Minst ontwikkeld, minst interessant?

Levert armoede wel eens voordelen op? Het zou kunnen in het geval van de Minst Ontwikkelde Landen (MOL). Ze kunnen in principe rekenen op een voorkeursbehandeling, met meer hulp, snellere schuldkwijtschelding en een soepelere toepassing van handelsakkoorden. De bedoeling is om landen snel uit de MOL-groep weg te werken. Maar wanneer dat lukt, verliest een land enkele voordelen die een langer verblijf in de categorie aantrekkelijk maken. Vooral in de beginjaren werd toegang tot de categorie door de betrokken landen echt met vlag en wimpel gevierd.

In de praktijk vallen de winstpunten voorlopig tegen. Er zijn veel actieplannen, maar weinig harde centen en concrete maatregelen. De oplossing is natuurlijk om maatregelen toe te passen die sterk genoeg zijn om te zorgen dat landen écht met een ruime marge uit de groep kunnen vertrekken. Dat zou alvast de inzet moeten zijn van de grote VN-conferentie over de Minst Ontwikkelde Landen in Istanbul.

De eerste aanzet tot het afbakenen van een aparte categorie ‘Minst Ontwikkelde Landen’ ligt al een eind in het verleden. Op de eerste Unctad conferentie (United Nations conference on trade and development, de conferentie van de VN over handel en ontwikkeling) in 1964 werd voor het eerst officieel gepleit voor een specifieke bijkomende ondersteuning van de zwakste staten in de groep ontwikkelingslanden. In 1971 werd de groep officieel samengesteld. Het duurde dan nog tot 1981 voor een eerste ‘grote’ conferentie rond de Minst Ontwikkelde Landen plaatsvond. Dat gebeurde in Parijs, met de Franse president Mitterand. Naast bazuingeschal en obers in livrei, was er ook een groot actieplan. Dat plan was behoorlijk vernieuwend. Het ging uit van een gezamenlijke aanpak die een eigen plan van de MOL combineerde met concrete engagementen van de internationale donoren.

Veertig jaar na de samenstelling is de groep MOL niet gekrompen, maar gegroeid van 25 tot 48 landen. Ze zijn samen goed voor bijna een miljard mensen. In al die tijd slaagden slecht drie landen er in om aan de categorie te ontsnappen, en aan de uitgang ligt geen paradijs te wachten. De groep in zijn geheel schuifelde een beetje vooruit qua inkomen, aandeel van de wereldhandel, en percentage van de wereldwijde ontwikkelingssamenwerking. Maar in de meeste gevallen is de vooruitgang niet met het blote oog waar te nemen. En dan nog blijft de vraag hoeveel beterschap op rekening van de voorbije drie actieplannen te schrijven is. Zowat alle rapporten over de MOL erkennen dat er te weinig vooruitgang is geboekt. Er blijven grote mankementen in het intern bestuur van de landen. En de internationale ‘ontwikkelingspartners’ blijven ver achter bij hun engagementen.

De wereld veranderde wel. Het Oostblok viel uit elkaar. Enkele ontwikkelingslanden zijn op weg naar de status van grootmacht en bouwen die nieuwe macht gedeeltelijk op, dankzij natuurlijke rijkdommen van andere ontwikkelingslanden. De Europese Unie breidde spectaculair uit, maar is de jongste jaren wanhopig op zoek naar manieren om haar economische concurrentiepositie te redden. De dreiging van de klimaatverandering is al lang geen academische stelling meer, maar een breed erkende realiteit. De ontwikkelingssamenwerking zelf kwam in het gedrang door een combinatie van schrale resultaten, krappe donorbudgetten, en nieuwe prioriteiten.

De laatste jaren kwam daar nog een serie crises bovenop. De MOL hadden telkens weinig hand in de oorzaak, maar deelden des te meer in de desastreuze gevolgen. De voedselcrisis, de energiecrisis, en de financiële crisis sloegen harder toe in de MOL dan eender waar. Want meer nog dan armoede, is kwetsbaarheid het sleutelwoord in de hele MOL-discussie. Of het nu gaat om interne spanningen, om natuurrampen of om crises door een falend internationaal beleid, de verdedigingsgordel van de Minst Ontwikkelde Landen is zo lek als een zeef.

