Lichte wapens, zware kost

Als onderdeel van een Noord-Zuid Cahier over wapens en conflicten, wil deze bijdrage het belang verduidelijken van lichte wapens in vele aan de gang zijnde conflicten, en aantonen dat de aanwezigheid en het gebruik van lichte wapens in conflictsituaties heel wat negatieve gevolgen hebben ten aanzien van een gezonde ontwikkeling van (groepen binnen) een samenleving. We proberen dan ook de stelling te verdedigen dat aandacht voor deze problematiek een aparte plaats verdient bij ontwikkelingssamenwerkers, zowel in beleidskringen als op het terrein.
I. Inleiding: Het belang van lichte wapens in huidige conflicten

Door het steeds over lichte wapens te hebben, zouden we de indruk kunnen wekken dat dit plots de sleutel is tot het verklaren en oplossen van allerlei conflicten, voornamelijk in het Zuiden. Dat is niet onze bedoeling : conflicten zijn erg complex en uniek, hebben vele oorzaken en zijn niet simpelweg op te lossen. Wel willen wij, in volle bewustzijn van de beperkte draagwijdte ervan, de volgens ons onderbelichte link tussen lichte wapens en stabiele ontwikkeling in de verf zetten. Wij geloven niet dat ze enkel een symptoom zijn van bestaande problemen met andere, diepere gronden, maar dat ze ook op zich oorzaak kunnen zijn van een aantal specifieke problemen.

Het belang van lichte wapens moeten we zien in een totaal veranderde internationale politieke context. Maar voor we hier dieper op ingaan, is het nodig eerst even aan te geven wat we precies verstaan onder het begrip lichte wapens. Een eenvoudige definitie stelt dat lichte wapens kunnen worden gedragen door een persoon of een licht voertuig, en geen ingewikkelde logistiek en onderhoud veronderstellen. Het gaat om wapens als pistolen, (automatische) geweren, munitie, granaten, mijnen, mortieren, antitankwapens, lichte luchtdoelraketten enz. Ze zijn redelijk gemakkelijk in gebruik, en gaan ontzettend lang mee als ze goed worden onderhouden.

Deze wapens worden geplaatst tegenover ‘conventionele’ wapens en ‘kernwapens’ die tijdens de Koude Oorlog de meeste aandacht gekregen hebben, al was het maar door een afschrikkend niet-gebruik. Met het einde van die Koude Oorlog en de machtsorde die daarop was gebouwd, is er ook een snelle evolutie gekomen in de aard van het merendeel van de gewapende conflicten en de manier waarop zij worden uitgevochten. Dat komt doordat de allesoverheersende en controlerende tweestrijd tussen de twee grote machtsblokken en hun respectieve allianties met staten, plaats geruimd heeft voor het opkomen van allerlei kleinere geschilpunten, aanspraken van allerlei groepen op een groter stukje van deze of gene koek, en ruimte om te werken aan nieuwe meer autonome politieke projecten.

Bijna alle huidige conflicten worden dan ook uitgevochten binnen de grenzen van één staat in plaats van tussen staten onderling (intrastatelijke conflicten i.p.v. interstatelijke). Vaak, maar niet uitsluitend, spelen zij zich af in het zuidelijk halfrond en hebben ze een etnisch, tribaal, religieus tintje, waarmee niet gezegd is dat de conflicten in se ook van die aard zijn. Meestal draait het echte conflict rond politieke of socio-economische macht(sverwerving), en is het voornoemde tintje niet veel meer dan een instrument ter mobilisatie, dat erg goed van pas komt. Dikwijls zijn er verschillende gewapende groepen in het spel, die veeleer een guerrillastrijd voeren dan een open confrontatie met het regeringsleger. Dat leger, als het bestaat en opereert, zal dan ook zijn toevlucht moeten nemen tot ‘counterinsurgency’tactieken. Dat maakt lichte wapens om strategische redenen vaak tot de meest geschikte wapens in intrastatelijke conflicten. Bovendien zijn ze veel goedkoper dan zware wapens en gemakkelijker te krijgen op de (illegale) wapenmarkten. In tegenstelling tot de zwaardere wapens en al het optimisme over vredesdividenden, blijkt immers uit alle (vaak te anekdotische) informatie dat de handel in lichte wapens toeneemt.

