Mao en MacDo: één strijd
Mao lanceerde de Culturele Revolutie met politieke propagandamiddelen die een kwarteeuw later volkomen onbruikbaar geworden zijn. De nieuwe culturele omwenteling in China werd gelanceerd door MacDonalds, zonder massabijeenkomsten en rode boekjes, maar mét voordeelcoupons en westerse beloften op succes. Reclame komt in China echter niet in de plaats van, maar bovenop de politieke propaganda. Wereldwijd Magazine ging in Peking spreken met Zhao Bandi, een kunstenaar die de optelsom van mentale vervuilers opnieuw wil delen tot er vrijheid overblijft.
Anne Adé . 1 maart 2001
Cappuccino? Espresso? Of toch maar de café latte? Het is tegenwoordig moeilijk kiezen in Peking. Zes jaar geleden kon je in deze stad van twaalf miljoen inwoners nauwelijks een fatsoenlijke kop koffie krijgen. ‘Largo or medium’, polst de barkeeper als ik eindelijk de knoop heb doorgehakt. Zijn Amerikaans accent is nep, net als het gestreepte livrei waarin hij en zijn collega’s zich kleden. Welkom bij Starbucks, de Amerikaanse koffiebarketen die vastbesloten is de drinkgewoonten in het land van de thee drastisch te veranderen. Twee jaar geleden ging het eerste filiaal open, vandaag staat de teller op 19. Brandbombing heet de agressieve marketingstrategie waarop Starbucks een patent heeft. Maximale aanwezigheid en dito zichtbaarheid van het logo zijn de ingrediënten van het beproefde recept. Zoals Nike en Coca Cola verkoopt ook Starbucks een way of live. Koffie slurpen is maar het begin, je hoort pas bij de club als je ook de T-shirts en koffieserviezen aanschaft. Even leek het erop dat Starbucks in zijn Chinese campagne een brug te ver was gegaan. Het openen van een koffiebar binnenin de Verboden Stad deed een storm van protest opsteken. Nochtans zijn de inwoners van Peking al heel wat gewoon. Zes jaar geleden woonde ik zelf in de Chinese hoofdstad. Geen week ging voorbij zonder dat ergens een nieuwe megadisco of shopping mall de deuren opende. McDonalds en Kentucky Fried Chicken verspreidden zich als een virus, Amerikaanse klasgenoten waren in de wolken. Uit een recent onderzoek blijkt dat tweederde van de middelbare scholieren in Peking inmiddels westerse fastfood prefereren boven Chinees eten.
Dit is de vijfde keer dat ik China bezoek sinds ik hier een jaar lang studeerde. Telkens word ik getroffen door het enthousiasme waarmee de Chinezen zich overleveren aan het ongebreidelde consumeren. De nieuwste collectie van Armani? Het topmodel van Ferrari? Alles is hier te koop. Wangfujing, een kruising tussen de Meir en de Nieuwstraat, is het walhalla van de kooplustigen. Tienermeisjes op plateauzolen, chique dames, zakenlui in driedelig pak, shopping is fun voor deze onderdanen van de markteconomie met Chinese karakteristieken. Je zou er haast bij vergeten dat negentig procent van de Chinezen zich alleen maar kan vergapen aan deze weelde. ‘Veertig yuan.’ De barkeeper legt de rekening met veel zwier op mijn tafel. Tweehonderd frank voor een kop koffie en een stuk chocoladetaart, dat is een tiende van een gemiddeld maandsalaris. Onder het laagje kapitalistische glitter schuilt onverkort het ontwikkelingsland China.
