Leve Chavez

In de nacht van 11 op 12 april beleefde Venezuela een bizarre staatsgreep. De populistische president Hugo Chávez werd afgezet en vervangen door de voorzitter van de werkgeversvereniging. Maar nauwelijks enkele dagen later zat Chávez opnieuw in het presidentieel paleis Miraflores. Hij sprak opvallend verzoenende taal aan het adres van zijn tegenstanders. Wat voor machtsspelletjes hadden zich in Caracas afgespeeld? Tom Dieusaert snoof de sfeer ter plaatse op.
“Het was een rivier van mensen die zich uitstrekte van Chuao tot aan de Avenida Sucre, gevoed door stromen manifestanten die zich onderweg bij de mars aansloten, bereid om de president te vertellen dat het tijd was om op stappen. Het woord angst kenden ze niet. Ze voelden zich protagonisten van de hedendaagse geschiedenis. Zonder het te weten, wandelden ze naar de slachtbank. Alsof ze naar Auschwitz gingen, roepend als uit één keel: ‘Géén stap terug!’… Het gerucht deed de ronde dat de Bolivariaanse kringen tot de tanden toe gewapend waren, rustig wachtend op de komst van de oppositiebetoging. Om 15 uur begon een aantal scherpschutters, geposteerd op de Carmelitas-brug, een bloedbad aan te richten dat zich snel uitstrekte over het centrum van de stad … Heel de nacht lang hoorde je schoten. Leden van de Bolivariaanse kringen legden de stad hun bloedige wet op. Ze doodden een meisje van 10 jaar met een schot in haar onderbuik, terwijl haar broer van 14 werd gewond in de borstkas. In totaal vielen er dertien doden en 151 gewonden.” (uit de Venezolaanse krant ‘El Universal’, 12 april 2002).

Lippenstift in straatgevecht
“Rond de middag werd ik op mijn GSM gebeld”, vertelt Said Cedeño. “Ik vernam dat de mars van de oppositie naar het presidentieel paleis Miraflores trok. Toen wisten mijn vrouw en ik genoeg. Een klein kind weet dat wanneer een manifestatie tot het paleis kan doordringen, de president kan vallen.” “Een paar duizend ‘bolivaristen’ (nvdr: aanhangers van president Chávez), vrouwen, kinderen en bejaarden inbegrepen, hadden zich verzameld rond het paleis onder de slogan ‘Aquí no pasarán!’ (nvdr: ‘we laten ze niet door’) met de bedoeling de president te beschermen. De vrouwen gaven hun lippenstift door, waarmee we ons gezicht rood maakten om elkaar beter te herkennen in het straatgevecht dat zou gaan plaatsvinden. We dachten aan een scenario waarbij vóór- en tegenstanders van het regime-Chávez elkaar met stokken en stenen te lijf zouden gaan. Tot we plotseling schoten hoorden. Naast mij viel mijn vriend José Linares dood neer. Er ontstond paniek en iedereen liep naar de Llagunobrug, die de Avenida Baralt overspant. Vandaar zagen we de mars van de oppositie aankomen. De schutters waren verborgen achter de waterkanonnen. Er werd omgeroepen dat de gewapenden onder ons snel naar de brug moesten komen om de weerloze massa te beschermen. Een zestal van de onzen beantwoordde het vuur. Op televisie werden zij als ‘moordenaars’ afgeschilderd, maar op de tv-beelden zag je goed hoe ze zelf van onderuit werden beschoten. Voor mij zijn het helden van de Bolivariaanse republiek.”

Overmoed
De omstandigheden waarin de anti-Chávez-manifestatie van 11 april in een bloedbad ontaardde, zijn nog niet duidelijk. Getuigen in beide kampen spreken elkaar voortdurend tegen over wie de eerste schoten loste en wie de mysterieuze scherpschutters waren op de daken van de omliggende gebouwen. Als er iemand belang bij had dat de grootste anti-Chávez-betoging zou ontsporen, heeft die in ieder geval zijn zin gekregen. In de nacht van 11 op 12 april 2002 verklaarde de opperbevelhebber van het Venezolaanse leger dat Chávez ontslag had genomen en dat de voorzitter van de werkgeversvereniging Pedro Carmona was uitgeroepen tot hoofd van een overgangsregering. Maar Carmona en de harde kern anti-chavisten die hem steunden, werden overmoedig. Carmona ontnam de volksvertegenwoordigers en de leden van het hooggerechtshof hun mandaat, schrapte het woord ‘Bolivariaans’ uit de naam van de republiek en veegde in één beweging alle wetten van het Chávez-regime van tafel. Het nieuwe staatshoofd – die een de facto dictatuur wilde instellen, werd teruggefloten door de grondwetgetrouwe legertop die Chávez uiteindelijk terughaalde naar Miraflores.

