Méér diversiteit

Iedereen doet de multiculti: wereldmuziekfestivals, verre reizen en exotische gerechten juwelen, tapijten, romans en films. Sommigen zien in die vrijetijdsopenheid de voorbode van een Vlaanderen waarin verdraagzaamheid en diversiteit de symbolen worden van onze gezamenlijke identiteit, zoals frieten (mét mayonaise), verkavelingsnederlands en aanbouwarchitectuur dat nu zijn. Anderen vrezen dat de regenboog aan culturele initiatieven uiteindelijk leidt tot een bevestiging van het ‘apart-stellen’ van de verschillende culturen, waarbij de witte Europese cultuur als vanzelfsprekende norm geldt en de gekleurde inbreng een exotische maar marginale versiering blijft.
‘Nederlanders hebben een cultuur, allochtone Nederlanders hebben een problematiek. Dat is in een notendop waar het nationale kunstbeleid op neerkomt’, schreef een groep Nederlandse prominenten uit de cultuursector. En nog: ‘Besturen en adviesraden van de gevestigde culturele instellingen vormen een hecht bastion van keurige witte Nederlanders in hun rijpe jaren. Tussen het zilvergrijs licht af en toe een allochtone Nederlander op, en onder het personeel zijn zij alleen goed vertegenwoordigd bij de schoonmaakploeg en in de keuken. En dan heb je het gehad.’ De Nederlandse noodkreet geldt uiteraard dubbel voor de situatie in Vlaanderen, waar de witte kunsten zich een gerust geweten kopen door te wijzen op de -aparte- centra of festivals voor zogenaamde wereldcultuur.

Het pamflet van de vooraanstaande Nederlanders droeg ook een oplossing aan: gebruik het subsidiegeld als een koevoet om de deur naar echte culturele diversiteit te forceren. De auteurs noemde het de ‘zevenprocentsregel’: wie niets doet om diversiteit te stimuleren en zichtbaar te maken, verliest zeven procent subsidie; wie goed scoort op dat vlak krijgt meer. De Nederlandse staatssecretaris voor cultuur-, kunst- en mediabeleid, Rick van der Ploeg, verdunde die radicale idee tot een voorstel om alle gesubsidiëerde instellingen te verplichten om drie procent van hun budget te investeren in kunst en cultuur van minderheden. Dat volstond echter om de gevestigde kunstwereld op zijn kop te zetten.De krantenkoppen logen er niet om: ‘Een politiek van esthetische zuivering’, ‘Dit is welzijnsbeleid, geen kunstbeleid’, ‘Culturele apartheidspolitiek’. En op zijn nota ‘Cultuur als confrontatie’ reageerde een NRC-columniste venijnig: ‘Cultuur is (dus) Kosovo: oorlog tussen culturen.’



Had u dit verwacht?

‘Ja, hoor. Kijk, ik vind niet dat kunst het best bewaarde geheim moet zijn voor een kleine groep connaisseurs. Ik wil de kunst beschikbaar maken voor een groot en divers publiek. Dat is één. Dat vindt men al bedreigend. Daarbovenop zeg ik: het gaat niet alleen om het publiek. Het gaat ook om wat u produceert. U moet er rekening mee houden dat over vijftien jaar vijftien procent van de bevolking uit een andere cultuur zal komen en dat dat in de grote steden nu al snel een derde is en in de hoofdstad zelfs al veertig procent. Dat zie je heel weinig, eigenlijk amper terug in het gesubsidieerde kunstaanbod. Ik zie het wél terug in de cultúúr. Bij de culturele minderheden leeft een gigantische belangstelling voor cultuur -ga maar naar Turkse of Marokkaanse feesten-, maar dat is haast altijd ongesubsidieerde cultuur. Terwijl de gesubsidieerde cultuur, waar ongeveer een miljard gulden ingaat hoofdzakelijk hoog opgeleide mensen met een hoog inkomen bereikt en relatief weinig allochtonen en weinig jongeren. Als je dan zegt: dat moet veranderen, ja, dan trap je op tenen.’



Welke veranderingen staat u dan voor?

‘Eerst dit. Wat door mijn voorgangers altijd cultuurbeleid werd genoemd, noem ik liever een beleid voor de kunsten (dus ballet, opera, theater enz.), voor het cultureel erfgoed (musea e.d.) en voor de media. Cultuurbeleid is iets heel anders. Cultuur is alles wat mensen raakt, waardoor ze gefascineerd worden. Cultuur is hoe mensen met elkaar omgaan. Nou, dat gesubsidieerde kunst-, erfgoed- en mediabeleid vind ik te smal. Dat gaat maar over een heel klein stukje van de cultuur. Tussen dat stukje en de rest zit een te grote kloof. Wat ik zou willen is het populaire -dat nu te vaak moet toegeven aan de commercie- een kans geven beter te worden en het beste -dus het gesubsidieerde kunstaanbod- populairder maken.’



