds verbitterder en zij sloten zich steeds meer af zodat ze niet meer geraakt werden door zijn woorden. Ze zagen alleen maar een teleurgestelde vader en ze dachten bij zichzelf: ‘En dan?’
‘Waar is jullie trots? Waar zijn jullie dromen?’
Hij riep het, hij vroeg het zacht, hij dacht en droomde het. Het stokte soms in zijn keel en het belette hem te ademen. Maar hij kreeg geen antwoord. Ze hadden hun gezicht van hem afgekeerd.
‘Is dit het respect dat jullie vader verdient?’ ‘Is dit waarvoor ik heb gezwoegd?’
‘Heb ik jullie niet alles gegeven, zelfs het hemd van mijn lijf zou ik voor jullie verkopen.’
Elke vertwijfelde vraag dreef hen verder uit elkaar.
Blijven rijden. Niet stoppen maar doorgaan. Stilstaan betekende immers overweldigd worden door de onherroepelijkheid van de feiten. Stilstaan was langzaam verdrinken in machteloosheid. Zolang hij maar kon blijven bewegen tussen twee plaatsen. Tussen twee bestemmingen waar hij allang niet meer vond wat hij zocht, waar hij wellicht nooit zou vinden wat hij zocht.
Hij probeerde zich het moment voor de geest te halen dat het begin had ingeluid van deze staat van bestemmingsloosheid, maar hij kon zich niet herinneren wanneer hij de onvolmaaktheden van zijn leven begon te zien als het bewijs van een onherstelbaar gehavende levensloop. Was hij niet altijd de man geweest die wist wat hij wilde? Hij had zich nooit kunnen neerleggen bij onrecht, honger, uitzichtloosheid. Een zekere voorbestemming tot armoede, tot immobiliteit. En daarom vertrok hij.

Kif Kif. Nieuwe stemmen uit Vlaanderen bevat verhalen van Naima Albdiouni, Jamila Amadou, Samira Bendadi, Jamal Boukhriss, Malika Chaara, Saddie Choua, Paul Govaerts, Mustafa Kör, Rachida Lamrabet, Kenan Serbest en Ali Wauters. Uitgegeven door Meulenhoff│Manteau 224 blzn. ISBN 90 8542 078 4.
Feestelijke voorstelling op 12 december om 20u in de Balzaal van de Vooruit. www.vooruit.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.