Mediacoup
Een week na de turbulente machtswisseling – die ongewild doet denken aan een Kuifjesverhaal – weten de hoofdstedelingen nog niet helemaal waar ze aan toe zijn. Er hangt een gespannen sfeer in Caracas, kranten worden verslonden op de straathoeken en de privé-tv-stations nemen noodgedwongen de draad weer op, nadat ze de val van de luitenant-kolonel eerst hadden toegejuicht. De tv-kanalen onderbreken hun gewelddadige Amerikaanse series met programma’s als ‘Reporters in de vuurlijn’, waarin de huisjournalisten met tranen in de ogen komen vertellen over hun ongelijke strijd tegen de ‘dictatuur’.
“De media willen van Chávez af”, meent Johnny Pyamo die op de Plaza Venezuela gezoete kokos vent. “Vorige zaterdag, toen honderden mensen protesteerden rond het fort van Tiuna, waar de president gevangen zat, waren er op tv enkel spelletjesprogramma’s en soaps te zien. Wij moesten de terugkeer van Chávez vernemen via CNN en buitenlandse correspondenten. Buiten was er geweld, maar moeders stuurden niets vermoedend hun kinderen de straat op.”
De samenzwering van de media ligt ook op de lippen van de honderden Chávez-volgelingen op het centrale Bolívarplein, die op 19 april ‘s lands onafhankelijkheidsdag vieren. Enkel de officiële omroep – de enige die de urenlange toespraken van Chávez onversneden wil uitzenden – covert het klassiek concert in de kiosk en de protocollaire toespraken die tot 200 jaar teruggaan in de tijd. Belangrijker misschien is wat niet wordt gezegd en wat er niet te zien is. Hugo Chávez zelf bijvoorbeeld, die een paar uur tevoren op televisie een opvallend verzoenende toon aansloeg, erg in contrast met zijn eerdere beschuldigingen aan het adres van de ‘burgerlijke profiteurs’ en de media als ‘lakeien van de oligarchie’. Chávez had het over zijn zwaard dat definitief terug in de schede werd geschoven, net als de cello’s en violen die op de kiosk stilletjes worden ingepakt, terwijl de meeste rode baretten huiswaarts keerden.

Oranje boekje
Een achterblijvend groepje discussieert met parlementslid Reinaldo García over de slechte naam die de Bolivariaanse kringen hebben gekregen na 11 april. “Men wil ze diaboliseren, maar in feite gaat het om niets meer dan het volk dat zich organiseert en gemeenschapswerk verricht”, aldus García. “De basis is artikel 132 van de nieuwe grondwet. Dat stelt dat elke burger moet deelnemen aan het politieke en gemeenschapsleven van het land. Maar de kringen zijn niet partijgebonden”, beweert García, zelf een volksvertegenwoordiger van Chávez’ ‘Beweging voor de Vijfde Republiek’ (MVR). Het paramilitair karakter dat de oppositie toeschrijft aan de kringen valt moeilijk te rijmen met het beeld van de kreu-pele Roberto Carpio, een ambtenaar van de metro, die aan de poort van Miraflores zit. Hij is lid van een Boli-variaanse kring en deelt de fameuze ‘oranje boekjes’ uit waarin beschreven staat hoe de groepen – van zes tot elf personen – in theorie functio-neren. “De Bolivariaanse kringen zullen er de uiterste zorg voor dragen dat hun rangen niet worden geïnfiltreerd door opportunisten, jobzoekers, profiteurs, leugenaars, corrupte figuren, roddelaars, intriganten, vagebonden en delinquenten”, leest de tekst die schatplichtig lijkt aan het bloemrijke taalgebruik van de president.

