Meisjes in oorlog

Wij gebruiken in dit artikel het begrip ‘kindsoldaten’ zoals dat in 1997 geformuleerd werd tijdens de Cape Town Principles and Best Practices, een conferentie over preventie, demobilisatie en reïntegratie van kindsoldaten in Afrika. Deze definitie is niet officieel, maar er bestaat wel een brede consensus over haar bruikbaarheid.
Ze wordt gebruikt door UNICEF, de Internationale Coalitie tegen het gebruik van kindsoldaten (1) en talrijke andere organisaties: “…elke persoon beneden de 18 jaar die deel uitmaakt van een regulier leger of van een niet-staatse gewapende groep, en dit in gelijk welke hoedanigheid, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, keukenpersoneel, dragers, boodschappers en andere personen die de gewapende groepen vergezellen, maar geen familieleden van de strijders zijn. Dit omvat ook meisjes die voor seksuele diensten of voor gedwongen huwelijken gerekruteerd worden. De term verwijst dus niet alleen naar kinderen die wapens dragen of gedragen hebben”.

Er wordt hier uitdrukkelijk verwezen naar de aanwezigheid van meisjes in gewapende conflicten, en naar een betrokkenheid die verder gaat dan het traditionele beeld van ‘de soldaat’, nl. een mannelijk persoon die bij het leger dient. Deze brede begripsomschrijving is heel belangrijk want de vraag ‘waar zijn de meisjes?’ wordt in discussies over kinderen in gewapende conflicten nog steeds te weinig gesteld.

De inzet van kindsoldaten is lange tijd onzichtbaar gebleven, en evengoed werd er weinig aandacht besteed aan de aanwezigheid van meisjes in legers en gewapende oppositiegroepen. Er bestaat weinig informatie over hun rol in conflicten en over genderspecifieke mensenrechtenschendingen. De meeste rapporten, internationale campagnes en initiatieven blijven de algemene term ‘kindsoldaten’ of ‘kinderen’ gebruiken, en verwijzen daarmee onuitgesproken of uitdrukkelijk alleen naar ‘jongens’. De rapporten van de Internationale Coalitie vormen daarop een gelukkige uitzondering. De verschillen in impact op jongens en meisjes voor, tijdens en na gewapende conflicten worden onvoldoende vermeld. Genderspecifieke elementen worden nu stilaan in de internationale rapporten ontdekt maar cruciale informatie ontbreekt nog. Het gevolg is dat enkel in generaliserende termen over meisjes in conflictsituaties gesproken wordt, terwijl er grote verschillen tussen de verschillende contexten zijn. Dikwijls is er enkel sprake van meisjes als slachtoffers van seksueel geweld, of van meisjes die als ‘echtgenotes’ aan soldaten toegewezen worden. Deze feiten mogen zeker niet geminimaliseerd worden, maar we moeten er toch op wijzen dat meisjes, zowel als jongens, veel verschillende rollen vervullen, en in sommige conflicten evengoed in de frontlinies vechten.

Susan Mc Kay en Dyan Mazurana (2) beklemtonen dat we weinig details kennen over meisjes die in verschillende geopolitieke situaties, perioden, landen en regio’s in gewapende conflicten betrokken zijn. We weten weinig over de fysieke en emotionele gevolgen in het latere leven van deze meisjes. De relaties met jongens, met mannen en andere meisjes of vrouwen in legers werden niet systematisch bestudeerd. De meeste gegevens komen nog uit vaak onvolledige bronnen over de indiensttreding van meisjes in de verschillende legers of oppositiegroepen.