PROPAGANDA MET EEN EXTRA DOSIS HUMOR
Hij verschijnt net op tijd op de afspraak. Tenger van gestalte, lange paardenstaart, flower power hemd, Zhao Bandi is in Peking beslist geen banale verschijning. Nothing works without love, staat op zijn schoudertas geborduurd. Een echte artiest, denk je dan, maar dat is buiten Zhao Bandi gerekend. ‘Ik ben geen kunstenaar’, zo mag hij zich tegenwoordig graag aan buitenlandse journalisten voorstellen. Hoezo geen kunstenaar? Was Zhao Bandi dan geen opgemerkte deelnemer aan de Biënnale van Venetië? Hangen zijn olieverfschilderijen niet in prestigieuze galerijen in Londen en New York? En is hij geen oud-student van de prestigieuze Central Academy of Fine Arts in Peking? Jawel, maar toch weigert hij sinds enige tijd consequent het etiket van kunstenaar. ‘Ik ben geen kunstenaar’, zegt hij, ‘ik ben een reclamejongen. Of beter nog, een propagandamaker. De meeste Chinese kunstenaars hebben maar één ambitie: een veilige plek vinden in een museum of een galerij. Maar ik wil me niet opsluiten in een ivoren toren, ik ben voortdurend op zoek naar manieren om met het volk te communiceren.’ Eind 1999 leverde Zhao’s queeste alvast een spectaculair resultaat op: het panda-project. Voor de gelegenheid ruilde hij olieverf en doek voor een digitaal fototoestel, waarmee hij zichzelf portretteerde in gesprek met Mi, een speelgoedpanda. De dialogen worden in tekstbalonnen weergegeven en bestrijken een reeks dagelijkse beslommeringen van de grootstedelijke Chinezen: luchtvervuiling, drugs, geweld, werkloosheid, aids. Vooral in Peking werden Zhao en zijn panda op slag beroemd. De posters verschenen immers in tientallen metrostations waar dagelijks honderdduizenden reizigers zich afvroegen wat er achter deze Chinees-Engelse campagne schuilging. Op het eerste gezicht leek het om reclame te gaan, de lichtbakken werden immers door Kodak gesponsord. De boodschap wees echter in een andere richting. Want Zhao en zijn panda herkauwen en parodiëren de slogans waarmee de communistische partij de Chinezen dag na dag bestookt in een niet aflatende poging hen tot modelburgers op te voeden. ‘Verzet je tegen geweld’, luidt de slogan die op officiële posters door een breed glimlachende politieagent wordt verkondigd. In de slapstick-versie met dezelfde oproep gaat de panda Zhao te lijf met een reusachtige, opblaasbare voorhamer. Probeert hij de copywriters van de partij misschien belachelijk te maken? ‘Daar is het mij niet om te doen’, zegt hij. ‘Ik wil alleen wat leven in de brouwerij brengen. Overheidspropaganda is oeverloos saai, een vleugje humor kan heus geen kwaad. Waarom altijd theoretische boodschappen in dorre clichétaal verkopen? Mijn propaganda borrelt van menselijke warmte. De panda is vooral begaan met de problemen van het dagelijkse leven .’
De metroarbeiders van Peking vonden het maar niks. ‘Waarom mag jij hier zomaar posters komen ophangen’?, vroegen ze hem verontwaardigd. ‘Je bent niet eens een partijbons of bekend acteur.’ Vooral de poster over werkloosheid zaaide verdeeldheid. Je ziet Zhao staan, gebogen over de reling van een brug, hopeloos in de mistige verte starend. Het troostend gebaar van zijn vriend panda mag niet baten. ‘Ik ben ontslagen’, verklaart hij zijn treurnis. In Shanghai werd dit tafereel in de ban geslagen omdat kwetsend zou zijn voor het steeds groeiende heir werklozen. In Peking daarentegen werd Zhao gecontacteerd door een arbeiderscomité dat zich door de foto enorm aangegrepen voelde. Ze nodigden hem zelfs uit voor een gesprek rond de problematiek.
GERECUPEREERD OF GERECYCLEERD?
Zhao is niet vies van enige dubbelzinnigheid. Wat betekent die hele panda-campagne eigenlijk? Slooft de gerenommeerde kunstenaar zich uit om de partijpropaganda in een fris kleedje te steken? Of recycleert hij partijslogans om besmuikte kritiek te leveren op allerlei wantoestanden? Het is een meerkeuzevraag die geen rekening houdt met de Chinese realiteit. ‘Ik moet voorzichtig te werk gaan’, zegt Zhao. ‘Grenzen aftasten en evenwicht zoeken, dat is wat ik de hele tijd doe. Twee jaar geleden werd ik gevraagd om een videoclip te maken voor de vijftigste verjaardag van de Volksrepubliek. “Jij speekt de taal van de jongeren”, zeiden de organisatoren, “jij bent de geknipte man.” Het was een delicate opdracht, maar ik heb ze aanvaard. Vroeger had ik vaak problemen met de overheid. Ik kreeg bakken kritiek over me heen. Na die videoclip stond ik veel sterker in mijn schoenen. Bovendien, in China is het altijd een spel van geven en nemen. Zonder die videoclip had ik mijn pandaposters nooit in de metro kunnen hangen. Dat was namelijk allesbehalve, zo’n stunt was nooit vertoond in China.’