Het mag duidelijk zijn dat de problematiek van de lichte wapens een voedingsbodem vindt in de problematiek van de natiestaat en aanverwante praktische concepten als het monopolie over het legitiem geweld in handen van diezelfde staat. Lichte wapens worden niet enkel gebruikt om het legitieme van dat monopolie manu militari in vraag te stellen, maar ook om eigen (veiligheids)belangen te verzekeren in een context waar de staat geen voldoende garantie kan bieden voor objectieve en subjectieve veiligheid. Denken we maar aan de groeiende sector van de privé-bewakingsdiensten als gedeeltelijk antwoord op de groeiende sector van de georganiseerde misdaad, en aan de recente hevige debatten over particulier wapenbezit in de Angelsaksische landen.

Het zijn dus vooral lichte wapens die op dit moment overal ter wereld dodelijke (burger)slachtoffers maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er sinds kort toch enige aandacht besteed wordt aan dit probleem vanuit de academische wereld, de NGO’s en de overheden, de Verenigde Naties op kop. Ook de media lijken iets meer aandacht te besteden aan conflicten waar eens geen zwaar geschut (tanks, helikopters, vliegtuigen,…) aan te pas komt (cf. de recente onrust in Albanië). De eerste twee actoren houden zich vooral bezig met het proberen analyseren en in kaart brengen van het probleem, en het ingang te doen vinden op de officiële agenda. Totnogtoe zijn er nog nauwelijks of geen niet-gouvernementele ontwikkelingsprojecten die zich specifiek richten op de component lichte wapens als onderdeel van een algemene ontwikkelingsstrategie.

De VN werden voornamelijk via twee concrete terreinervaringen geconfronteerd met het fenomeen lichte wapens en de bedreiging die ervan uitgaat. Na het debacle in Somalië had toenmalig secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali het in zijn ‘Supplement to the Agenda for Peace’ over de dringende noodzaak iets te doen aan de proliferatie van lichte wapens. Een meer positieve herinnering bewaart de internationale gemeenschap allicht aan haar werk in Mali. Op vraag van president Konaré kwam een verkenningsmissie van de VN naar het noorden van Mali afgezakt om een uitweg te helpen zoeken uit het conflict met de Toearegnomaden, die een gewapende strijd waren begonnen tegen het regeringsleger. De chaotische toestand werd in de hand gewerkt door de grote hoeveelheid lichte wapens die in de regio circuleerden. Als onderdeel van een globaal vredesakkoord werd dan ook voorzien in een demobiliseringsprogramma en een vernietigingsprogramma van de vele wapens (gesymboliseerd door het grote vredesvuur in Tomboektoe in maart 1996 met de ceremoniële verbranding van maar liefst 3000 wapens). Tegelijk werden er fondsen voorzien voor de reïntegratie van de rebellen in de burgermaatschappij en voor de ontwikkeling van de streek. Dit is een waar succesverhaal gebleken, met een beperkte maar weloverwogen financiële inbreng van de internationale gemeenschap, maar totnogtoe is het zowat het enige.

II. De negatieve gevolgen van lichte wapens in conflicten

In de analyse van enkele negatieve gevolgen van lichte wapens in conflictsituaties zit meteen een aantal redenen waarom die wapens, door hun loutere aanwezigheid, het oplossen van conflicten maar ook het aanpakken van het probleem van hun aanwezigheid zelf, enorm bemoeilijken en erg duur maken in termen van financiële kosten maar ook in termen van menselijke inzet en politieke wil. Er is hier dus een pervers en vernietigend mechanisme aan de gang, met vele aspecten.