Volgens de Internationale Coalitie kent Afrika de trieste eer het grootste aantal kinderen in gewapende conflicten in te schakelen, zowel meisjes als jongens. Er is sprake van 120.000 kinderen. In Afrika lopen meisjes bovendien het grootste risico ingelijfd te worden na een ontvoering. Het is opmerkelijk dat tussen 1990 en 2000 verschillende gewapende oppositiegroepen een groot aantal meisjes of vrouwen in hun rangen telden. ‘Het Lichtend Pad’ uit Peru zou het hoogste aandeel vrouwen gehad hebben. Vanuit El Salvador, Ethiopië, Sierra Leone en Oeganda wordt bericht dat tot dertig procent van de kindsoldaten bij de gewapende oppositie, meisjes zijn. De Tamil Tijgers uit Sri Lanka rekruteerden systematisch meisjes, in heel wat gevallen weeskinderen. De Tijgers beweerden op deze wijze bij te dragen tot de emancipatie van de vrouw, en te reageren tegen onderdrukkende traditionele rolpatronen. De helft van hun strijdkrachten zou bestaan hebben uit vrouwen, waarvan de meeste reeds als kinderen vanaf tien jaar gerekruteerd werden. Vele meisjes werden tot zelfmoordcommando’s opgeleid, omdat zij, in tegenstelling tot jongens en mannen, aan de controleposten van het leger minder streng gecontroleerd werden.

KINDEREN IN GEWAPENDE CONFLICTEN

In 1993 kreeg Graça Machel (3) van de Verenigde Naties de opdracht de situatie van kinderen in gewapende conflicten te onderzoeken. Haar rapport ‘De impact van gewapende conflicten op kinderen’ verscheen in 1996 (4). Zij toonde aan dat de gevolgen van gewapende conflicten en oorlogen voor kinderen te lang als ongelukkige maar onvermijdelijke neveneffecten van een oorlog gezien werden. In feite zijn kinderen niet enkel toevallige slachtoffers, maar meer en meer zelf het doelwit in gewapende conflicten, als gevolg van bewuste keuzen door volwassenen. Het rapport toont ook aan dat in extreme situaties zoals gewapende conflicten, de genderongelijkheid groter wordt. Vrouwen en meisjes ervaren conflicten en ontheemding op een andere manier, precies omwille van de genderspecifieke rolverdeling en verantwoordelijkheden.

Massale vluchtelingenstromen, ondervoeding en de overbevolking in vluchtelingenkampen vergemakkelijken de verspreiding van ziekten. In landen waar de kindersterftecijfers al hoog waren, kent men soms een vermenigvuldiging met een factor vierentwintig. Bovendien zijn in dergelijke situaties de gezondheidsvoorzieningen vaak in handen van mannen, en zullen veel vrouwen en meisjes, vanuit culturele of religieuze overwegingen, deze voorzieningen niet gebruiken. Daardoor stijgen het voorkomen van ziekten (morbiditeit) en de mortaliteit bij vrouwen. De volksverhuizingen en de daarmee gepaard gaande ineenstorting van de sociale ordening werken bovendien verkrachting en prostitutie in de hand. Ongewenste zwangerschappen en de verspreiding van seksueel overdraagbare ziekten zoals AIDS, zijn daarvan de onvermijdelijke gevolgen. Meer dan 20.000 meisjes en vrouwen werden tijdens de Balkanoorlogen verkracht, in Rwanda werden in 1994 en 1995 bijna 16.000 verkrachtingen gerapporteerd. Er zijn berichten over de verkrachting van Palestijnse meisjes en vrouwen door Israëlische soldaten. Tenslotte vermelden we nog dat in het kielzog van de vredestroepen de prostitutie welig tiert.

Sinds 1989 beschikt de wereld nochtans over een krachtig juridisch instrument om het respect voor de rechten van kinderen af te dwingen: het VN-verdrag over de Rechten van het Kind (het Kinderrechtenverdrag). Het is een uniek juridisch document, niet enkel vanwege zijn universaliteit, maar ook omdat bijna alle landen ter wereld het geratificeerd hebben; de enige uitzonderingen zijn Somalië (5) en de Verenigde Staten. Het is het enige verdrag dat specifiek over kinderrechten handelt. Voor UNICEF is het een belangrijk hulpmiddel in de strijd voor het welzijn van kinderen. Het verdrag zou overal ter wereld de aandacht voor de kinderrechten moeten doen groeien, maar toch…