Het is nochtans niet de eerste keer dat hedendaagse kunst voor een storm in een kop thee zorgt. Acht jaar geleden, lang voor Wim Delvoye dus, kwam een kunstenaar op het idee twee varkens te beschilderen. De zeug werd bedekt met Chinese karakters, de beer met Engelse woorden, en copuleren maar. Boodschap: China gaat plat voor de westerse cultuur. Zelf maakte ik in 1995 kennis met een performance artist die gedurende maanden bankbiljetten van 1 mao (een kwartje) verzamelde. Zijn plan was tijdens het spitsuur zakken vol mao’s op het fietspad van een chique winkelstraat leegschudden en de gevolgen met een camera registreren. Alle fietsers zouden hun vehikel laten vallen om de waardeloze briefjes bijeen te graaien terwijl op de viervaksbaan daarnaast de dure BMW’s en Audi’s gewoon zouden blijven voorbijrazen, zonder de ophef ook maar één blik te gunnen. Aldus, zo betoogde de kunstenaar, zou de groeiende kloof tussen arm en rijk pijnlijk duidelijk worden. De copulerende varkens werden al na twee dagen door de politie gescheiden, de collectioneur van beduimelde bankbriefjes blies op het laatste nippertje zijn gewaagde onderneming af. Chinese kunstenaars mogen hun ding doen, ze mogen zelfs choqueren en hun werken voor harde deviezen aan buitenlandse galerijen en verzamelaars verkopen. Maar zodra ze een bedreiging voor de interne orde vormen, slaat de censuur onverbiddellijk toe.
DE OLYMPISCHE GEDACHTE
Beeldenstormen, daar doet Zhao Bandi niet aan mee. Zijn aanpak is subtieler en, vindt hij zelf, veel efficiënter om zijn doel te verwezenlijken. ‘We moeten deze maatschappij veranderen’, zegt hij. ‘Ik wil de mensen bewust maken van hun vrijheid. Met mijn werk wil ik de Chinezen tonen hoe ze zelf hun stem kunnen verheffen. Wild om je heen schoppen haalt niets uit. Nogmaals, dit is China. Betogen tegen de groeiende werkloosheid is hier onmogelijk. Maar met mijn posters heb ik het probleem tenminste bespreekbaar gemaakt in het openbaar.’
De keuze voor de panda als bondgenoot is natuurlijk niet toevallig. Deze bamboevretende knuffel geldt zowat als het nationaal symbool voor China. Het is het enige dier dat niet voor menselijke consumptie bestemd is. Wie een panda schiet, wordt zelf tot de kogel veroordeeld. ‘Ik moet Mi dankbaar zijn’, zegt Zhao lachend. ‘Zonder de panda had ik mijn werk nooit in het openbaar mogen vertonen.’
We rekenen af en stappen samen de drukke Jianguomenwai-boulevard op. Zoals overal in Peking hangt het ook hier vol met Olympische vlaggen. Peking is kandidaat voor de Zomerspelen van 2008 en dat zal de wereld geweten hebben, het 1,4 miljard Chinezen voorop. De propagandamachine draait op volle toeren, de hele stad ondergaat een drastische schoonmaakbeurt om de selectieheren van het Olympische Comité te behagen. Gaat Zhao Bandi zich misschien ook weer voor de kar van de overheid laten spannen? ‘Ben je gek!’, grinnikt hij. ‘Als we dan naast de nominatie grijpen, is het allemaal mijn schuld.’
Dit is de vijfde keer dat ik China bezoek sinds ik hier een jaar lang studeerde. Telkens word ik getroffen door het enthousiasme waarmee de Chinezen zich overleveren aan het ongebreidelde consumeren. De nieuwste collectie van Armani? Het topmodel van Ferrari? Alles is hier te koop. Wangfujing, een kruising tussen de Meir en de Nieuwstraat, is het walhalla van de kooplustigen. Tienermeisjes op plateauzolen, chique dames, zakenlui in driedelig pak, shopping is fun voor deze onderdanen van de markteconomie met Chinese karakteristieken. Je zou er haast bij vergeten dat negentig procent van de Chinezen zich alleen maar kan vergapen aan deze weelde. ‘Veertig yuan.’ De barkeeper legt de rekening met veel zwier op mijn tafel. Tweehonderd frank voor een kop koffie en een stuk chocoladetaart, dat is een tiende van een gemiddeld maandsalaris. Onder het laagje kapitalistische glitter schuilt onverkort het ontwikkelingsland China.