Zullen de conferentie in Istanbul en een vierde actieplan voor de MOL daar iets aan veranderen? Het kan, het moet, maar als er niet snel een politieke zweepslag komt,  wordt het onwaarschijnlijk. In de twee grote voorbereidende vergaderingen die er op niveau van de Verenigde Naties tot nu toe zijn geweest, strandde men al gauw in de stilaan voorspelbare loopgravenoorlog tussen de verschillende blokken. Aan de ene kant staat de groep van de ontwikkelingslanden plus China (de G77), die vooral aandringen op extra middelen en meer ingrijpende steunmaatregelen. Aan de andere kant is er de oude groep rijke landen die liever de knip op de beurs houdt, de verantwoordelijkheid het liefst bij de MOL zelf legt en aan de wat rijkere ontwikkelingslanden graag een deel van de rekening zou toeschuiven. Vooral dat laatste is nieuw en het wordt een breekpunt in de onderhandelingen. De machts- en middelenverhoudingen in de wereld zijn inderdaad een stuk verschoven. Maar het zou wel erg jammer zijn, als de discussie over de herpositionering van de nieuwe groeilanden, zou uitlopen op een krachtmeting tussen die landen en de oude machten, ten koste van de MOL. Het is een reëel risico dat we absoluut moeten vermijden.

België heeft iets met de MOL. Een flink deel van onze ontwikkelingssamenwerking gaat naar de MOL. We zitten met 0,18% in 2009 dicht tegen de 0,20% van het BNI ‘norm voor gevorderden’ aan. Onze historische concentratie op drie notoire MOL, Rwanda, Burundi en DR Congo heeft daar veel mee te maken. De Belgische ontwikkelingssamenwerking specialiseert zich ook in samenwerking met ‘fragiele’ staten. En zoals gezegd is de overlapping met ‘Minst Ontwikkeld’ groot.

Maar er is meer dan dat. Op de VN-top over de Millenniumdoelstellingen in september 2010 in New York engageerde premier Leterme zich in naam van de ontslagnemende Belgische regering tot actieve deelname aan de voorbereiding van de conferentie in Istanbul. België legde 400.000 euro op tafel voor de internationale voorbereiding ervan en het is een van de landen die niet bij voorbaat terugschrikken voor de discussie over nieuwe extra middelen.

Dat is goed, maar is het ook goed genoeg? Op niveau van de VN-onderhandelingen verschuilt België zich zo goed als volledig achter de EU. Europa pakt graag uit met haar verwezenlijkingen, maar was zeker tijdens de recentste voorbereidende vergadering (van 4 tot 9 april in New York) erg terughoudend en defensief. Een echt actieve inbreng van België blijft dus meer dan nodig.

Wat kan er in de komende weken nog uit de brand worden gesleept? Wat is ambitieus genoeg om relevant te zijn en opportunistisch genoeg om de politieke bekvechterij te overleven?

Enkele suggesties:

  • Publiek stellen dat men de kwestie van de partnerrol van de nieuwe groeilanden niet meer wil beslist zien in het kader van de onderhandelingen van het MOL actieplan.
  • Ondersteuning bieden aan de sterkst mogelijke aanbevelingen over internationale crisispreventie, ook al liggen die op het eerste zicht ver buiten het bereik van de MOL. Concreet betekent dat vooral een belasting op financiële transacties en concrete maatregelen tegen speculatie op grondstoffen, in het bijzonder voedsel.
  • Op EU-niveau verdedigen van de lijst ‘deliverables’ (haalbare concrete resultaten) die door de groep van ontwikkelingslanden naar voor werd geschoven. Belangrijk daarin zijn zeker de 0,15 en 0,20% BNI voor hulp aan de MOL.
  • Zoeken naar win-win voorstellen voor de verschillende ‘categorieën’ ontwikkelingslanden. Dat zijn maatregelen die zeer gunstig zijn voor de MOL, maar ook voordeel opleveren voor gewone lage- en middeninkomenslanden. Bijvoorbeeld een onafhankelijk mechanisme voor behandeling van schulden.
  • Minstens evenveel middelen toewijzen voor de opvolging van de conferentie als voor de voorbereiding ervan. (ook op nationaal niveau van de MOL: planning en betere kennis van de mogelijke voordelen). Samen met ‘gelijkgezinde’ landen en VN-instellingen werken aan een koffer MOL- maatregelen die kunnen meegenomen worden naar onderhandelingen die in de komende jaren meer politiek gewicht zullen krijgen dan de MOL-conferentie zelf. De belangrijkste daarvan zijn waarschijnlijk de conferenties rond klimaatverandering en de opvolgingsconferentie ‘Rio plus 10’ rond duurzame ontwikkeling.

Download het volledige 11.11.11-dossier rond de top over de Minst Ontwikkelde Landen

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.