De voorbije jaren vallen er bij gewapende conflicten steeds meer burgerslachtoffers te betreuren. In de Eerste Wereldoorlog waren naar schatting vijf procent van de slachtoffers burgers. In de Tweede Wereldoorlog vielen de helft van de dodelijke slachtoffers onder de burgers en nu zouden negentig procent van de slachtoffers tijdens gewapende conflicten burgers zijn. Tijdens de gevechten vinden steeds meer brutaliteiten en gewelddadigheden plaats. Als gevolg daarvan is de levenskwaliteit van kinderen dramatisch achteruitgegaan. Het Kinderrechtenverdrag en de internationale rapporten hebben niet kunnen verzekeren dat deze wereld nu voor kinderen een veilige plaats is. Volgens UNICEF zijn in de afgelopen decennia ongeveer twee miljoen kinderen tijdens gewapende conflicten gedood. Zes miljoen kinderen werden zwaar gewond of bleven voor het leven invalide, twaalf miljoen kinderen werden thuisloos, meer dan één miljoen kinderen werden van hun ouders gescheiden of werden weeskinderen, tien miljoen kinderen werden psychologisch zwaar getraumatiseerd.

Er zijn twee belangrijke verklaringen voor de stijging van het aantal burgerslachtoffers, waaronder dus vele kinderen. Er is vooreerst de technologische ‘vooruitgang’ in de oorlogvoering: de productie en de verspreiding van lichte en eenvoudig te hanteren wapens en de praktijk van de luchtbombardementen hebben van het volledige grondgebied van oorlogvoerende staten een potentiële oorlogszone gemaakt. Het stijgend aantal burgerslachtoffers is verder ook te verklaren door het feit dat conflicten zelden tussen staten maar veeleer binnen staten uitgevochten worden. De toename van het aantal burgeroorlogen is er de oorzaak van dat het onderscheid tussen militairen en burgers vervaagt, en dat conflicten tussen groepen gewapende burgers uitgevochten worden. Deze conflicten worden evengoed in de dorpen als in de straten van de steden uitgevochten. Het vijandelijk kamp is overal. In die omstandigheden lopen kinderen grote risico’s. In etnische conflicten stellen de strijdende partijen zich vaak niet tevreden met het doden van de vijand, ook de toekomstige generaties vijanden – de kinderen – moeten vernietigd worden. Een politiek commentator schreef net voor de uitbarsting van het geweld in Rwanda in 1994: “To kill the big rats, you have to kill the little rats”. Als alle gevechtstechnieken geoorloofd zijn en alle richtlijnen voor ‘correcte’ oorlogsvoering genegeerd worden, komen mensenrechtenschendingen tegenover vrouwen en kinderen in ongekende mate voor. Daardoor worden kinderen in toenemende mate het doelwit en ook de daders van geweld en wreedheden.

De meeste kinderslachtoffers zijn burgers, maar één van de meest alarmerende trends in gewapende conflicten is toch de stijgende participatie van kindsoldaten. Zowel de regeringslegers als rebellerende oppositiegroepen rekruteren tienduizenden kinderen. Volgens ramingen van de Internationale Coalitie tegen het gebruik van kindsoldaten worden elk jaar 300 tot 500.000 kinderen door oorlogvoerende partijen gerekruteerd.

KINDSOLDATEN: WAAROM?

Door de eeuwen heen werden kinderen in militaire acties betrokken. Denk maar aan de kinderkruistochten in de dertiende eeuw, de kindmatrozen op oorlogsschepen tijdens de Renaissance, de trommelaars op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, de Hitlerjugend … Het meest onrustwekkende aspect in onze tijd is echter de escalatie in het inzetten van kinderen als soldaten. Niet zonder reden worden de jaren na de Tweede Wereldoorlog de periode van de kindsoldaten geheten. Waarom worden kinderen kindsoldaten? Wat drijft hen ertoe toe te treden tot een leger of een rebellengroep? Wat motiveert een gewapende groep om kinderen te rekruteren?

Er zijn tal van verklaringen, en een van de belangrijkste is opnieuw de toename van het aantal lichte wapens. Er zijn momenteel meer dan 500 miljoen lichte wapens in omloop. In het verleden waren kinderen niet echt geschikt om in de frontlinies te vechten, omdat de wapens voor hen te zwaar en te onhandig waren. De lichte wapens en de pistolen die nu wereldwijd in omloop zijn, kunnen (letterlijk) door het kleinste kind gebruikt worden. Een zoveelste neveneffect van de globalisering zorgt er bovendien voor dat deze wapens spotgoedkoop zijn. In sommige landen zijn ze voor de prijs van een kip of een geit te kopen.

