Laurent désiré Kabila, of de schaduwzijde van de Congolese geschiedenis

Begin november 1996 duikt in Goma plots, vanuit het ‘niets’, een stem op die de meesten onder ons al lang vergeten waren. Laurent Kabila roept op tot de mobilisatie van tienduizenden soldaten, kondigt aan dat hij het regime van Mobutu wil omverwerpen. Hij zegt te spreken in naam van een partijencoalitie die totaal onbekend blijkt te zijn.
Begin januari 1997 smelt die coalitie samen tot het AFDL of ‘Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo’, en ze organiseert lessen voor de herscholing van de bevolking. De gebruikte lesteksten blijken haast allemaal oude pamfletten van een rebellenbeweging die actief was in het gebergte rond Fizi in Zuid-Kivu, en lijken weggeplukt uit een haast vergeten periode waarin het maoïsme de universele rebellenreferentie was.

En toch. Kabila manoeuvreert handig en proclameert zichzelf, tot verrassing van velen, tot president van de ‘Democratische Republiek Congo’. Hij blijkt koppig te zijn, moeilijk manipuleerbaar, doet geen enkele poging om schijnheilige lieve woordjes te sturen naar Europa of de Verenigde Staten, maakt vlug duidelijk dat hij en niemand anders de politiek bepaalt van het land. De verwachtingen zijn enorm en het algemene entoesiasme doet hier en daar enkele van de beloofde honderd bloemen bloeien.Tot geleidelijk aan duidelijk wordt dat Kabila een zeer eigen politiek programma heeft, dat bestaat uit een ‘democratie zonder partijen’ via de populaire volkscomité’s, uit een steeds meer dirigistisch gerichte economie, uit een rotsvast en populistisch geloof in de wil van het volk (vaak gedefiniëerd aan de top), de ontwikkeling van het platteland en vooral uit de wil tot samenwerking met Libië, China, Zimbabwe, Noord-Korea, maar zo weinig mogelijk met het verfoeide Westen. De oorlog sedert 1998 gooit Kabila terug in zijn rol van guerillaleider, en zijn grondige kennis van de regels en de tactieken van de guerilla doen hem zijn leger herorganiseren in een vorm die enig succes lijkt te boeken in de Kivustreek.

Men kan dit allemaal bekijken als een soort inertie van de geschiedenis, een soort ballast die met de tijd zal wegspoelen. Maar dat is het niet. De levensgeschiedenis van Kabila maakt duidelijk dat het politieke programma dat hij geleidelijk naar voor heeft gebracht, afkomstig is uit het maquis waarvan hij jaren de leider was, en dat voor hem ongetwijfeld het hoogtepunt is geweest van zijn politieke actie voor hij president werd. De hele levenservaring van Kabila situeert zich bij de rebellen, bij de uitgestotenen, bij het deel van de geschiedenis van Congo dat altijd werd doodgezwegen, dat niet bestond. Ook al heeft de man er meestal voor gezorgd persoonlijk voordeel te kunnen halen uit die situatie, toch valt niet te ontkennen dat Kabila ongeveer alle fasen en bewegingen heeft doorlopen van de strijd tegen het Westen en dat hij uiteindelijk nooit heeft toegegeven aan de lokroepen van Mobutu. Zoals het geval is bij zo veel politici, is Kabila minder belangrijk voor wat hij gedaan heeft dan voor wat hij vertegenwoordigt: de hoop op een echte onafhankelijkheid is zeer reëel bij de Congolese bevolking, de overtuiging van manipulatie door het buitenland is algemeen, de mythe van het onmetelijk rijke Congo doet iedereen verlangend naar de toekomst kijken. Ook al wordt van elk van deze elementen een fantasme gemaakt, toch is het Kabila die nu die hoop en dromen verpersoonlijkt in het bewustzijn van vele Congolezen. Helaas, Kabila, en geen figuur met een realistische toekomstvisie voor zijn land.

