Kwetsbaar, maar onschatbaar

Vechten tegen privatiseringen lijkt een oude strijd. Toch wordt het verzekeren van een degelijk en goed werkend publiek beheer misschien wel dé uitdaging van de toekomst. Het gaat niet alleen meer om treinen, maar ook om genen, gezondheidszorg, en de ‘globale publieke goederen’ … Van alles koopwaar maken en de wetten van de vrije markt laten spelen, biedt duidelijk geen soelaas. John Vandaele licht een tipje van de sluier.
Begin dit jaar, na afloop van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie (tweede helft van 2001), liet een deel van de andersglobalistische beweging weten dat de strijd tégen de privatisering en voor het behoud van de openbare diensten, de komende jaren misschien wel het belangrijkste actiepunt van de beweging zou worden. Sommigen betreurden dat: verloen de andersglobalisten zich daarmee niet in een ouderwets kleinlinks thema? Sterker nog: drongen ze daarmee hun hoofdthema – de ontzaglijke kloof tussen rijk en arm in de wereld – niet naar de achtergrond? Hoewel precies dat hoofdthema de motor zou kunnen zijn voor een brede mobilisatie.

Werkgelegenheid
Het klopt wellicht dat de strijd tegen ‘privatisering’ minder mensen aanspreekt. Zeker als privatisering beperkt blijft tot de klassiek-economische betekenis: het overgaan van bedrijven van openbaar naar privébezit. Bovendien, in een land waar niemand graag belastingen betaalt – ook al genieten we allemaal van de vuchten van de al bij al goede publieke diensten die ermee worden betaald – ligt privatisering nog niet zo slecht. Meer zelfs: in het neoliberale tijdperk lijkt alles wat privé is synoniem voor ‘efficiënt’, ‘glanzend’, kortom ‘positief’ … Het openbare heet dan inefficiënt, oubollig en negatief.
In het recente verleden blonken nogal wat openbare diensten inderdaad niet bijster uit in efficiëntie. Dat had zo zijn historische redenen. Na de Tweede Wereldoorlog was volledige werkgelegenheid zowat de belangrijkste politieke doelstelling van de Belgische regeringen. De grote depressie van de jaren dertig had aangetoond tot welke politieke ontsporingen (opkomst van het fascisme) werkloosheid en een slabakkende economie konden leiden. Ook voor de communistische concurrentie in het toenmalige Oostblok stond werkgelegenheid bovenaan de agenda. Daardoor werd algemeen aanvaard dat overheidsinterventie een goed middel was om de ruggengraat van de economie de nodige stabiliteit te geven. Openbare diensten en ondernemingen zouden voor jobs en stabiliteit zorgen. Ook de vakbonden nestelden zich in die situatie en vergaten bij wijlen dat een openbare dienst niet enkel dient om jobs te scheppen, maar ook om ‘diensten’ te verlenen aan de bevolking. De openbare sector, met vastheid van betrekking, werd mettertijd een bolwerk van vakbondsmacht. Mensen die niet kunnen wor-den ontslagen, en dus per definitie onvervangbaar zijn, hebben sowieso meer macht.

Privatiseringsgolf
Het wegvallen van het communistische blok na 1989 en de bijbehorende neoliberale euforie verklaren waarom wereldwijd – en ook in de EU, de voorbije 15 jaar zeer veel openbare bedrijven werden geprivatiseerd zonder dat daar veel protest tegen kwam. De burgers moesten er overigens niet zelf over beslissen omdat de privatiseringsgolf op een internationaal niveau werd opgelegd, terwijl democratieën nog op nationaal niveau werken.
Alle ontwikkelingslanden mét schulden werden door het Internationaal Muntfonds (IMF) verplicht hun openbare bedrijven te privatiseren indien ze aanspraak wilden maken op nieuwe kredieten. Het algemeen aanvaard idee was dat de markt de efficiëntie zou verhogen. Nu is het ongetwijfeld zo dat veel openbare bedrijven barslecht werkten in het Zuiden, maar vele privatiseringen gebeurden dan weer overhaast, wat tot chaos leidde.
Bovendien kreeg de staat vaak een slechte prijs voor zijn bedrijven en was corruptie alomtegenwoordig. Ten slotte bleek de staat vaak niet bij machte de geprivatiseerde sectoren in goede banen te leiden. Maris Dela Cruz van de Filipijnse NGO en 11.11.11-part-ner Freedom from Debt Coalition (FDC): “We zijn niet per se tegen privatisering, maar ze werkt niet zonder goede regulering. Bij nutsvoorzieningen als water of stroom beschikt een bedrijf immers over een monopolie: zonder strakke regels kan het makkelijk de prijzen optrekken. In een corrupt land als de Filipijnen vind je echter moeilijk onafhankelijke regulatoren. Gevolg: de waterprijzen stegen sterk na privatisering hoewel de dienstverlening niet verbeterde.”