Partij & staat
“Het enige wapen dat we hebben, is onze stem”, vult Ignacio Cano aan. Cano, een technisch tekenaar, overziet met zijn vrienden José Nava en Mario Laza (een systeemanalist en een winkelier), een geïmproviseerd gedenkteken op de beruchte Llagunobrug. “In onze buurt La Candelaria hebben wij met onze groep een aanvraag ingediend om een basketbalveld aan te leggen en de luie politieagenten aan een wachtpost te vervangen. Ook hebben we lokale gauwdiefjes, zoals een jongen die autoradio’s had gestolen, aangegeven aan de politie.” Cano legt uit hoe de verzuchtingen van een Bolivariaanse kring door een wijkvergadering moeten worden goedgekeurd. Hij geeft wel toe dat “die vergadering vooral uit Chávez-aanhangers bestaat”. De aanvragen voor financiële steun worden overhandigd aan de vice-minister, “die vervolgens beschikt volgens de directieven van de president en het Revolutionaire Bolivariaanse Opperbevel (CSRB)”, aldus het oranje boekje. Hoewel het verhogen van de civiele participatie aan het beleid ongetwijfeld een nobel streven is, kan je vragen stellen bij de verticale structuur. Teodoro Petkoff, een voormalige minister die de kritische krant ‘Tal Cual’ uitgeeft, stelt dat “iedereen zich in partijen mag organiseren. Maar in dit geval bestaat er echter verwarring tussen de partij en de staat, eigen aan totalitaire regimes. De navelstreng tussen de Bolivariaanse kringen en Miraflores moet worden doorgeknipt”.

Scholen mét geld
Neutrale waarnemers zijn zeldzaam geworden in Venezuela, waar de slogans ‘Leve Chávez!’ en ‘Chávez eruit!’ herhaaldelijk worden overschilderd. Onder de stroom van propaganda is het soms hard zoeken naar echte veranderingen. “Chávez heeft de volksmarkten ingevoerd, waar groenten, fruit en vlees goedkoop worden verkocht”, zegt taxichauffeur José Gregorio Pérez. “Ook de gezondheidszorg is socialer geworden. Een vriendin van me heeft een zeldzame bloedziekte en wordt sinds zeven maanden gratis verzorgd in Cuba. Mijn schoonvader is ook pas aan zijn hart geopereerd, gratis, maar daarover hoor je niets op tv.” Volgens Pérez – en met hem vele andere Chávez-aanhangers – heeft het regime het meeste succes geboekt in het onderwijs. “Vroeger was dit een stort”, zegt María, de moeder van de tienjarige Richard Martínez in de José Martí-school van de volkswijk Sarría. “De WC’s waren onbruikbaar, er was geen stromend water, het onkruid groeide overal en er werd van alles gestolen. Niemand wilde zijn kinderen nog naar José Martí sturen.” Sinds José Martí twee jaar geleden tot een Bolivariaanse school werd omgedoopt, ging het leerlingenaantal van 520 naar 750.
“We geven de kinderen ontbijt en lunch”, aldus directrice Violeta Hernández. “Bovendien zijn de scholieren de hele dag op school en hangen dus niet meer rond op straat of zijn tot last van hun werkende moeders. Het aantal vaste lesuren wordt aangevuld met culturele activiteiten als theater, muziek of literatuur. We hebben zelfs een symfonisch orkest opgericht.”
Hernández beseft dat de betere kwaliteit samenhangt met de hogere budgetten. “We hebben nu een budget van 50 miljoen bolivares (55.000 euro), om lonen, eten en administratiekosten te betalen. Vroeger had deze school een budget van 340 euro per maand voor administratiekosten.” José Martí is een van de acht Bolivariaanse scholen die in 2000 in Carácas werd opgericht als experiment.
“Het ziet er naar uit dat het concept na juni 2002 definitief zal worden ingevoerd”, zegt Hernández, die er tegelijk ook vraagtekens bij plaatst. “Zolang de economie niet verbetert, zal het erg moeilijk zijn de ambitieuze ambities op onderwijsvlak vol te houden.”

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.