PROPAGANDA MET EEN EXTRA DOSIS HUMOR
Hij verschijnt net op tijd op de afspraak. Tenger van gestalte, lange paardenstaart, flower power hemd, Zhao Bandi is in Peking beslist geen banale verschijning. Nothing works without love, staat op zijn schoudertas geborduurd. Een echte artiest, denk je dan, maar dat is buiten Zhao Bandi gerekend. ‘Ik ben geen kunstenaar’, zo mag hij zich tegenwoordig graag aan buitenlandse journalisten voorstellen. Hoezo geen kunstenaar? Was Zhao Bandi dan geen opgemerkte deelnemer aan de Biënnale van Venetië? Hangen zijn olieverfschilderijen niet in prestigieuze galerijen in Londen en New York? En is hij geen oud-student van de prestigieuze Central Academy of Fine Arts in Peking? Jawel, maar toch weigert hij sinds enige tijd consequent het etiket van kunstenaar. ‘Ik ben geen kunstenaar’, zegt hij, ‘ik ben een reclamejongen. Of beter nog, een propagandamaker. De meeste Chinese kunstenaars hebben maar één ambitie: een veilige plek vinden in een museum of een galerij. Maar ik wil me niet opsluiten in een ivoren toren, ik ben voortdurend op zoek naar manieren om met het volk te communiceren.’ Eind 1999 leverde Zhao’s queeste alvast een spectaculair resultaat op: het panda-project. Voor de gelegenheid ruilde hij olieverf en doek voor een digitaal fototoestel, waarmee hij zichzelf portretteerde in gesprek met Mi, een speelgoedpanda. De dialogen worden in tekstbalonnen weergegeven en bestrijken een reeks dagelijkse beslommeringen van de grootstedelijke Chinezen: luchtvervuiling, drugs, geweld, werkloosheid, aids. Vooral in Peking werden Zhao en zijn panda op slag beroemd. De posters verschenen immers in tientallen metrostations waar dagelijks honderdduizenden reizigers zich afvroegen wat er achter deze Chinees-Engelse campagne schuilging. Op het eerste gezicht leek het om reclame te gaan, de lichtbakken werden immers door Kodak gesponsord. De boodschap wees echter in een andere richting. Want Zhao en zijn panda herkauwen en parodiëren de slogans waarmee de communistische partij de Chinezen dag na dag bestookt in een niet aflatende poging hen tot modelburgers op te voeden. ‘Verzet je tegen geweld’, luidt de slogan die op officiële posters door een breed glimlachende politieagent wordt verkondigd. In de slapstick-versie met dezelfde oproep gaat de panda Zhao te lijf met een reusachtige, opblaasbare voorhamer. Probeert hij de copywriters van de partij misschien belachelijk te maken? ‘Daar is het mij niet om te doen’, zegt hij. ‘Ik wil alleen wat leven in de brouwerij brengen. Overheidspropaganda is oeverloos saai, een vleugje humor kan heus geen kwaad. Waarom altijd theoretische boodschappen in dorre clichétaal verkopen? Mijn propaganda borrelt van menselijke warmte. De panda is vooral begaan met de problemen van het dagelijkse leven .’
De metroarbeiders van Peking vonden het maar niks. ‘Waarom mag jij hier zomaar posters komen ophangen’?, vroegen ze hem verontwaardigd. ‘Je bent niet eens een partijbons of bekend acteur.’ Vooral de poster over werkloosheid zaaide verdeeldheid. Je ziet Zhao staan, gebogen over de reling van een brug, hopeloos in de mistige verte starend. Het troostend gebaar van zijn vriend panda mag niet baten. ‘Ik ben ontslagen’, verklaart hij zijn treurnis. In Shanghai werd dit tafereel in de ban geslagen omdat kwetsend zou zijn voor het steeds groeiende heir werklozen. In Peking daarentegen werd Zhao gecontacteerd door een arbeiderscomité dat zich door de foto enorm aangegrepen voelde. Ze nodigden hem zelfs uit voor een gesprek rond de problematiek.
GERECUPEREERD OF GERECYCLEERD?
