Nieuwe communicatie voor een nieuwe wereld?

Zowel in geïndustrialiseerde landen als in ontwikkelingslanden zijn de verwachtingen omtrent de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT’s) hoog gespannen. ICT’s zouden de productiviteit en efficiëntie in diverse maatschappelijke sectoren aanzienlijk kunnen verhogen. Ze zouden door een integratie in onze dagelijkse activiteiten de kwaliteit van het leven kunnen verbeteren.
En ze zouden een intrinsiek democratiserend karakter hebben wat zou leiden tot een meer rechtvaardige en meer gelijke wereld. Het plaatje dat geschetst wordt, is dus heel aanlokkelijk: meer efficiëntie, meer effectiviteit, meer gelijkheid. Of anders gesteld, ICT’s lijken de langverwachte wondermiddelen die in één klap de problemen van de ontwikkelingslanden zullen oplossen. Jammer genoeg is de realiteit veel complexer en dubbelzinniger.

ICT’s op zich kunnen weinig veranderen als er geen context gecreëerd wordt waarin het gebruik van die nieuwe technologieën ten volle ondersteund en begeleid wordt. Het heeft weinig zin om een multimediacomputer met Internetaansluiting te installeren in een afgelegen Afrikaans dorp wanneer er constant stroompannes zijn, de computer onaangepast is aan het klimaat, de apparatuur niet hersteld kan worden, de inwoners analfabeet zijn, en er geen computeropleidingen bestaan. De randvoorwaarden die mee het succes van ICT’s bepalen, zijn van een heel complexe en ruime aard. Zo kan een nationaal beleid inzake technologie, industrie, onderwijs en communicatie duidelijk zijn stempel drukken op die randvoorwaarden. Wanneer een overheid weigert of verzuimt om op die verschillende domeinen een constructief en coherent beleid te ontwikkelen, is het voor een land uiterst moeilijk om ICT’s aan te wenden voor ontwikkeling. Indien een internationaal communicatieregime strenge regels oplegt aan landen die in de nieuwe communicatieomgeving hun eerste passen zetten, wordt het quasi onmogelijk om onafhankelijk van het Westen eigen ICT-industrieën op te bouwen. Kortom, de context waarin die ICT’s gebruikt worden, is allesbepalend.

De geschiedenis van de ontwikkelingslanden toont duidelijk aan dat een loutere transfer van technologieën weinig zin heeft. Maar wanneer de context het gebruik van ICT’s gunstig ondersteunt, lijken de kansen op succes reëel. Een greep uit de voordelen die ICT’s worden toegedicht op sociaal, politiek en economisch vlak wijst er alleszins op dat er veelbelovende mogelijkheden zijn.

Sociale verbeteringen

De impact die ICT’s hebben op het sociale vlak zijn moeilijk in te schatten. ICT’s hebben zowel een indirecte als een directe invloed op het dagelijkse leven en welzijn van mensen. De simpele installatie van een openbare telefoon biedt mensen de mogelijkheid in contact te blijven met verwanten in andere delen van het land. Ook kunnen ICT’s bijdragen tot een betere werking van sectoren als het onderwijs en de gezondheidszorg. In deze sectoren bieden communicatietechnieken de mogelijkheid diensten te ontwikkelen die minder afhankelijk zijn van een bepaalde plaats of tijd.