1) Lichte wapens vertonen de neiging zich gemakkelijk te verspreiden.

De reusachtige problemen met lichte wapens zijn niet zozeer het gevolg van een ongelooflijk of licht toegenomen productie. Integendeel, het gevaar zit veeleer in de ongebreidelde proliferatie. Met het einde van de Koude Oorlog is er ook een eind gekomen aan een paar grotere conflicten en een paar militaire regimes die gevoed werden door een Koude Oorlogslogica. Dat is positief op zich, maar heeft geleid tot een enorm surplus aan lichte wapens, die via allerlei minder en meer gecontroleerde kanalen zijn uitgezwermd over hele continenten, en overal machtsevenwichten en vredesinspanningen zijn gaan beïnvloeden. Zo is er het voorbeeld van wapens die ten tijde van de Koude Oorlog gekocht zijn door het Salvadoraanse regime en de guerrilla van het FMLN van verschillende rechtstreekse en onrechtstreekse leveranciers (Belgische geweren zijn bv. via Cuba bij het FMLN terechtgekomen), en die nu, na het ondertekenen van een vredesakkoord en pogingen om beide partijen te ontwapenen, overal in Centraal- en Latijns-Amerika opduiken : in handen van de Zapatistische opstandelingen in Chiapas, de guerrillero’s in Guatemala (die onlangs ook een definitief bestand hebben gesloten met de regering), de guerrillero’s en drugkartels in Colombia, tot zelfs de commando’s van de Tupac Amaru guerrillagroepering in Peru. De banden tussen deze verschillende groepen kunnen niet ideologisch genoemd worden, maar zijn puur commercieel.

Zo bestaan er nu overal ter wereld reusachtige overschotten gemakkelijk te hanteren, te onderhouden, te verhandelen en te verbergen lichte wapens die aan iedere legale controle ontsnappen en overal instabiliteit kunnen veroorzaken. Een klassieke opmerking in recente reisverhalen uit Afrikaanse landen is de verwondering dat men zomaar hier en daar op de markt kalashnikovs, granaten e.d. kan kopen voor een handvol dollars.

2) Lichte wapens veralgemenen een gemilitariseerde cultuur.

Tegelijk met de clandestiene verspreiding over de grenzen heen, is er ook een grotere interne verspreiding van lichte wapens in een conflict. Door hun bruikbaarheid en hun aantal, komen ze terecht in handen van vele en vaak niet-professionele gebruikers. Er is bijvoorbeeld een link te leggen tussen het inzetten van ‘kindsoldaten’, amper opgeleide maar goed opgezweepte burgermilities, en het hanteren van lichte wapens. Conflicten die met zulke wapens worden uitgevochten, verlopen vaak ook minder geregeld en doen meer burgerslachtoffers vallen. Dat zorgt niet enkel voor meer puur fysiek leed en ontworteling (vluchtelingen), maar brengt de realiteit van de oorlog ook veel dichter bij. Mensen geraken ook mentaal ontworteld, gemilitariseerd : er ontstaat een cultuur van geweld, een onverschilligheid tegenover de dood die vaak gevoed wordt door druggebruik en niet meer wordt opgevangen door de normgevende en socialiserende instellingen die in normale omstandigheden een evenwichtige ontwikkeling van het individu en de groep moeten verzekeren (de familie, het dorp, de clan, …). Mensen ondergaan ook allerlei angstpsychosen en trauma’s, maar krijgen niet de tijd en de rust om die te verwerken. Met andere woorden het gezonde, sterke sociale weefsel en het mentale evenwicht van het individu worden op grote schaal aangetast, meer dan in conventioneel uitgevochten conflicten.

Er ligt dan ook een grote uitdaging voor NGO’s en andere ontwikkelingsorganisaties om in zulke conflicten met vele burgerslachtoffers en met een grote (langdurige) impact op de hele burgersamenleving, bijvoorbeeld de verschrikkelijke genocide en politicide in Rwanda, het blijvend aanslepend conflict in Angola, de slepende burgeroorlog in Burundi, inspanningen te doen om het mentaal evenwicht en de individuele en sociale weerbaarheid te herstellen.