1. DE JONGE KABILA: STRIJD VOOR NOORD-KATANGA

Kabila is Katangees, en bovendien afkomstig uit Noord-Katanga, zegt men. Dat is niet helemaal waar: zijn vader is Luba uit Noord-Katanga, zijn moeder is Lunda uit Zuid-Katanga. Als men weet dat deze twee delen van Katanga in 1960-1963 in een zeer gewelddadig conflict met elkaar verwikkeld waren, dan kan Kabila lijken op een synthesefiguur. Toch koos hij duidelijk de kant van het Noorden, de kant van de opstand tegen het Zuiden onder Moïse Tshombe. Als de onafhankelijkheid begon te naderen, wierp Tshombe zich namelijk op als de grote verdediger van de Katangese autonomie. Hierin gesteund het Zuiden, maar ook door kringen van Belgische kolonisten in Katanga en steeds meer door de Belgische regering, werd de partij van Tshombe, Conakat, steeds sterker en achtte zich ook in staat om de andere volkeren uit de provincie tot zich te trekken. Dit bleek een grote misrekening. De tegenstellling tussen Tshombe en de leider van de Balubakat (partij van de Baluba van Katanga), Jason Sendwe werd steeds groter. Niet alleen was de ene federalist en voorstander van een grotere autonomie voor Katanga, en de andere unitarist, of voorstander van het grote unitaire Congo, maar ze zochten ook uiteenlopende allianties met de Belgen (voor de Conakat) en de centrale regering onder Lumumba (voor de Balubakat). Als toen de Conakat de nieuwe instellingen van net vóór en na de onafhankelijkheid steeds meer ging domineren en uiteindelijk de secessie van Katanga uitriep, voelde de Balubakat zich steeds meer gemarginaliseerd en mobiliseerde ze al haar mensen tegen de politiek van Tshombe. Bij gebrek aan een leger moest dit dan maar met messen, speren en nieuwe wapens als de stok met een fietsketting eraan. Alleen waren de tanden van de ketting vlijmscherp gevijld.

De strijd van de Balubakat tegen de Conakat was er een van wanhopig verzet tegen de afscheuring van Katanga van Congo, maar ook een van het op de spits drijven van vooraf bestaande conflicten tussen stamhoofden, tussen individuen, tussen verenigingen. Kabila was toen leider van de jongerenbeweging van de Balubakat in zijn stad van oorsprong, Ankoro. Hij was één van de leiders van een aanval tegen Kabalo in oktober-november 1960. Intussen werd zijn vader, die beschouwd werd als iemand die meeheulde met de Belgen en met de Conakat, vermoord te Ankoro, door diezelfde jeugdbeweging van de Balubakat. Kabila zelf bleef verder vechten in de beweging.Maar hij nam afstand van het zinloze geweld en de wreedheden die er mee gepaard gingen.

Van januari tot maart 1961 werd in Manono, de stad van de tinmijn in Noord-Katanga, een tegenregering opgericht tegen die van Tshombe. In deze regering was Kabila kabinetschef van de minister van informatie en uit het proza dat hij toen schreef werd duidelijk dat de man ideologisch steeds meer naar links opschoof én dat hij meer aangetrokken werd tot politiek en ideologisch werk dan tot het strikt militaire. De regering hield niet lang stand, maar vooraleer Manono in handen viel van het leger van Tshombe en de Belgen, ging Kabila naar Stanleyville (Kisangani) in het noordoosten, waar hij de mogelijkheid kreeg om te gaan studeren in Moskou.

2. VAN DE BALUBAKAT NAAR DE REVOLUTIE

In 1961-62 reisde Kabila rond in Oost-Europa, en als hij terugkwam in Congo, was de regering van Noord-Katanga weer opgericht, maar dan in Albertville (Kalemie), aan het Tanganyikameer, in het oosten van Katanga. Weer ging Kabila in de informatiesector: hij werd verantwoordelijke voor informatie in het ministerie, gaf een plaatselijke anti-Tshombe krant uit en las de nieuwsbulletins op de plaatselijke radio.

Sendwe, de leider van de Balubakat, die vice-eerste minister was in de nationale regering, werd in de hoofdstad weggestemd en hij probeerde opnieuw zijn plaats in te nemen als leider van Noord-Katanga. Intussen was de secessie van Tshombe afgelopen en Sendwe wou graag president worden van de hele provincie Katanga. Dit beschouwden Kabila en de zijnen, die een steeds radicalere koers gingen varen, als een vorm van verraad. Samenwerken met de regering in Léopoldville betekende immers toegeven aan een regering die Lumumba had afgezet, en het was precies in naam van Lumumba dat de hele strijd was gevoerd tegen Tshombe. Uiteindelijk werd Sendwe toch voorzitter van de provinciale regering, maar dan enkel van Noord-Katanga. Kabila verkoos om weer een tijd in het buitenland door te brengen. Heel waarschijnlijk verbleef hij toen al even in de Volksrepubliek China.