Het cultuurbeleid voor culturele minderheden -zegt Van der Ploeg in zijn nota ‘Ruim Baan voor culturele diversiteit’- heeft er de laatste tien jaar onder meer uit bestaan dat subsidiebudgetten voor cultuuruitingen van minderheden grotendeels werden afgeschaft. Daar zat de redenering achter dat integratie van minderheden zich niet verdraagt met bevordering van de eigen cultuur. Van der Ploeg komt daar nu duidelijk op terug. ‘Ik zal in mijn beleid meer aandacht, ruimte en geld geven aan de beleving van de eigen cultuur van de verschillende bevolkingsgroepen. Het is wel de bedoeling dat ze, als ze dat eigene van de grond gekregen hebben, na één of twee jaar, de luiken opendoen en proberen de confrontatie met het autochtone deel van de bevolking aan te gaan.’



Eén of twee jaar is wel kort. Hebt u zo’n haast?

‘Ik heb haast, ja. Ik zie dat de samenleving veel sneller verandert dan het kunstaanbod. Dus maak ik niet alleen ruim baan voor culturele diversiteit, tegelijkertijd heb ik een heel actieprogramma waarin bijvoorbeeld jonge allochtone kunstenaars financiële prioriteit krijgen, potentieel talent actief wordt opgespoord door ‘cultuurverkenners of -makelaars’, er meer mogeljk wordt op podia en in musea, en scholieren meer kansen krijgen om, met hun leraar, naar voorstellingen te gaan. Ik wil ook dat jonge allochtone kunstenaars door het oerwoud van voorzieningen en naar loketten voor subsidieaanvragen gegidst worden. En ik wil dat er in de adviescommissies mensen komen die verstand hebben van andere culturen en er open voor staan.’



In dat actieprogramma spreekt Van der Ploeg ook van het ‘opschudden’ van de gevestigde culturele orde. Hij wil de kunstinstellingen prikkelen om meer jongeren en allochtonen te trekken, zowel om kunst te maken als om ernaar te kijken en luisteren.

‘Kunstenaars en gezelschappen zullen dat nieuwe publiek moeten opzoeken op scholen, in oude wijken, op het platteland, in het jongerencircuit. De financiële prikkel daarbij is de zogenaamde ‘drieprocentsmaatregel’. De instellingen worden verplicht om tenminste drie procent van hun budget te besteden aan activiteiten voor ‘nieuwe groepen’, vooral jongeren en allochtonen. Doen ze dat niet, dan kunnen ze drie procent van hun subsidie verliezen. Als ik namelijk alleen aan de kant van de culturele minderheden iets doe, dan hoeven alleen de allochtonen te veranderen en hoeft er in de gevestigde culturele orde niets te gebeuren. Dan heb je twee gescheiden segmenten, één met allochtone kunst en één met mooie, gevestigde kunst voor de Nederlandse kenners. Nee, ik wil juist dat de -in artistiek opzicht- beste gezelschappen van ons land ook die confrontatie aangaan, hun deuren openzetten voor andere culturen.’



In een van zijn nota’s noemt Rick van der Ploeg de situatie met betrekking tot de allochtonen ‘urgent’ en zegt hij dat ‘je inmiddels in termen van uitsluiting kunt spreken’. En hij pleit voor een ‘ongewapende confrontatie’ tussen (sub)culturen.

U bent echt bezorgd, hè?

‘Ja, daarom wil ik ook die drieprocentsmaatregel. Om te zorgen dat er echt iets gebeurt. En dat heeft wat mij betreft niks met integratiebeleid te maken. Het gaat om kunstbeleid. Integratie kan hoogstens een, interessant, neveneffect zijn. Ik voer ook geen welzijnsbeleid en evenmin een soort derdewereldpolitiek. Als ik dat had gewild, had ik gekozen voor cultuur als bindmiddel, en niet, zoals nu, voor confrontatie. Maar dan had ik geen recht gedaan aan de vele verschillende culturen. Net zoals taal iets dynamisch is, moet ook het kunstaanbod dynamisch zijn. Het moet altijd ter discussie gesteld worden. Het moet botsen. Er moeten steeds botsingen zijn tussen verschillende interpretaties en ideeën. Uiteindelijk komt daar een soort fusiecultuur uit, die elementen van alles bevat. De kunstwereld moet de multiculturele samenleving nog als uitdaging gaan zien. Want dat is het.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.