Aanbieden voor concurrentie
Ook de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ontwikkelt een dynamiek die in de richting van privatisering gaat. Neem de GATS-onderhandelingen. GATS staat voor General Agreement on Trade in Services en wil de wereldwijde handel in diensten – bank- en verzekeringswezen, informatica, vervoer, onderwijs en gezondheidszorg – bevorderen. Dat heeft verregaande implicaties. Een van de basisprincipes van de WTO is de non-discriminatie: buitenlandse concurrenten moeten dezelfde kansen krijgen als inlandse bedrijven. In de praktijk betekent dat het stopzetten van overheidssteun, de verzelfstandiging en vaak privatisering van openbare diensten. Tegen 30 juni 2002 moesten alle WTO-lidstaten aangeven tot welke sectoren zij zelf toegang willen in andere landen. De EU liet al weten dat ze energie, milieudiensten, water … toegankelijk wil zien voor ‘haar’ multinationals. Voor maart volgend jaar moeten de WTO-leden dan bekend maken welke dienstensectoren ze ‘aanbieden’ voor internationale concurrentie.
Een derde spoor van internationaal georganiseerde privatisering is die in de Europese Unie. De EU zette al in de jaren tachtig een trein van richtlijnen op de rails die alle lidstaten oplegde om luchtvaart, telecommunicatie, postdiensten, openbaar vervoer en energie te liberaliseren. Dat betekent het organiseren van concurrentie, en dus het stopzetten van publieke monopolies en subsidies aan openbare bedrijven. De redenering was dat concurrentie tussen enkele grote ‘Europese’ multinationals – het eindresultaat van liberalisering in sectoren als luchtvaart en telecommunicatie – efficiënter en goedkoper is dan 15 openbare monopoliebedrijven.

Het spoor is ontspoord
In de luchtvaart- en telecommunicatiesector is die liberalisering al voltooid. De prijzen zijn er inderdaad gedaald, al is er ook een keerzijde. In de luchtvaart zagen werknemers hun statuut aftakelen – denk aan het Sabenadrama in België. De telecommunicatie maakte een ware boom door en de privé introduceerde zeer snel de mobiele telefonienetwerken en het Internet, maar nu de boomjaren voorbij zijn, dreigen vele bedrijven overkop te gaan. Hoe aangenaam zal het voor de consument zijn als bijvoorbeeld het Vlaamse Telenet failliet zou gaan? De markt levert de dingen dikwijls sneller, maar dat gaat ten koste van de stabiliteit. De vraag is of bij diensten zoals post, energie en openbaar vervoer stabiliteit niet belangrijker is dan snelheid? Bovendien gaat het hier om natuurlijke monopolies waar concurrentie moeilijker te organiseren is. Verder leidt het in stukken hakken van zoiets als openbaar vervoer tot coördinatieproblemen. Onder meer daarom vallen de resultaten soms tegen. Het Britse spoor is een berucht voorbeeld. De problemen zijn legio: onderinvestering in de spoorinfrastructuur met dodelijke ongevallen tot gevolg, gebrekkige afstemming van de verschillende privé-operatoren en zelfs een gebrek aan stiptheid. Ondertussen vraagt 70 procent van de Britten een ‘hernationalisering’ van de spoorwegen.
De Britse ervaringen leren in elk geval dat liberalisering en privatisering geen tovermiddelen zijn. Desondanks wil de EU dat ook het openbaar vervoer verder de weg van liberalisering opgaat. België, waar bus- en treinvervoer nog grotendeels in handen is van overheidsbedrijven, komt dus onder druk te staan.

Vragen bij dynamiek
Er is dus sprake van een merkwaardige internationale dynamiek: het IMF en de Wereldbank, de EU en de WTO … allen sturen ze aan op privatisering. Maar hoe democratisch is dit proces? In die organisaties zouden onze democratisch verkozen leiders het min of meer voor het zeggen moeten hebben, maar vanuit de industrie is er veel lobbywerk en druk. Toch verdient die manier van werken na 20 jaar een grondig maatschappelijk debat verdienen. Maar dat debat is in België nooit gevoerd. Nochtans heeft privatisering verstrekkende gevolgen: het breekt de vakbondsmacht af en vermindert de economische impact van democratisch verkozen overheden. Eén voorbeeldje: ooit had de Belgische staat een hele reeks openbare kredietinstellingen. Dat liet hem toe bepaalde sociale doelstellingen te realiseren. Zo kon de staatsbank ASLK (nu deel van de privégroep Fortis) met goedkoop krediet de bouw van sociale woningen ondersteunen, de rente van de andere banken drukken en de huurprijzen op de woningmarkt laag houden. De aanwezigheid van grote openbare bedrijven verandert het klimaat in een sector en een samenleving. Het laat toe bepaalde essentiële diensten voor iedereen beschikbaar te houden. Dat is een vorm van sociale herverdeling.