Bij zijn terugkeer in februari 1964 werd Kabila lid van enkele ministeriële kabinetten in de regering van Sendwe, maar enkel om zijn grote slag voor te bereiden. In oktober 1963 immers was in Brazzaville een Revolutionaire Raad opgericht met politici die zegden Lumumba trouw te zijn. Die raad stuurde Kabila naar Albertville om er een opstand te plegen tegen het gezag van Sendwe. Dit lukte, maar dan wel in twee keer.

Een eerste keer was mei 1964. Dan lukte het Kabila en zijn naaste vrienden om de jongeren van de Balubakat te mobiliseren tegen de regering van Sendwe en heel eventjes hadden zij ook de stad in handen. Hun overwinning was echter van zeer korte duur, want regeringstroepen traden op en Kabila moest op de vlucht slaan. Sendwe, die was gevangen genomen maar dan weer vrijgelaten, organiseerde een grootschalige repressie tegen al wie verdacht werd van samenwerking met de revolutionaire groep.

De tweede poging om Albertville in te nemen lukte. De rebellie had zich immers over het oosten van Katanga en Kivu uitgebreid en het was mogelijk om troepen van de revolutionaire raad te laten afzakken naar Albertville. Een voorhoede van deze groep ontmoette Jason Sendwe, en vermoordde hem. Sendwe had immers toenadering gezocht tot de regering in de hoofdstad, én tot de Conakat. De revolutionaire raad, die zich sterk tegen beiden verzette, kon daar niet mee akkoord gaan. Enkele dagen later was Kabila terug in Albertville en werd benoemd tot een soort minister van buitenlandse zaken van de sectie oost (Kivu, Katanga) van de revolutionaire beweging. Op die manier ging hij – zoals vele andere leiders in die periode – onophoudelijk van de ene conferentie of bespreking naar de andere, en was weinig te zien op het terrein. Toch manoeuvreerde hij behoedzaam om steeds meer erkend te worden als dé leider van dat oostelijk gebied. De andere leiders trokken vrij vlug naar Stanleyville (Kisangani) om een plaats in te nemen in de ‘nationale’ structuren van de revolutionaire raad, Kabila deed daar niet aan mee. Hij vermeed op die manier om verwikkeld te geraken in de eindeloze conflicten om het leiderschap, en werd zo aanvaard door de meeste facties waarin de rebelliebeweging dreigde uiteen te vallen.

Deze dreigende desintegratie had als oorzaak het bliksemsnelle succes van de (zeer slecht voorbereide) rebellie, zodat er geen tijd was om de hele zaak ernstig te organiseren en te structureren: op enkele maanden tijd was meer dan de helft van het grondgebied van Congo in handen van de rebellie gevallen. Dat betekende ook dat oudere conflicten, die niets met de rebellie zelf te maken hadden, weer opdoken en een ‘politiek’ kleedje aangetrokken. Iemand die werd beschouwd als ‘geprivilegiëerd’ door de anderen (en die zo de afgunst had opgewekt) werd zo nogal vlug als ‘collaborateur met de vijand’ gebrandmerkt en afgemaakt. Ook tegenstellingen tussen etnische groepen (waarvan de ene werd beschouwd als ‘geprivilgiëerd’ tegenover de anderen) staken de kop op. Op die manier werd de hele rebellie van binnenuit ondermijnd. De leiders waren vaak meer geïnteresseerd in reizen naar het buitenland dan in de organisatie van veroverd gebied.

3. HET UITEENVALLEN VAN DE REBELLIE

Het is die situatie die Che Guevara aantrof toen hij in Congo toekwam op 24 april 1965. Een guerillafront dat bestond uit verschillende onderling slecht gecoördineerde groepen onder lokale commandanten, en een gebrek aan mobilisatie door de permanente afwezigheid van de leiders. Kabila vertoonde zich nauwelijks in ‘zijn’ maquis, en hij wou zeker niet overklast worden door een revolutionair met wereldfaam als Che Guevara (hoe zeer deze laatste ook zijn uiterste best deed om zich onder het gezag van de Congolezen te plaatsen). Een militaire training was er niet, een organisatie al evenmin. Tegelijk kon Kabila zich in het buitenland opwerpen als de man van het maquis en beweren dat hij de sterkste organisatie had.