3) Lichte wapens werken het uitbreken van geweld in de hand

In de inleiding werd er reeds op gewezen dat de aanwezigheid van lichte wapens slechts één van de vele factoren is die een rol speelt in het doen uitbreken van een gewapend conflict. Desondanks lijkt er onder de specialisten ter zake een consensus te bestaan over het feit dat de massale aanwezigheid van lichte wapens niet mag worden onderschat als één van de variabelen om het uitbreken van geweld en de karakteristieken van dat ontstane geweld te verklaren. De genocide en de andere moordpartijen (op de gematigde Hutu’s) in Rwanda tussen april en juli 1994 zouden nooit dezelfde massale vorm hebben aangenomen, als er ten eerste geen geleidelijke militarisering van het hele land had plaatsgevonden na de inval van het RPF in oktober 1990 en de burgeroorlog die daarmee begon, en ten tweede, als er geen ultieme pogingen waren ondernomen door de machthebbers om hun regime te redden door op grote schaal wapens aan te kopen en die te verdelen en op te slaan over heel het land, en gedeeltelijk in handen te geven van pas opgerichte en slecht getrainde milities (o.a. de Interahamwe) en gewone burgers. Iedereen is het erover eens dat de UNAMIR-operatie van de VN medeverantwoordelijk is voor het niet tegenhouden van het uitbreken van het inferno in april 1994, onder andere door het gebrekkig, bijna niet, uitvoeren van haar ontwapeningsopdracht (nochtans voorzien in het mandaat) ten aanzien van de radicale Hutu-kringen in Kigali en enkele andere centra van het land. Dat zal dan ook mede leiden tot haar eigen onmacht, en tot het vertrek van de blauwhelmen met de staart tussen de benen. Après nous, le déluge.

4) Lichte wapens ondersteunen het voortduren van geweld en bemoeilijken het sluiten van een vredesovereenkomst.

De aanwezigheid van een massale hoeveelheid lichte wapens maakt het veel moeilijker om een gecontroleerd en vruchtbaar, definitief vredebrengend onderhandelingsproces op gang te krijgen. De verspreiding ervan over vele kleine actoren moet kunnen worden aangepakt en tenietgedaan. Het registreren van het arsenaal en het werkelijk toezien op de inbeslagname en de eventuele vernietiging ervan zijn ongelooflijk moeilijke opdrachten. Nochtans is een algehele demobilisering meestal een noodzakelijke voorwaarde om voldoende vertrouwen te kunnen wekken tussen de confligerende partijen en om ze tot een andere houding en opstelling te bewegen.

Angola kan als schoolvoorbeeld dienen van dergelijke ‘moeilijke vrede’. In een typische, absurde Koude-Oorlog-opbodlogica hebben de twee grote partijen die hier tegenover elkaar stonden, zich gedurende de jaren zeventig en tachtig tot de tanden toe bewapend : het regeringsleger van de MPLA met de steun van de Sovjetunie, de rebellen van de UNITA met steun van de VS en Zuid-Afrika. In de jaren negentig zijn beide partijen zich blijven bewapenen met eigen inkomsten, voornamelijk uit oliewinning (MPLA) en diamantontginning en -smokkel (UNITA). Angola is dan ook bezaaid met landmijnen en zit volgepropt met wapens. Onder auspiciën van de VN zijn er sinds enkele jaren pogingen aan de gang om een verzoenings- en verkiezingsproces op gang te krijgen. Door de steeds wisselende onwil van de ene of de andere partij hebben die nog steeds geen bemoedigend resultaat opgeleverd. Een van de grote obstakels is juist de moeilijkheid om de troepen van de UNITA te demobiliseren, in kampen onder te brengen, te registreren en te ontwapenen. Hun macht berust juist op die reusachtige wapenvoorraden, en de VN zijn, ondanks de inzet van bijna 7000 blauwhelmen, niet in staat daarin in te grijpen. De hypotheek van de lichte wapens op de vrede in Angola blijft zwaar wegen.