Talrijke regeringen en gewapende groepen beweren dat zij kinderen inschakelen, omdat er door de lange duur van de conflicten en het hoge aantal slachtoffers, een tekort aan volwassen rekruten is. Maar kinderen worden dikwijls gerekruteerd wegens hun kwaliteiten als kinderen. Naast het gemak waarmee zij tegenwoordig wapens kunnen hanteren, zijn ze ook vlugger te intimideren en volgen zij blindelings bevelen op. Ze laten zich gemakkelijker conditioneren en hersenspoelen, en zijn roekelozer in de gevechten. Ze zijn gemakkelijker in te zetten en op te offeren. Ze vluchten minder snel weg dan volwassenen, en stellen geen salariseisen. Bovendien vormen de meisjes in langdurige conflicten een waardevol reservoir voor toekomstige strijdkrachten.

Kinderen die opgegroeid zijn in een gewelddadige omgeving, zien dit als een normale, permanente manier van leven. De overgrote meerderheid van de kindsoldaten werden al op jonge leeftijd van hun familie gescheiden, ofwel komen ze uit ontwrichte gezinnen. Hun familiale achtergrond is dikwijls dezelfde: wezen, alleenstaande kinderen, kinderen uit éénoudergezinnen, straatkinderen. In deze situatie ‘kiezen’ ze vaak voor een soldatenleven. Zonder onderwijs of familie is er vaak geen andere keuze. De militaire eenheid fungeert dan als een surrogaatfamilie, en de gewapende groepering lijkt voor het kind een ‘veilige’ schuilplaats. We moeten beseffen dat armoede één der belangrijkste redenen is waarom kinderen zich vrijwillig bij gewapende groepen aansluiten. Voor economisch en sociaal achtergestelde kinderen is de toetreding tot een leger een manier om zekerheid te krijgen over voedsel en bescherming … de gewapende groepering biedt een overlevingskans. In sommige gevallen hebben kinderen ook actieve ideologische redenen om te vechten. Net zoals volwassenen vechten ze voor sociale of religieuze vrijheid, of voor het behoud van een culturele identiteit. Dat was dikwijls het geval in Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Toch moeten bij deze zogenaamde ‘vrijwilligheid en keuze’ grote vraagtekens geplaatst worden. Tenslotte zijn er ook gevallen waarin kinderen persoonlijke redenen hebben om te gaan vechten: ze willen de dood van een ouder, broer of zuster wreken.

REKRUTERING

Volgens de Internationale Coalitie zijn de meeste kindsoldaten tussen vijftien en achttien jaar oud, maar er worden ook gevallen van zevenjarige kindsoldaten gerapporteerd. In meer dan vijfentachtig landen worden honderdduizenden kinderen vrijwillig of gedwongen gerekruteerd door regeringslegers, paramilitaire groepen, burgermilities en andere gewapende groepen. Wereldwijd krijgen miljoenen kinderen een militaire training en worden in jeugdbewegingen en scholen geïndoctrineerd. De rekrutering is het meest verspreid in Afrika. Een verklaring daarvoor kan zijn dat Afrika niet enkel het armste maar ook het jongste continent is: meer dan vijfenveertig procent van de bevolking is tussen vijf en vierentwintig jaar oud. De meeste Afrikaanse staten hebben een minimumleeftijd van achttien jaar ingevoerd, zowel voor de dienstplicht als voor vrijwillige indiensttreding. Een van de problemen is het ontbreken van systematische registratie van geboorten, waardoor het onvermijdelijk wordt dat kinderen ook beneden de achttien jaar gerekruteerd worden, zelfs als men dat wil vermijden.