4. HET ‘MAQUIS’ VAN DE PARTIJ VAN DE VOLKSREVOLUTIE

Het kon niet blijven duren: het ‘oostelijk front’ van Kabila stortte vlug ineen bij de aanvallen door de troepen van Mobutu (met zware Belgische steun) en Che moest eind november 1965 opnieuw het maquis verlaten. De bevolking en de gewone strijders, als ze zich al niet overgaven, waren woedend op hun leiders: niet alleen Kabila, maar de velen die zich liever lieten zien in de internationale hotels dan op het terrein. De verschillende lokale commandanten waren in conflict met elkaar. Toch werden er in 1966 verschillende pogingen gedaan om de beweging weer aaneen te smeden. Een centrale figuur hierin was Sylvain Luetsha, die op dit ogenblik hoofd is van de generale staf van het leger van Congo – Kinshasa. De rebelliebeweging viel uiteen, maar er bleven segmenten overleven. In 1967 kwam Kabila, die intussen onder meer enkele maanden in China had verbleven, terug in de streek van ‘zijn’ maquis. Hoewel velen het hem zeer kwalijk namen dat hij zijn mensen in de steek had gelaten enkele jaren ervoor, was de repressie door de troepen van Mobutu in die streek zo genadeloos geweest dat velen bereid waren in Kabila’s revolutionaire boot mee te stappen. ‘Le nouveau Kabila était arrivé’. Dat was nog waar ook: zeker gedurende de eerste jaren gedroegen zijn mensen zich zeer correct en wonnen het respect van de bevolking. Kabila slaagde er in om een aantal ronddolende ex-rebellengroepen te hergroeperen en onder zijn commando te plaatsen: de naam van zijn partij werd de ‘PRP-’ of de ‘Parti de la Révolution Populaire’. Tot het begin van de jaren tachtig hadden verschillende leiders hun maquis; dat van Kabila was waarschijnlijk wel het best georganiseerde.

Kabila en zijn medestanders (waarvan de meesten reeds bij hem waren in 1961) onderwierpen zich aan revolutionaire zelfkritiek (voor wie ooit nog entoesiast was voor de ideeën van Mao Zedong is dit zeer bekend) en zetten een nieuwe militaire en ideologische structuur op. Het was duidelijk een militaristische economie van het Mao-type. Minstens op het niveau van de principes ging het om een organisatie gebaseerd op de ‘productiebrigades’ als basiseenheid in de dorpen. Bedoeling was om, in het kader van ‘alle macht aan het volk’, de hele streek gecontroleerd door zijn beweging economisch te ontwikkelen. Kabila was toen het symbolische en het werkelijke centrum van alle macht: hij wou zich duidelijk profileren als de Congolese Mao Zedong, de grote leider, met rond hem alle aureool van mystiek en perfectie. Ook tijdens zijn frequente afwezigheden bleef hij zeer sterk aanwezig in het collectief bewustzijn, hij was overal en nergens. De ijzeren discipline bestrafte elke misstap, elk vermoeden van verraad.

Dat vermoeden was natuurlijk niet helemààl ongegrond: de troepen van Mobutu deden alles wat maar enigszins mogelijk was om leden van de PRP- naar hun kant over te halen. Militair konden ze aanvankelijk niet zo veel beginnen tegen de PRP-: de FAZ of Forces Armées Zaïroises waren veel te slecht georganiseerd om ook maar een klein succesje te kunnen behalen tegen een beweging die alle uithoeken van het gebergte kende. Maar twee gebeurtenissen brachten daar verandering in: vooreerst de ontvoering en gijzeling door de PRP- van drie Amerikaanse en één Nederlandse onderzoeker in Tanzania; en de pogingen om een front te vormen tussen de PRP- en de FLNC, of de beweging van de Katangese militairen die vanuit Angola twee keer Zaïre binnenvielen, in 1977 en 1978. Toen was blijkbaar de maat vol, en in juni-juli 1977 konden de FAZ de militaire ruggengraat breken van de PRP.