5) Lichte wapens belemmeren echte ontwikkeling en bemoeilijken de vredesopbouw.

Het debat dat gevoerd wordt rond de notie ‘ontwikkeling’ is erg complex, maar ook zonder die notie hier precies te willen bepalen of een welomlijnd standpunt in te nemen in dit debat, lijkt het intuïtief aannemelijk te stellen dat de aanwezigheid van een ongezonde dosis lichte wapens nooit een bevorderende factor kan zijn voor enige gebalanceerde en vol te houden ontwikkeling van een groep of een ruimer samenlevingsverband. Lichte wapens belemmeren ook de ontwikkeling nà een conflict, het postconflictreconstructieproces, het moreel en materieel overstijgen van de wonden die het conflict heeft geslagen. De verspreiding van lichte wapens bemoeilijkt ook de hulp van buitenaf; een voorbeeld hiervan is de terugtrekking in de loop van 1997 van alle hulporganisaties uit de streek rond Ruhengeri in Rwanda na een paar aanslagen van gewapende, ongecontroleerde elementen.

Een land dat het aandeel van lichte wapens in het creëren en bestendigen van een chaotische toestand, waarin van enige ontwikkeling geen sprake kan zijn en er van buitenuit nog amper kan worden geholpen (mocht dat de bedoeling zijn), op tragische wijze illustreert, is Somalië. Op het moment dat de militaire Sovjetgezinde staat van Siyad Barre in 1990 uiteenspatte, was Somalië vergeven van de wapens. Beide supermachten hadden in de loop van de Koude Oorlog een klein wapenwedloopje georganiseerd tussen Somalië en buurland Ethiopië. Bovendien kwam er in Ethiopië ook een einde aan de aanslepende burgeroorlog en ontstond er een vredessurplus aan allerlei lichte wapens, dat al snel, tegen weggeefprijzen, zijn weg vond naar andere (buur)landen van het continent. Het plotse uiteenvallen van de autoritaire centrale machtsstructuur (zonder ruimte of tijd te laten voor het groeien van een alternatief), en het tezelfdertijd overspoelen van allerlei rivaliserende groepen (met elk hun eigen machtshonger) met enorme hoeveelheden wapens, heeft geleid tot een ongemeen destructief en gepolariseerd conflict. Zelfs de massale inzet van Amerikaanse troepen en VN blauwhelmen heeft daaraan niets kunnen veranderen : ze zijn onder meer gebotst op de militaire weerstand van de uitstekend bewapende facties. Natuurlijk hebben die operaties zelf ook schuld aan het mislukken van hun opdracht. Ontwapening heeft bijvoorbeeld, tenzij heel voorzichtig, te weinig efficiënt en zeker en vast te laat, nooit echt deel uitgemaakt van de concrete verwezenlijkingen van deze troepen op het terrein. Met het felle machtsvertoon van de operatie ‘Restore Hope’ verdwenen de wapens wel voor even uit het straatbeeld van Mogadishu. Het probleem leek (letterlijk) opgelost, maar de milities hielden zich die paar maanden gewoon wat gedeisd en verborgen hun wapens in opslagplaatsen buiten de stad. De UNOSOM-operatie heeft nadien nog wel schuchtere pogingen ondernomen om de lont uit het kruitvat te halen, maar uiteindelijk is men ook hier moeten afdruipen met de staart tussen de benen en na het betreuren van de dood van tientallen blauwhelmen. Het kluwen was eigenlijk te gevaarlijk om er zich op te storten.