Zhao is niet vies van enige dubbelzinnigheid. Wat betekent die hele panda-campagne eigenlijk? Slooft de gerenommeerde kunstenaar zich uit om de partijpropaganda in een fris kleedje te steken? Of recycleert hij partijslogans om besmuikte kritiek te leveren op allerlei wantoestanden? Het is een meerkeuzevraag die geen rekening houdt met de Chinese realiteit. ‘Ik moet voorzichtig te werk gaan’, zegt Zhao. ‘Grenzen aftasten en evenwicht zoeken, dat is wat ik de hele tijd doe. Twee jaar geleden werd ik gevraagd om een videoclip te maken voor de vijftigste verjaardag van de Volksrepubliek. “Jij speekt de taal van de jongeren”, zeiden de organisatoren, “jij bent de geknipte man.” Het was een delicate opdracht, maar ik heb ze aanvaard. Vroeger had ik vaak problemen met de overheid. Ik kreeg bakken kritiek over me heen. Na die videoclip stond ik veel sterker in mijn schoenen. Bovendien, in China is het altijd een spel van geven en nemen. Zonder die videoclip had ik mijn pandaposters nooit in de metro kunnen hangen. Dat was namelijk allesbehalve, zo’n stunt was nooit vertoond in China.’
Het is nochtans niet de eerste keer dat hedendaagse kunst voor een storm in een kop thee zorgt. Acht jaar geleden, lang voor Wim Delvoye dus, kwam een kunstenaar op het idee twee varkens te beschilderen. De zeug werd bedekt met Chinese karakters, de beer met Engelse woorden, en copuleren maar. Boodschap: China gaat plat voor de westerse cultuur. Zelf maakte ik in 1995 kennis met een performance artist die gedurende maanden bankbiljetten van 1 mao (een kwartje) verzamelde. Zijn plan was tijdens het spitsuur zakken vol mao’s op het fietspad van een chique winkelstraat leegschudden en de gevolgen met een camera registreren. Alle fietsers zouden hun vehikel laten vallen om de waardeloze briefjes bijeen te graaien terwijl op de viervaksbaan daarnaast de dure BMW’s en Audi’s gewoon zouden blijven voorbijrazen, zonder de ophef ook maar één blik te gunnen. Aldus, zo betoogde de kunstenaar, zou de groeiende kloof tussen arm en rijk pijnlijk duidelijk worden. De copulerende varkens werden al na twee dagen door de politie gescheiden, de collectioneur van beduimelde bankbriefjes blies op het laatste nippertje zijn gewaagde onderneming af. Chinese kunstenaars mogen hun ding doen, ze mogen zelfs choqueren en hun werken voor harde deviezen aan buitenlandse galerijen en verzamelaars verkopen. Maar zodra ze een bedreiging voor de interne orde vormen, slaat de censuur onverbiddellijk toe.
DE OLYMPISCHE GEDACHTE
Beeldenstormen, daar doet Zhao Bandi niet aan mee. Zijn aanpak is subtieler en, vindt hij zelf, veel efficiënter om zijn doel te verwezenlijken. ‘We moeten deze maatschappij veranderen’, zegt hij. ‘Ik wil de mensen bewust maken van hun vrijheid. Met mijn werk wil ik de Chinezen tonen hoe ze zelf hun stem kunnen verheffen. Wild om je heen schoppen haalt niets uit. Nogmaals, dit is China. Betogen tegen de groeiende werkloosheid is hier onmogelijk. Maar met mijn posters heb ik het probleem tenminste bespreekbaar gemaakt in het openbaar.’
De keuze voor de panda als bondgenoot is natuurlijk niet toevallig. Deze bamboevretende knuffel geldt zowat als het nationaal symbool voor China. Het is het enige dier dat niet voor menselijke consumptie bestemd is. Wie een panda schiet, wordt zelf tot de kogel veroordeeld. ‘Ik moet Mi dankbaar zijn’, zegt Zhao lachend. ‘Zonder de panda had ik mijn werk nooit in het openbaar mogen vertonen.’
We rekenen af en stappen samen de drukke Jianguomenwai-boulevard op. Zoals overal in Peking hangt het ook hier vol met Olympische vlaggen. Peking is kandidaat voor de Zomerspelen van 2008 en dat zal de wereld geweten hebben, het 1,4 miljard Chinezen voorop. De propagandamachine draait op volle toeren, de hele stad ondergaat een drastische schoonmaakbeurt om de selectieheren van het Olympische Comité te behagen. Gaat Zhao Bandi zich misschien ook weer voor de kar van de overheid laten spannen? ‘Ben je gek!’, grinnikt hij. ‘Als we dan naast de nominatie grijpen, is het allemaal mijn schuld.’
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2968 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Opinie
-
Column
-
Interview
-
Analyse
-
Nieuws
-
Nieuws