Maar ook in Azië, in Europa en op het Amerikaanse continent worden kinderen geïndoctrineerd en ingelijfd. In Groot-Brittannië is vrijwillige rekrutering van adolescenten van zestien en zeventien jaar nog steeds gebruikelijk. Britse kindsoldaten werden gedood tijdens de oorlog om de Falklandeilanden en in de Golfoorlog. Ze werden ook ingezet tijdens vredesmissies in Kosovo, ondanks een verbod door de Verenigde Naties. In de Verenigde Staten zijn er militaire programma’s voor kinderen vanaf acht jaar. In de Young Marines dragen jongens en meisjes tussen acht en achttien jaar uniformen; ze krijgen militaire graden toegekend en nemen deel aan opleidingskampen voor mariniers. Militaire training en indoctrinatie komen ook voor in Irak, waar duizenden kinderen tussen tien en vijftien jaar in de Ashbal Saddam jeugdbeweging opgeleid worden in het gebruik van lichte wapens en in tactieken voor infanterietroepen. Kinderen die zich niet vrijwillig aanmelden, worden soms op brutale wijze ontvoerd en gedwongen tot de gewapende groeperingen toe te treden. In Oeganda heeft het Weerstandsleger van de Heer tienduizenden jongeren uit scholen en gemeenschapshuizen ontvoerd, en weggevoerd naar trainingskampen in Soedan. Ze worden gefolterd, verminkt, verplicht tot seksuele slavernij, en gedwongen te doden en deel te nemen aan gevechten. Rebellerende oppositiegroepen in Cambodja, Mozambique en meer recent in Sierra Leone, onderwerpen ontvoerde kinderen aan terreur en fysieke mishandeling, om hen op die manier te conditioneren. In Sierra Leone hebben oppositiegroepen kinderen vanaf zeven jaar gerekruteerd voor een burgeroorlog waarin de verschrikkelijkste mensenrechtenschendingen gebeurden. Het Revolutionary United Front (RUF) en de Armed Forces Revolutionary Council (AFRC) verplichten kinderen getuige te zijn of deel te nemen aan de folteringen en de executies van hun eigen familieleden. De kinderen krijgen crack of andere drugs toegediend, en worden daarna verplicht om in naburige dorpen te plunderen en te moorden. De rebellen van het RUF blijven het vredesakkoord van 1999 schenden, en gaan door met het rekruteren van kinderen.

STRAIGHT 18 EN HET AANVULLEND PROTOCOL BIJ HET KINDERRECHTENVERDRAG

Na jarenlange onderhandelingen is in februari 2002 een internationaal protocol tegen het inzetten van kindsoldaten in werking getreden. Dit aanvullend protocol bij het Kinderrechtenverdrag is er gekomen omdat artikel 38 van dat verdrag niet absoluut duidelijk is: “De Staten die partij zijn (bij dit verdrag), onthouden zich ervan personen jonger dan vijftien jaar bij hun strijdkrachten in te lijven. Bij het inlijven van personen die de leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben maar niet de leeftijd van achttien jaar, streven de Staten ernaar bij voorrang de oudsten in te lijven”. Het facultatief protocol verbiedt de inzet van jongeren beneden de achttien jaar in gewapende conflicten. Minderjarigen mogen niet onder dwang gerekruteerd worden, of opgeroepen om hun dienstplicht te vervullen. Kindsoldaten die al onder de wapens zijn, moeten gedemobiliseerd worden.

Het protocol is alleen bindend voor de regeringen, niet voor rebellengroepen. Maar de tekst bevat wel bepalingen die ook op deze groepen van toepassing zijn. De Staten die het protocol ratificeren, verbinden zich ertoe op te treden tegen opstandelingen die kinderen inzetten. Maar er schuilt een addertje onder het gras. Regeringen kunnen de leeftijd voor vrijwillige indiensttreding in het reguliere leger nog steeds op 16 jaar vastleggen; deze bepaling kwam er onder druk van de Verenigde Staten en van Groot-Brittannië. Hiermee is een dubbele norm ontstaan: het protocol roept gewapende groeperingen op geen jongeren beneden de achttien te rekruteren, maar laat regeringslegers toe dat wel te doen vanaf de leeftijd van zestien. Er moet dus bij regeringen aangedrongen worden om vrijwillig de minimumleeftijd voor vrijwillige indiensttreding op achttien jaar te brengen.

Het VN-comité voor de kinderrechten en de Internationale Coalitie zullen een grote rol spelen in het toezicht op de naleving van het protocol. Alle landen die het verdrag ratificeren, moeten binnen twee jaar een rapport voorleggen over alle stappen die ondernomen werden om hun verplichtingen na te komen. Tot hiertoe is het Aanvullend Protocol door 87 landen ondertekend, de stap die aan de ratificatie voorafgaat. Maar met tien ratificaties is nu al het vereiste aantal bereikt, zodat het protocol na drie maanden automatisch in werking treedt.