Een ontwikkelingsbeleid ondervindt blijvende hinder van een conflict dat uitgevochten werd met lichte wapens. Hoe kunnen we bijvoorbeeld proberen een land als Angola er bovenop te helpen als er nog evenveel mijnen verspreid liggen als er mensen wonen, als velden en wegen daardoor zo goed als onbruikbaar worden gemaakt, als rondzwervende criminele gewapende bendes de bevolking blijven teisteren, als de macht van het geweer het cultureel haalt op de macht van traditionele machts-en gezagsstructuren, als er blijvend gevaar dreigt voor hulpverleners en de instabiliteit investeringen van buitenuit op voorhand onrendabel maakt ?

6) Lichte wapens voeren tot criminele uitwassen

Naast allerlei problemen die te maken hebben met het proberen indammen van het geweld dat rechtstreeks met het (voorbije) conflict te maken heeft, veroorzaken (surplus) lichte wapens in veel gevallen een gemakkelijker opleven van zware, gewapende criminaliteit. Het gaat hier dan om ‘gewone’, niet-politieke misdaden die meestal draaien rond geldelijke of overlevingsmotieven. Een reactie hierop is dan de toename van privé-bewakingsfirma’s, zowel voor bedrijven als particulieren.

Een goed voorbeeld van een criminaliteitsprobleem dat versterkt wordt door het plots op de veelal zwarte markt komen van een grote hoeveelheid surplus lichte wapens, is de situatie in El Salvador, en specifiek in de hoofdstad San Salvador. Met de ondertekening van het vredesakkoord tussen het vroegere regime en het verzet, is er ook een demobiliseringsprogramma opgezet door de VN. Ondanks de voordelen die gepaard gingen met het inleveren van wapens, zijn toch heel wat wapens van beide partijen langs allerlei wegen terechtgekomen in het misdaadmilieu. Er zijn ook gevallen bekend van corrupte officieren die met de verzamelde wapens een pervers maar lucratief handeltje hebben opgezet. Dat wijst nog maar eens op de extreme en bijna onmogelijke inspanningen die zo’n operatie tot een goed einde kunnen brengen. In ieder geval krioelt het van de wapens in het ondergrondse milieu van San Salvador, wat een enorme uitdaging vormt voor de hervormde politie om deze misdaad te bestrijden. Het gevaar zit erin dat het regime steeds autoritairder optreedt en op die manier oppositiegroepen weerom naar de wapens doet grijpen. Een vicieuze cirkel?

Een ander voorbeeld van deze wapenstroom van een beëindigd conflict naar criminele milieus in het land zelf of de buurlanden, vinden we in Zuidelijk Afrika. In Mozambique zijn, na het bestand tussen het regime (FRELIMO) en de rebellen (RENAMO), reusachtige hoeveelheden wapens in handen gevallen van criminele bendes die het platteland afschuimden. Een ander aanzienlijk deel van die wapens heeft zijn weg gevonden naar Zuid-Afrika, om de criminaliteit die daar floreert nog een extra injectie te geven. Zuid-Afrika is het land met de grootste criminaliteit ter wereld. De toevloed van wapens in de provincie Kwazulu-Natal leidde tot een zeer dure verzamelingsoperatie (‘Operation Rachel II’) om de ergste excessen wat in te dijken.

7) Lichte wapens schenden mensenrechten.

Lichte wapens zijn ook verantwoordelijk voor de zwaarste tol aan mensenrechtenschendingen, al dan niet in het kader van lage-intensiteitsconflicten. Ook bij folterpraktijken spelen zij een rol.

Een gekend voorbeeld is de vuile oorlog die het Turkse leger voert tegen de Koerdische strijders van de PKK, en de Koerdische bevolking in het algemeen. Omwille van het moeilijk toegankelijke terrein, maar allicht ook omwille van de kleinere zichtbaarheid en opvallendheid, wordt dit conflict vooral met lichte wapens uitgevochten. Aan beide zijden zijn allerlei mensenrechtenschendingen gerapporteerd, maar het is toch vooral het Turkse leger dat een erg totale en verwoestende strategie hanteert, waarbij burgers helemaal niet worden gespaard. Dit Turkse leger bewapent zich nochtans in belangrijke mate met (surplus)wapens afkomstig uit de VS en West-Europese landen, voornamelijk Duitsland dat door de hereniging van beide Duitse legers met een enorm surplus is opgezadeld.