5. HET EINDE VAN DE PRP, DE DONKERE JAREN

Na 1978 ging het bergaf met de hele beweging. Kabila vertoonde zich steeds minder in zijn maquis, de PRP- strijders werden het geleidelijk moe om jarenlang in een toestand van extreme armoede en isolatie te leven, en de aandacht werd steeds meer verlegd naar het commerciële aspect van de beweging. Steeds meer PRP- leden verlieten het maquis en gingen handel drijven met hun vroegere companen. Ook Kabila concentreerde zich vooral op de goudwinning in de streek; hij maakte zich vele vijanden doordat hij de eigenlijke gouddelvers enkel met de kruimels liet zitten.

Kabila zocht toen ook veel meer contacten in het buitenland. Vanaf eind 1977 werd in Europa zelfs een echte PRP-vertegenwoordiging opgericht, waarvan één van de leden Emile Ilunga was, de huidige voorzitter van de RCD-Goma rebellengroep die door Rwanda wordt gesteund. Maar ook deze externe vertegenwoordiging liep stuk op interne conflicten, en de uiteindelijke PRP-vertegenwoordiger in 1984 werd Gaëtan Kakudji, hondstrouw aan Kabila maar zonder veel politiek gewicht of inzicht. Hij is de huidige minister van binnenlandse zaken van de regering in Kinshasa.

Waarschijnlijk omdat Kabila volledig de greep dreigde te verliezen op zijn beweging, die steeds meer aan het morren was gegaan, werd een spectaculaire actie georganiseerd: de ‘inval’ in Moba in 1984. Het is niet helemaal duidelijk in hoeverre Kabila zelf de hele zaak in de hand had. Wat vast staat is dat een groepje PRP- strijders samen met een plaatselijke verzetsgroep in november 1984 voor korte tijd het stadje Moba bezetten aan het Tanganyikameer. De bezetting duurt slechts enkele dagen, de rebellen trekken zich terug en voeren nog enkele kleinere aanvallen uit. Het hardnekkige gerucht gaat dat Kabila de aanval heeft doen stopzetten. Wat hem onmiddellijk het verwijt oplevert in zijn PRP- dat hij zijn Katangese broeders en zusters in Moba wou beschermen. Misschien daarom komt er in juni 1985 een tweede aanval. Die is veel beter voorbereid, er zijn veel meer PRP-strijders bij betrokken en wellicht wou Kabila zich op die manier opnieuw aanvaardbaar maken bij zijn achterban. Bij de ‘aanval’ op het vliegveld van Moba echter komt plots het bevel dat de PRP- zich moet terugtrekken. Consternatie alom. Kabila kondigt aan dat hij vlug naar Tanzania moet en dat hij steun zoekt in het buitenland. Dit was de druppel die de emmer doet overlopen. Het overgrote deel van de PRP–strijders keert zich tegen hun leider en verlaat het maquis. Ze worden opgevangen door mensen van de toenmalige goeverneur van Kivu Mwando Nsimba, die een zeer handige politiek had gevoerd om de verschillende maquis de demobiliseren. Enkel een kleine groep blijft achter, met onder meer Sylvain Luetsha, tot ook die in 1988 wordt verdreven door de troepen van Mobutu.

Kabila, die reeds enkele jaren in Dar Es Salaam woonde, zet zijn politieke activiteiten op een lager pitje. Zijn aura als rebellenleider volstaat niet meer om zich steun te verzekeren van het buitenland, en hij concentreert zich volop op zijn (‘informele’) commerciële activiteiten, samen met wapenbroeder Kazadi Nyembwe (nu voorzitter van de staats-oliemaatschappij SEP-Congo). Kabila behoudt zijn contacten, zwerft rond in de kringen van de Ugandese en Rwandese regeringen, maar komt nooit van de grond. Ook zijn handelsactiviteiten draaien na verloop van tijd niet echt denderend meer en tot overmaat van ramp wordt Kazadi Nyembwe in Dar Es Salaam gearresteerd wegens zwendel.