TAKEN VAN MEISJES ALS KINDSOLDATEN

Susan McKay heeft een onderzoek ingesteld naar de taken van meisjes in legers en gewapende oppositiegroepen in negendertig landen. Daaruit blijkt dat meisjes, net zoals jongens, op de allereerste plaats als strijdkrachten worden ingezet. De tweede belangrijke taak van meisjes is het verlenen van seksuele diensten die maar al te vaak leiden tot seksuele slavernij, zoals gedwongen huwelijken met soldaten. Andere taken van meisjes zijn ondersteunende activiteiten zoals koken, kruierswerk en het opeisen van geld en voedsel bij de burgerbevolking. Ze worden ook ingezet als informanten en spionnen voor het verzamelen van militaire gegevens. Tenslotte moeten ze vaak als menselijk schild dienen en worden ze als afleidingsmanoeuvre het slagveld opgestuurd.

Gender legt niet altijd voor honderd procent de taakverdeling tussen jongens en meisjes vast. Voorbeelden uit Liberia en Oeganda tonen aan dat sommige meisjes in de frontlinies vochten, terwijl jongens seksuele diensten moesten leveren. In vele andere landen (Angola, Burundi, Cambodja, Colombia, Honduras, Myanmar, Mozambique, Peru, Rwanda, Sierra Leone en Oeganda) worden meisjes systematisch als seksslaafjes voor de soldaten gerekruteerd.

Terwijl men aanneemt dat over het algemeen over seksuele uitbuiting van jongens weinig aangifte gedaan wordt, is het eveneens evident dat in de meest geteisterde gebieden van de wereld het seksueel misbruik van jongens niet hetzelfde niveau bereikt als bij meisjes, en dat de daders in de meeste gevallen mannelijk zijn. Veel jongens worden ‘gedwongen daders’ van seksueel geweld, of worden gedwongen getuige te zijn van het seksueel misbruik van meisjes. Het is moeilijk en weinig passend om de schade die is aangericht bij meisjes te vergelijken met de situatie van jongens die gedwongen werden tot het seksueel misbruiken van vrouwen en meisjes. Maar het is belangrijk in te zien dat de confrontatie op jonge leeftijd met seksueel geweld, grote schade berokkent en in veel gevallen blijvende letsels nalaat.

Als langdurige seksuele uitbuiting van meisjes in gewapende groeperingen voorkomt, lijkt dit vooral het geval te zijn in regio’s die verwikkeld zijn in langdurige en/of intense conflicten, zoals in Oeganda, Sierra Leone of Afghanistan. Een van de duidelijkste determinanten van seksuele uitbuiting is de rekruteringsmethode: seksuele slavernij komt het meest voor (of wordt het meest gerapporteerd) door meisjes die ontvoerd werden of onder dwang dienst genomen hebben. Dat is vooral het geval in Afrika. Ontvoerde meisjes lopen dus de meeste risico’s, maar ook vrijwillige rekruten zijn dikwijls het slachtoffer van seksueel misbruik. Getuigenissen van Latijns-Amerikaanse meisjes maken duidelijk dat zij uit ideologische redenen tot de guerilla toegetreden zijn, en vaak niet beseften dat zij ook seksueel uitgebuit zouden worden. Ze worden verondersteld naast hun militaire taak ook seksuele diensten te verlenen. Beide opdrachten worden bij de FARC in Colombia als dagelijkse, regelmatige plichten van meisjes beschouwd.

De seksuele uitbuiting van meisjes gaat ontegensprekelijk samen met genderspecifieke gezondheids- en reïntegratieproblemen. In de demobilisatieprogramma’s voor kinderen werd daaraan tot nu toe te weinig aandacht besteed.