Ideologie
Een openbaar bedrijf kan echter ook verworden tot een corporatistisch bolwerk dat vooral de belangen van de eigen werknemers voor ogen heeft. Daarom is democratisch beheer van openbare instellingen cruciaal. Daarmee bedoelen we niet dat alle politieke strekkingen in de raad van bestuur zetelen, maar ook dat werknemers, consumenten en de civiele samenleving daarin aanwezig zijn, en dat het beheer écht openbaar en transparant is. Democratisering en efficiëntie gaan vaak niet goed samen; toch zullen publieke bedrijven in de toekomst die paradoxale combinatie moeten nastreven.
Ondertussen rijdt de trein van de privatiseringen echter verder en komt hij op plaatsen waar hij nooit eerder kwam. Terreinen die totnogtoe evident publiek bezit waren zoals water, gezondheidszorg en zelfs onderwijs, komen in het vizier. Bovendien zorgt de biotechnologie ervoor dat ook het leven zelf ‘privatiseerbaar’ is. Planten die al eeuwen ontwikkeld en gebruikt werden door inheemse volkeren worden door multinationals gepatenteerd. Genensequenties van mens en dier komen in handen van grote bedrijven. Wie er nog iets wil mee doen, moet bij hen via de kassa passeren. Privatisering is een ideologie geworden: elke economische activiteit moet zich kennelijk laten leiden door het principe van de winstmaximalisering.

Global common goods
Van de weeromstuit is publiek beheer verdacht gemaakt. Dat is jammer, want we hebben er steeds meer nodig. De roep om good governance die het IMF en de Wereldbank de voorbije jaren op hun agenda plaatsten, nadat bleek dat markten gewoon niet werken zonder goede openbare instellingen, is daarvan al één bewijs. Maar er zijn ook een aantal ‘globale goederen’ die om openbaar beheer smeken. Wat zijn in godsnaam ‘globale publieke goederen’ (global common goods in het Engels)? Ze hebben twee kenmerken. Ten eerste zijn ze niet-exclusief: je kan mensen moeilijk beletten om van een goed te genieten. Kennis, verkeerslichten of het klimaat zijn er voor iedereen. Ten tweede heeft de consumptie van de ene mens geen gevolgen voor die van de anderen. Dat heet non-rivaliteit. Het is niet omdat ik van financiële stabiliteit of een leefbaar klimaat geniet, dat een ander er minder kan van genieten.
Totnogtoe werden publieke goederen als iets nationaals gezien, tegenwoordig is hoe langer hoe meer sprake van ‘glo-bale’ publieke goederen. Ze zijn van universeel belang en raken de belangen van alle landen, mensen en generaties. Sommige globale publieke goederen zijn ‘resultaten’ van menselijk handelen veeleer dan ‘goederen’ in de strikte zin: een leefbaar milieu, het cultureel erfgoed, vrede, financiële of economische stabiliteit, kennis, … ‘Intermediaire’ publieke goederen zijn de instrumenten om tot die resultaten te komen: bijvoorbeeld internationale akkoorden en instellingen.

Free riders
Het probleem met publieke goederen is dat de vrije markt hier duidelijk faalt. Voor de productie van privégoederen werkt de markt omdat diegene die ze produceert, er geld kan voor vragen. Voor een goed waarvan iedereen zomaar kan genieten, is het enthousiasme om het te produceren, veel kleiner. Iedereen gaat akkoord dat het goed absoluut noodzakelijk is, maar niet iedereen wil er ook iets voor doen. Altijd zijn er wel ‘free riders’ of profiteurs. De ‘productie’ van publieke goederen vergt dus samenwerking tussen alle betrokkenen. Maar samenwerking tussen miljoenen mensen op aarde is moeilijk. Daarom kwamen de staten op nationaal niveau meestal tussen met wetten en fiscale stimuli om die samenwerking op te leggen of te stimuleren. Soms faalt de staat als hij te veel rekening houdt met bepaalde belangengroepen. Op dat moment kan de civiele samenleving opkomen voor een publiek goed, zoals bijvoorbeeld vanaf de jaren zeventig gebeurde met de zorg voor het milieu.
Omdat er niet zoiets als een ‘wereldstaat’ bestaat en ook de globale civiele samenleving nog maar in haar kinderschoenen staat, is er dus veel ruimte voor ‘free riders’: in dit geval meestal machtige staten. Een gekend voorbeeld is de VS: met 4 procent van de wereldbevolking legt die supermacht beslag op 30 procent van ‘s werelds rijkdom en is ze zowat verantwoordelijk voor 30 procent van de broeikasgassen. Nochtans stellen ook de Amerikanen een goed milieu op prijs, maar ze zijn blijkbaar onvoldoende bereid er ook zelf veel voor te doen. En wie kan hen daartoe dwingen?
Het is duidelijk dat de opbouw van een goed openbaar beheer van de ‘global commons’ één van de belangrijkste uitdagingen is waar de mensheid voor staat. En hoe organiseer je zo’n globaal beheer op een min of meer democratische manier?
Come and see this millennium.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.