‘Mannen gebruiken de islam om te doen wat ze zelf willen’

Ze laat er geen twijfel over bestaan: vrouwen worden in Afghanistan behandeld als tweederangswezens. Dat is een voortdurende bron van pijn, woede én motivatie om verder te werken. Want een andere wereld is mogelijk voor vrouwen. Daar is ze van overtuigd. Razia Arefi coördineert de activiteiten van Mothers for Peace in Afghanistan.

We ontmoeten elkaar voor het eerst in Kaboel, 2011. Razia Arefi brengt me naar de wachtzaal van een wijkgezondheidscentrum, waar vrouwen en kinderen hun beurt afwachten om bij de vrouwelijke dokter van dienst langs te gaan, of waar ze Razia aanklampen omdat ze geen volgnummer gekregen hebben. Noeria, bijvoorbeeld, heeft een paar uur gelopen om hier te raken, maar ze kwam toch te laat. De regering legt een maximaal aantal consultaties op van vijftig per dag en daar kan ook Razia Arefi jammer genoeg niet aan tornen.

In de gesprekken met deze vrouwen duikt de repressie van de late jaren negentig, de talibanjaren, telkens weer op als een nachtmerrie waarvan de herinnering maar niet vervaagt. Ze dromen van een beter leven voor hun dochters, en daarin speelt de kans op onderwijs een sleutelrol.

Exact twee jaar later vraag ik Razia waarvan zij droomt. Ze heeft immers alles wat de vrouwen in de Kaboelse wijk Dast-e-Barchi en in het vrouwencentrum van Istalif ontberen: ze is goed geschoold, heeft een uitdagende baan, veel vrijheid en een goed huwelijk. Vrede, zegt ze, zonder veel nadenken. ‘Een definitief einde aan de nachtmerrie van het talibangeweld. Als er vrede is, dan kunnen vrouwen werk maken van hun eigen toekomstplannen.’ Als ik aandring op een wat persoonlijker droom, zegt ze eenvoudig en gemeend: ‘Ik hoop op een eerlijke en oprechte manier voor vrouwen te kunnen blijven werken.’

Studeren

Razia Arefi werd geboren in december 1980. Tienduizenden Sovjetsoldaten waren toen net een jaar aanwezig in Afghanistan, om een communistisch regime te stutten dat nauwelijks steun had van de eigen bevolking. Haar ouders vluchtten en zij groeide op in Teheran, ver weg van het geweld, de onzekerheid en de ontbering van de oorlogen die de economie en cultuur van Afghanistan vernietigden en de altijd al broze verhoudingen tussen etnische, religieuze en taalgemeenschappen in complexe vijandschappen veranderden.

Miljoenen Afghanen overleefden de oorlogsjaren als vluchtelingen in Pakistan of Iran. Beide landen boden onderwijs en gezondheidszorg zonder dat de internationale gemeenschap daar veel steun bij verleende. ‘Wij leefden niet op een traditioneel Afghaanse manier, maar als Iraniërs’, zegt Razia. ‘Iran geeft meisjes en vrouwen veel mogelijkheden. Je mag op straat je eigen kleding wel niet kiezen, maar dat maakt mij niets uit. Je kon er wel studeren, en dat is wat telt.’

Ook haar ouders hechtten veel belang aan onderwijs voor de zeven kinderen, jongens en meisjes. Toen haar vader een echtgenoot voor Razia uitkoos, was dat dan ook een belangrijk criterium: het moest iemand zijn die zelf gestudeerd had en zijn bruid dat ook zou laten doen. Zij was vijftien, hij dertig.

‘Als ik vandaag sta waar ik sta, dan is het dankzij mijn echtgenoot’, zegt Razia Arefi. Hij stimuleerde haar om haar studie af te maken, Engels te leren, buitenshuis te werken. Toch waren de eerste huwelijksjaren niet zorgeloos. Toen er na vier jaar nog geen kind was, begon de familie van haar man aan te dringen op een tweede huwelijk, om het nageslacht te verzekeren. ‘De geboorte van mijn eerste kind, een zoon, was dan ook de gelukkigste dag van mijn leven. Er viel een enorme last van mijn schouders.’

En welke dag was de pijnlijkste uit haar jonge leven? Op die vraag komt het antwoord maar moeizaam. ‘Er is niet één moment dat eruitspringt. Leven in Afghanistan is een aaneenschakeling van moeilijke momenten. Telkens als ik hoor hoe mannen hun vrouw behandelen, maak ik me kwaad.’ Ze vertelt het verhaal van een vrouw die keer op keer beviel van meisjes. Telkens werd ze afgesnauwd, vernederd en soms ook mishandeld. Toen ze opnieuw zwanger werd, bedreigde haar echtgenoot haar: ‘Als het weer een dochter is, zal ik je samen met het kind vermoorden.’ Dat kàn toch niet, zegt Razia verontwaardigd.