Voorbeelden van deze nieuwe communicatietechnieken op het vlak van onderwijs en opleidingen klinken aanlokkelijk. In theorie hebben studenten van ontwikkelingslanden via onderwijsnetwerken toegang tot de beste leraars van de wereld. Een student in Ouagadougou kan door middel van een camera in een Europese aula bepaalde lessen rechtstreeks bekijken en beluisteren op zijn TV-scherm of computermonitor. Tijdens die les kan de student vragen stellen of opmerkingen maken. Na de les kan hij via e-mail bepaalde problemen bespreken met medestudenten of met de docent. In ontwikkelingslanden zelf kan een sterke centrale onderwijseenheid via de hierboven beschreven videoconferentie onderwijs in het hele land verspreiden zonder dat studenten lijfelijk aanwezig moeten zijn in een school of universiteit. In landen met een beperkte of dure mobiliteit kunnen deze systemen aanzienlijke voordelen bieden. Bedrijven kunnen afstandsonderwijs inschakelen om hun werknemers in verschillende filialen in het land bijkomende trainingen en opleidingen aan te bieden. Interactieve, multimediale onderwijssoftware biedt nieuwe mogelijkheden op dit terrein. Studenten kunnen dit studiemateriaal zowel thuis, op school als op het werk raadplegen. De voordelen van dergelijke systemen zijn enorm. Op de Fiji-eilanden verleent de University of the South Pacific deze dienst aan verschillende omliggende eilanden. De kosten van dit experimentele onderwijsnetwerk liggen 10 keer lager dan de uitgaven die gepaard zouden gaan met een fysieke verplaatsing van studenten naar de centrale universiteit (Hudson, 1997: 193) .

Internationale netwerken bieden eveneens mogelijkheden aan universitaire onderzoekers. Universiteiten in ontwikkelingslanden kunnen het gebrek aan onderzoeksfondsen opvangen door via het Internet gratis onderzoeksrapporten en wetenschappelijke artikels op te vragen. Wetenschappers in het Zuiden kunnen via e-mail discussiëren met hun collega’s in het Noorden. Via netwerken kunnen onderzoekers in ontwikkelingslanden hun kennis aanzienlijk uitbreiden en hun eigen bevindingen wereldwijd bekend maken. Nieuwe communicatietechnologieën bieden op die manier een kans voor wetenschappers in ontwikkelingslanden om uit hun isolement te treden.

Toch moeten de mogelijkheden van deze onderwijstoepassingen gerelativeerd worden. Technologie voor afstandsonderwijs heeft weinig zin als er geen degelijke cursussen worden ontwikkeld en er geen sterke ondersteuning van docenten aanwezig is. Tussen 1986 en 1990 verminderde het aantal leraars in Zambia met 7000 wegens een krimpend onderwijsbudget (UNDP, 1999: 59). Wanneer studenten een onvoldoende beroep kunnen doen op ondersteuning en hulp om nieuwe vormen van onderwijs onder de knie te krijgen, zullen technologische ontwikkelingen op zich weinig resultaten opleveren.

Ook op het vlak van gezondheidsvoorziening bieden ICT’s verschillende nieuwe mogelijkheden. Health Net is een netwerkdienst die in meer dan 30 ontwikkelingslanden medisch personeel van informatie voorziet. De leden hebben toegang tot de meest recente ontwikkelingen op het vlak van medisch onderzoek, kunnen medische bibliotheken raadplegen en kunnen e-mail gebruiken. Medici in een afgelegen streek van Ghana gebruiken het netwerk om de resultaten van hun onderzoek naar malaria te bespreken met specialisten van een instituut voor tropische geneeskunde in Londen (UNDP, 1999: 59).

Medische consultaties kunnen via ICT’s voortaan zonder fysieke aanwezigheid van een arts plaatsvinden. Een patiënt kan zijn lichamelijke klacht via gesproken of geschreven woord en via beelden duidelijk maken aan de arts, waarop deze een diagnose kan stellen en eventueel verdere stappen kan ondernemen. Of een arts die werkt in een geïsoleerd gebied kan via deze diensten een collega raadplegen in een gespecialiseerd ziekenhuis.

Het echte nut van deze toepassing moet evenwel nog bewezen worden. De mogelijkheden zijn aanwezig, maar artsen - en ook patiënten - moeten eerst leren om deze technologie op een efficiënte manier te gebruiken. Al zou de vereiste technologie aanwezig zijn, dan nog moeten medici deze dienst willen en kunnen aanwenden. Bovendien kan een netwerkdienst het gebrek aan geneesmiddelen en aan een ontwikkelde gezondheidszorg in het algemeen niet oplossen. Of zoals een arts in Kathmandu het verwoordde: ‘onze prioriteiten zijn hygiëne en drinkwater … hoe kan de toegang tot het Internet daarvoor zorgen?’ (UNDP, 1999: 59).