6. DE HEROPSTANDING?

Toch lijken de kansen te keren, want Rwanda bereidt een aanval voor op het Zaïre van Mobutu. Kabila, die misschien reeds werd gecontacteerd, springt in de bres en probeert in september 1996 de wereld aan zijn bestaan te herinneren: er wordt een communiqué de wereld in gestuurd waarin hij beweert dat zijn PRP- opnieuw een aanval heeft gelanceerd in de grensstreek tussen Uganda en Noord-Kivu. Op 18 oktober 1996 zou dan een akkoord getekend zijn tussen vier partijen, waarvan enkel de PRP- een soort historische legitimatie kan voorleggen. Op de golven van een vlot verlopend militair offensief wordt Kabila (die zich nooit aan het front vertoont) tot in de presidentszetel van Kinshasa gevoerd, wellicht tegen de zin van de meeste van zijn broodheren. En zo zijn we terug aan het begin van het hele verhaal.

Na de mislukking van het proces van politiek pluralisme tijdens de laatste Mobutu-jaren is er in 1997 in Congo een nieuwe generatie aangetreden, vooral afkomstig uit de diaspora in Europa, de Verenigde Staten en Afrika. Die generatie wou de radicale verandering, aangekondigd door Kabila, aangrijpen om zich voor het land in te zetten. De bevolking juichte het einde van de politieke klasse onder Mobutu toe en het algemeen enthousiasme deed iedereen de hand aan de ploeg slaan. Daar blijft op dit ogenblik niet veel van over. Kabila is er niet in geslaagd om in te spelen op de verwachtingen van het volk en het enthousiasme te kanaliseren. Hij speelde van in het begin cavalier seul, koppig, alleen vertrouwen hebbend in een klein groepje – vaak onbekwame - medewerkers, overtuigd van zijn eigen gelijk. Hij probeert nog altijd zijn eigen visie door te drukken en die wordt vooral bepaald door de vaste wil om alle niveaus van het politieke en zelfs economische beslissingsproces in eigen handen te houden. Kabila wil wellicht een echte emancipatie van het Congolese volk, maar hij mist er de institutionele en materiële middelen voor en bezit niet het talent om als een judoka de zwakheden van een sterkere tegenstander uit te buiten om hem te vloeren. Kabila heeft op alle fronten tegelijk een aanval ingezet, en die kon hij niet anders dan verliezen.

De mislukking van Kabila is ook de mislukking van de vroegere rebellieën. Ook daar werd nooit een realistische visie ontwikkeld op de toekomst van Kongo. Zelfs de PRP- slaagde er niet in om een ‘nieuwe maatschappij’ te creëren en strandde in een plukeconomie.

Het dramatische is dat, met door het discrediet over de groep die nu aan de macht is in Kinshasa, ook de zeer reële idealen en verwachtingen die ze belichamen in de ogen van de bevolking, dreigen ondergraven te worden. De fundamentele standpunten van de regering in Kinshasa zijn zeer legitiem: nationale onafhankelijkheid, einde aan de sluipende annexatie van de Kivustreek, emancipatie tegenover het buitenland, eigen exploitatie van de rijkdommen van het land. Maar worden die wel het best verdedigd door het regime in Kinshasa?

Op dit ogenblik gaat de oorlog verder en speelt Kabila de rol die hem echt past, die van de leider van het koppige verzet van een guerillaoorlog tegen de troepen van Rwanda en de RCD-Goma; maar ook die van de smokkelaar, die massaal de rijkdommen van Congo verkoopt om aan wapens te geraken en daarbij geen enkele zakenpartner uit de weg gaat. De Kabila van na de oorlog echter, indien hij die zou winnen, is zo goed als zeker die van de genadeloze heerser, die in het volk gelooft zolang dat achter hem staat. De enkele elementen van staatsconceptie die hij tot nu toe heeft ontworpen, waren te zeer op de noden van het ogenblik gericht om te kunnen spreken van een ‘toekomstvisie’.

Het fundamentele gegeven van de hele periode sedert 1990 is helaas het onvermogen van degenen die aan de macht zijn of die zich in de oppositie bevinden, om een nieuwe en realistische visie te ontwikkelen op het beheer van staat en economie, weg van de neokoloniale staat die door Mobutu werd bestuurd. Het is uiteraard geen gemakkelijke opgave. Veel hangt af van de ervaring en visie die de bewindvoerders kunnen opdoen. Indien we deze laatste elementen als criteria nemen wat Kabila betreft, en indien hij aan de macht blijft, dan valt te vrezen dat het beheer ‘van dag tot dag’ nog wel enkele jaren zal verder gaan.

Erik Kennes is als onderzoeker verbonden aan het Afrika-Instituut (Africa Museum) in Tervuren.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.