Taliban zijn modern

Het grootste probleem in Afghanistan is de onveiligheid, dat is duidelijk voor haar. Het tweede noemt ze “de traditie”: ‘Mannen gebruiken de islam om te doen wat ze zelf willen. Nochtans zegt de islam dat vrouwen evenveel recht hebben op onderwijs en respect als mannen, en dat een man de toestemming moet vragen aan zijn eerste vrouw eer hij een tweede echtgenote kan nemen. Maar het is heel moeilijk om tegen de mollahs in te gaan. Mensen vertrouwen op hun woord en inzicht. Het probleem is dat islam en de Koran uitsluitend door mannen uitgelegd worden. Het is de hoogste tijd dat vrouwen ook dat soort studies doen zodat ze zelf de teksten kunnen lezen en uitleggen.’

De Afghaanse cocktail van tribale tradities en uiterst conservatieve islam, beide stevig verankerd in een patriarchaal systeem, wordt in het Westen meestal als middeleeuws omschreven. De misogyne en repressieve ideologie, die in zijn extreme vorm belichaamd wordt door de taliban maar die tot op grote hoogte overal in Afghanistan geldt, is in feite veeleer een modern verschijnsel. De talibanideologie, zeggen veel experts, is een weerspiegeling van de scheefgetrokken wereld uit de Pakistaanse vluchtelingenkampen, waar de gewone omgang tussen mannen en vrouwen voor de opgroeiende jongens vervangen werd door de geregimenteerde wereld van de madrassa’s, de koranscholen, waar vrouwen volkomen afwezig waren – behalve in de donderpreken, waarin ze voortdurend als bron van verleidingen en zonde werden opgevoerd.

In die context sloegen de Afghaanse tradities door tot strakke, dogmatische leerstellingen die met geweld opgelegd worden aan vrouwen, armen en al wie zich niet kan verweren. Het is die “traditie” die vanuit het kapotgeschoten platteland de steden koloniseerde: Kaboel was in 2001 een stad van 500.000 inwoners, vandaag schat men het aantal inwoners op vier miljoen of meer.

Haar eigen familie en de familie van haar man behoorden niet tot de kringen die zwoeren bij de plattelandstradities of die onder druk van de omstandigheden moesten meegaan in de recente, islamistische reïncarnatie van die tradities. Hun wortels liggen eerder in de teloorgegane stedelijke geschiedenis van de middenklasse, die al in de jaren twintig van vorige eeuw met de blik naar het Westen gericht leefde. De hervormingsplannen die koning Amanoellah in 1928 lanceerde, leken heel sterk op de moderniseringsprojecten van Kemal Atatürk in Turkije en Reza sjah Pahlavi in Iran.

‘Vroeger klaagde niemand over geweld tegen vrouwen, zeker niet op het platteland. Maar nu mensen beseffen dat het allemaal anders kan, groeit de discussie, hoe traag ook.’
Die progressieve familieomgeving moet niet begrepen worden als volkomen gelijkheid tussen mannen en vrouwen, zegt Razia Arefi. Dat wordt zelfs niet nagestreefd. Zij doet het huishouden. Punt. Ook al heeft ze een voltijdse baan. Anderzijds heeft ze meer vrijheid dan veel Europese vrouwen, onder andere dankzij het feit dat haar echtgenoot op dit moment in diplomatieke dienst is in Islamabad, Pakistan. De ene maand woont ze bij hem, de andere woont ze alleen in Kaboel.

Hoe uitzonderlijk is dat eigenlijk, een man die zijn vrouw zo steunt en vertrouwt? ‘Uiterst uitzonderlijk’, zegt Razia. ‘Misschien is hij wel uniek.’ En dat zegt ze eerder op een sociologische dan een romantische toon. Op een ontmoeting in Ieper, waar Mothers for Peace een stage voor drie Afghaanse gynaecologes geregeld had, blijkt dat twee van die vrouwelijke dokters ook een uitzonderlijke man hebben. De derde heeft het risico niet genomen: zij blijft liever vrijgezel.

Het aanzien van de man

Mannen. In hun eigen verbeelding vormen ze het middelpunt van de beschaving, maar ze domineren ook de verhalen die Razia, haar dokters en haar medewerksters te velde vertellen. Ze zijn niet geïnteresseerd in het welzijn van hun vrouwen of dochters, maar in aanzien binnen de gemeenschap. Ze zijn de bron van geweld, onderdrukking en achterstelling. Ze vormen een bijna onoverkomelijke hindernis voor vooruitgang. Bijna. Want ‘zelfs mannen denken vandaag anders dan tien jaar geleden’. Vlak na de omverwerping van het talibanregime zette Mothers for Peace een vrouwenhuis op in de landelijke omgeving van Istalif, zo’n 25 kilometer ten noordwesten van Kaboel. De lokale dorpsraad, de sjoera, was er niet gerust op. Kwamen die Europese vrouwen hun vrouwen het hoofd op hol brengen?