III. BESLUIT : Enkele aanbevelingen voor een betere aanpak

Al deze negatieve gevolgen die onlosmakelijk verbonden zijn met (de verspreiding van) lichte wapens houden een dwingende oproep in tot een beleid dat aan die problematiek tegemoet komt.

Een allereerste voorwaarde om tot een meer efficiënt beleid te komen, en tegelijk ook een primordiale opdracht voor beleidsverantwoordelijken, is het verhogen van de transparantie van het fenomeen lichte wapens. Naar analogie van het ‘UN Register of Conventional Arms’, zouden er een wereldwijd instrument en een informatienetwerk moeten worden gecreëerd die een permanente en degelijke registratie toelaten van de productie en de handelsstromen van lichte wapens. Natuurlijk is dit veel moeilijker dan in het geval van conventionele wapens, maar geen inspanning lijkt ons te groot om dit belangrijk probleem doortastend aan te pakken.

Een grotere transparantie is meteen een absolute voorwaarde voor een betere coördinatie van en controle op de export van (surplus)wapens die legaal worden verhandeld via regeringen (rechtstreeks) en exportlicenties voor bedrijven. In Europa is, net zoals in de rest van de wereld, de export van lichte wapens vooralsnog een nationale bevoegdheid. De navolging van de nationale wetgeving ter zake, waar op zich vaak niets op aan te merken valt, en de parlementaire controle laten dikwijls te wensen over. Van coherentie van het beleid binnen de Europese Unie is nog geen sprake, waardoor tegenstrijdigheden met bijvoorbeeld het ontwikkelingsbeleid moeilijk kunnen worden voorzien en vermeden. Op Europees niveau zouden er ook inspanningen kunnen worden geleverd om de lidstaten er (met financiële prikkels) van te overtuigen surpluswapens te vernietigen in plaats van uit te voeren naar potentieel instabiele regio’s.

Het verbeteren van de exportcontrole is een typisch voorbeeld van een beleid dat ingrijpt in de aanbodzijde. Aanbodoplossingen werden vroeger vooral voorgesteld voor zwaardere conventionele wapens en kernwapens. Bij lichte wapens gaat het echter vaak om een probleem van reeds bestaande voorraden die ongecontroleerd en illegaal circuleren. Belangrijker dan het beperken van nieuwe uitvoer, is dus het ingrijpen in de circulatie van lichte wapens. Idealiter zouden we stromen moeten kunnen onderscheppen en aanvoerlijnen droogleggen voor er een gewapend conflict uitbreekt. Dit veronderstelt een complete omschakeling van het denkkader en de actiemiddelen van de internationale gemeenschap naar een preventieve aanpak. Eens een conflict aan de gang is, wordt het in ieder geval bijzonder moeilijk ontwapeningsmaatregelen door te voeren. We hebben al een aantal voorbeelden gegeven van mislukte (blitse) pogingen daartoe. De grootste kans op effectief ontwapenen kregen we tot hiertoe na de beëindiging van het geweld, op een moment dat het grootste leed reeds geleden is. Het is inderdaad wel erg belangrijk op dat ogenblik te voorzien in de nodige instrumenten om de strijdende partijen voor eens en voor altijd te demobiliseren, en er voor te zorgen dat hun wapens niet terechtkomen in één of ander circuit. Natuurlijk moet er ook aandacht worden besteed aan de niet-materiële aspecten van het postconflictherstelproces. Er moeten garanties geboden worden aan de gedemobiliseerde soldaten dat ze op een respectvolle manier kunnen worden gereïntegreerd in de samenleving, en er moeten voldoende middelen uitgetrokken worden voor de mentale nazorg. Dit is meteen een onderdeel van een preventief beleid naar volgende conflicten toe.