GENDERSPECIFIEKE GEZONDHEIDSPROBLEMEN

De VN-commissie voor vrouwelijke vluchtelingen stelde in 2000 vast dat er weinig geweten is over de specifieke gezondheidsproblemen van adolescenten tijdens gewapende conflicten. Er is een gebrek aan nauwkeurige informatie, en er zijn weinig programma’s voor deze kinderen. Voor meisjes in gewapende conflicten zijn er toch ernstige medische en sociale consequenties. Er zijn in de eerste plaats de ongewenste zwangerschappen en geboortecomplicaties door een gebrek aan medische infrastructuur. Veel meisjes worden na een verkrachting zwanger, en dat geldt zowel voor hen die deel uitmaken van een gewapende groepering als voor de andere. In Afrika is vrouwenbesnijdenis een wijdverspreide praktijk, die de kans op ziekten verhoogt en leidt tot complicaties tijdens de bevalling, soms met de dood tot gevolg.

Daarnaast kleeft in heel wat gemeenschappen nog steeds een sterk stigma op verkrachting en op buitenhuwelijkse zwangerschap. In deze gevallen worden de meisjes niet zelden uit hun gemeenschap gesloten. Alleenstaande vrouwen worden vaak als prostituees beschouwd. Een gebrek aan landbouwgrond of andere economische troeven dwingt de meisjes er vaak toe in de prostitutie te gaan om te overleven.

Zelfs als de meisjes een vaste relatie hebben met een ander lid van een gewapende groepering, dan nog zullen de eerste zwangerschappen zich voordoen tijdens de vroege tienerjaren, als de risico’s hoger zijn vanwege het nog onderontwikkelde meisjeslichaam. Zwangere meisjes worden aangemoedigd het kind te houden, zodat het later ook ingelijfd kan worden, of ze worden tot abortus in onveilige omstandigheden gedwongen. Meisjes bevallen dikwijls zonder medische hulp, of slechts bijgestaan door onervaren helpers. Vele meisjes en hun baby’s sterven tijdens of kort na de bevalling. Het is in de omstandigheden van een gewapende strijd meestal onmogelijk borstvoeding te geven; zelf zijn de meisjes ook ondervoed, ziek of gewond. Er zijn helaas geen nationale of regionale rapporten over ziekte en overlijden, tijdens de zwangerschap of bij de geboorte, van meisjes in paramilitaire groepen of milities.

Regeringen en ook de Verenigde Naties en de NGOs hebben veel aandacht besteed aan de inzet van jongens in gewapende conflicten. Hierdoor worden de meisjes vaak ‘onzichtbaar’, ook bij het einde van een conflict. Het blijft een feit dat er twee keer zoveel jongens als meisjes in gewapende conflicten ingezet worden, maar deze oververtegenwoordiging van jongens is geen verantwoording voor een genderblinde aanpak van het probleem van de kindsoldaten. Er is te weinig aandacht voor meisjes in vredesakkoorden, en hun ‘onzichtbaarheid’ als kinderen in legers of gewapende oppositiegroepen, moet een uitdaging zijn om meer actuele en juiste informatie te verzamelen. Deze kennis is nodig om bij de demobilisatie en in reïntegratieprogramma’s rekening te kunnen houden met de specifieke problemen van meisjes en vrouwen.

VOETNOTEN

De Internationale Coalitie werd in 1998 door zes internationale NGOs opgericht: Amnesty International, Human Rights Watch, International Save the Children Alliance, Jesuit Refugee Service, de Quaker United Nations Office in Genève en de Internationale Federatie ‘Terre des Hommes’.
Susan Mc Kay en Dyan Mazurana, Girls in Militaries, Paramilitaries and Armed Opposition Groups, in Child Soldiers Glbal Report 2001, Coalition to stop the use of children, Londen, 2001
Zij kreeg deze opdracht van de toenmalige Secretaris-Generaal Boutros-Ghali op grond van haar reputatie als verdedigster van de kinderrechten, haar pedagogisch talent en haar verwezenlijkingen als Minister van onderwijs in Mozambique in de eerste jaren na de onafhankelijkheid.
Het volledige rapport kan geraadpleegd worden bij Unicef.
Somalië heeft op de kinderrechtentop van mei 2002 officieel toegezegd het Kinderrechtenverdrag toch te zullen ondertekenen.

Inge Vermeire is stafmedewerker bij de Nederlandstalige Vrouwenraad

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.