Dat wantrouwen verdween zodra de mannen begrepen dat de alfabetisering van vrouwen een noodzakelijke voorwaarde was voor economische projecten waar de hele familie beter van werd. Tegelijk gaf het feit dat ze konden lezen, schrijven en rekenen de vrouwen ook meer stem in het gezin en tegenover de buitenwereld. Het feit dat vrouwen dankzij naaiwerk, kippenkweek of andere activiteiten bijdragen tot het gezinsinkomen werkt enorm emanciperend, zegt Razia Arefi.

Niet iedereen is het daarmee eens. Sippi Azarbaijani-Moghadam, een Brits-Iraanse ontwikkelingsexperte die al sinds de jaren negentig in Afghanistan werkt: ‘De ontwikkelingsplannen van de overheid en van de internationale donoren geven allemaal hoog op over de participatie van vrouwen, maar het is allemaal zo ondiep als een ontbijtbordje. Om echt effect te hebben, moet je de vrouwen niet leren naaien of jam maken – vaak levert dat zelfs extra werkdruk en conflicten over de inkomsten op – maar moet je de mannen doen nadenken over hun mannelijkheid.’

Dat je mannen moet aanpakken en laten nadenken over hun eigen positie en identiteit, daar is Razia het wel mee eens. Maar met Mothers for Peace komen ze daar niet aan toe: ‘We gaan niet frontaal in tegen de heersende gewoonten, want dat zou de vrouwen gewoon de kans ontnemen om samen te komen, met elkaar te praten en dingen bij te leren. Die kleine vrijheden willen we niet in gevaar brengen door met westerse slogans over gelijkheid en vrijheid te staan zwaaien.’

Intimidatie

De omzichtige omgang met tradities, gewoonten en religieuze verordeningen is niet alleen nodig om de mannen te overtuigen, want ‘niet alleen mannen zijn verantwoordelijk voor het geweld tegen vrouwen of voor de belemmering van hun ontwikkeling en bewegingsvrijheid, ook schoonmoeders en schoonzussen, ook vrouwen reproduceren de traditionele geboden en verboden. Vaak is het een kwestie van herhalen wat die vrouwen zelf doorgemaakt hebben: als je schoonmoeder thuis bevallen is, zal zij er wellicht op staan dat haar schoondochter dat ook doet.’ Verandering is nieuwlichterij en dus bedreigend. In een omgeving die al 35 jaar geen rust of veiligheid kent, zijn de ankerpunten uit het verleden essentieel om heden en toekomst aan te kunnen.

Toch ziet Razia langzaam barsten verschijnen in het pantser van de patriarchale zekerheden. Een cultuur verander je niet in drie of in tien jaar, maar het is ook niet onmogelijk, zegt ze. ‘In Shakardara geloofde het lokale overheidshoofd onderwijs niet in de haalbaarheid van ons alfabetiseringsproject, maar toen een eerste klas haar programma afgewerkt had en hij zag wat ze in dat jaar geleerd hadden, schortte hij zijn ongeloof op en verontschuldigde hij zich. Voor het tweede jaar stuurde hij dan ook zijn dochters.’

Toch blijft het, twaalf jaar na de komst van de westerse troepen en ontwikkelingswerkers, nog steeds levensgevaarlijk om een sterke, onafhankelijke vrouw te zijn. Rond nieuwjaar verdween een jonge vrouw die in de media werkte. Ze werd later vermoord teruggevonden. Twee andere meisjes verlieten hun baan in de media. Intimidatie en terreur zijn op korte termijn soms heel effectief, zelfs als je niet helemaal zeker weet uit welke hoek de kille wind waait.

Hoe gaat Razia om met angst in haar leven? ‘Ik heb de gevaren aanvaard’, antwoordt ze. ‘Ik maak geen ruimte in mijn gedachten voor de dreiging, ook al is die soms reëel.’ En die dreiging komt niet altijd direct uit de loop van een geweer. Volgens de Verenigde Naties sterven er per 100.000 bevallingen 460 moeders, en maakte maar 5,8 procent van de meisjes de middelbare school af, tegenover 34 procent van de jongens. Op 148 landen die gescreend werden op gendergelijkheid, staat Afghanistan dan ook op de 147ste plaats.

‘Vroeger klaagde niemand over geweld tegen vrouwen, zeker niet op het platteland. Maar nu mensen beseffen dat het allemaal anders kan, groeit de discussie, hoe traag ook.’ Dat was de conclusie van een gesprek dat ik met Razia Arefi had in het vrouwencentrum van Istalif. In die landelijke gemeente met zo’n 40.000 inwoners woont iemand van Mothers for Peace regelmatig de dorpsraad of sjoera bij en is er momenteel zelfs een vrouwensjoera geïnstalleerd. Dat is niet het resultaat van een agressief en geïmporteerd feminisme, maar van een geduldige investering in het mondig maken van vrouwen en in de ontwikkeling van de hele gemeenschap. Razia beweert wel dat het niet de bedoeling is de cultuur te veranderen, maar dat gebeurt wel, juist door het niet te afficheren.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.