Tot slot moeten we waarschuwen voor het opduiken van oude demonen als paternalisme en imperialisme in ons beleid ten aanzien van de conflicten in het Zuiden. Het gaat niet op om met een vermanende vinger te wijzen naar de strijdende partijen en hen lessen te geven in vredesopvoeding, zolang we medeverantwoordelijk zijn voor het creëren van de globale context waarin deze conflicten zich afspelen. Lichte wapens zijn de wapens van de arme, en het is dan ook niet toevallig dat ze precies in het Zuiden de grootste problemen stellen.

De aanwezigheid en het destructieve gebruik van wapens kunnen slechts worden opgelost als we ook de moed hebben in te grijpen aan de vraagzijde. Zolang er vraag is (of gecreëerd wordt) naar wapens, zullen ze altijd wel hun moordende weg vinden. Zolang fundamentele oorzaken van geweld, zoals uitbuiting en uitsluiting, armoede, structurele onderdrukking, illegitimiteit, autoritaire machtsaanspraken enz. blijven bestaan, zal dat geweld blijven bestaan. Het is dan ook in de eerste plaats onze taak stil te staan bij onze medeverantwoordelijkheid voor het bestaan van voornoemd onrecht, en te proberen daaraan wat te veranderen. Zoniet zullen we altijd aan oppervlakkige symptoombestrijding blijven doen, in plaats van te werken aan een wereldwijde ‘duurzame ontwapening’.

Selectieve bibliografie:

United Nations Institute for Disarmament Research, Genève, verschillende erg interessante publicaties in het kader van het onderzoeksproject ‘Disarmament and Conflict Resolution Project’.

BICC. Conversion Survey 1996. Global Disarmament, Demilitarization and Demobilization. Bonn: BICC, 1996.

Boutros-Ghali, Boutros. ‘General Assembly. Supplement to An Agenda for Peace: Position Paper of the Secretary-General on the Occasion of the Fiftieth Anniversary of the United Nations. UN, 3 januari 1995. A/50/60, S1995/1.

Boutwell, Jeffrey; Klare, Michael T. en Reed, Laura. Lethal Commerce: The Global Trade in Small Arms and Light Weapons. Cambridge, MA: American Academy of Arts and Sciences, 1995.

Laurance, Edward J. Coping with Surplus Weapons, a Priority for Conversion Research and Policy. Bonn, BICC, 1995.

Laurance, Edward J. The New Field of Micro-Disarmament: Addressing the Proliferation and Buildup of Small Arms and Light Weapons. Bonn: Bonn International Center for Conversion. Brief 7. 1996.

Peleman, Johan. Kleine Wapens Uitvergroot. Antwerpen, IPIS-Brochure 98, 1997.

Singh, Jasjit. Light Weapons and International Security. Delhi: Indian Pugwash Society and British American Security Information Council, 1995.

Noten:

(1) Een uitgebreidere analyse van ongeveer hetzelfde onderwerp en van de hand van dezelfde auteurs vindt u in ‘ Surplus lichte wapens als actuele uitdaging voor vredesonderzoek, veiligheidsbeleid en ontwikkelingssamenwerking’, Cahiers van het Centrum voor Vredesonderzoek, Katholieke Universiteit Leuven, jaargang 16 n°1, 1° kwartaal 1997.

Stefaan Calmeyn is licentiaat Politieke Wetenschappen. Hij volgde ook Ontwikkelingsstudies aan de UCL (Louvain-La-Neuve) en haalde een Master’s degree in Sociale en Culturele Antropologie aan de KUL. Momenteel is hij verbonden aan het Centrum voor Vredesonderzoek van de KULeuven.

Peter Van Kemseke is licentiaat Nieuwste Geschiedenis van de KULeuven. Hij studeerde ook International Relations (Master’s degree) aan de UCLA (Los Angeles). Is nu als NFWO-aspirant verbonden aan het departement Nieuwste Geschiedenis van de KUL.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.