Politieke mogelijkheden

Wanneer men praat over de mogelijke toepassingen van ICT’s in het politieke veld denken velen in termen van de push-button-democracy. ICT’s bieden de bevolking theoretisch inderdaad de mogelijkheid tot directe inspraak in het politieke spel. Met een simpele muisklik kunnen burgers hun stem uitbrengen tijdens politieke verkiezingen of bij een referendum. Toch lijkt dit nog wat voorbarig. Enerzijds zou dit technisch vrij problematisch kunnen zijn (wat bijvoorbeeld met de veiligheid?), anderzijds kan men zich ook ethische vragen stellen bij deze netwerkdemocratie. Dit neemt echter niet weg dat er andere, minder revolutionaire toepassingen langzaam de politieke praktijk zullen veranderen. Op de eerste plaats kunnen overheden nieuwe media gebruiken om beter geïnformeerd een beleid te formuleren op nationaal en internationaal niveau. Ten tweede openen ICT’s nieuwe wegen om op een meer directe manier met de bevolking te communiceren. Dit biedt niet enkel mogelijkheden voor informatieverspreiding, via ICT’s kunnen bepaalde diensten ook elektronisch afgehandeld worden. Maar niet alleen de overheid zal ICT’s aanwenden in haar relatie tot de bevolking. Ook politieke partijen, drukkingsgroepen en niet-gouvernementele organisaties kunnen nieuwe technologieën inschakelen voor de communicatie met hun achterban en met de internationale partners.

ICT’s bieden dus, zoals hierboven werd vermeld, in de eerste plaats mogelijkheden aan overheden om de eigen positie te versterken. In 1990 werd 90% van alle data over het Afrikaanse continent bewaard en beheerd in de Verenigde Staten en in Europa. Via het Internet kunnen die data terug naar de plaats van oorsprong stromen. Afrikaanse overheden krijgen op die manier een kans om hun beleid grondiger en breder geïnformeerd uit te werken. Door dit ruimer datapalet kunnen overheden van ontwikkelingslanden op fora waar een globaal beleid (inzake communicatie, handel, landbouw, enz.) wordt ontworpen hun stem krachtiger laten klinken. Een sterkere onderhandelingspositie kan op termijn vruchten afwerpen voor ontwikkelingslanden die tot nog toe meestal slecht voorbereid en weinig geïnformeerd aan internationale onderhandelingstafels plaatsnamen.

Op nationaal vlak hebben ICT’s het potentieel om de overheidsadministratie goedkoper en toegankelijker te maken. Overheden kunnen in publieke plaatsen zoals bibliotheken en scholen een soort multimediakiosk installeren waar burgers hun administratieve zaken afhandelen. Jongeren zouden bijvoorbeeld de gegevens die nodig zijn om een rijbewijs aan te vragen via deze overheidskiosken kunnen doorsturen naar een centrale dienst en zo ontsnappen aan de dikwijls trage en omslachtige administratieve papiermolen. Ook de bedrijfswereld kan profiteren van de elektronische beschikbaarheid van publieke informatie. Via ICT’s kan er ondersteuning gevraagd worden op het vlak van administratieve procedures voor het opstarten van een bedrijf of voor de import en export van goederen.

Uiteraard zijn ICT’s hier opnieuw slechts een hulpmiddel. Een efficiënte communicatie via publieke multimediakiosken vergt in de eerste plaats de politieke wil van de overheid om deze toepassingen te financieren en te blijven ondersteunen. Het succes van deze toepassingen zal afhangen van een doordachte planning en van opgeleid personeel dat de kiosken technisch kan onderhouden en dat informatie op een gebruiksvriendelijke manier aanbiedt en verwerkt.

De hierboven beschreven toepassingen gaan uit van een top-down benadering. Overheden bepalen hier m.a.w. welke informatie beschikbaar zal zijn en voor welke doeleinden die gebruikt kan worden. ICT’s kunnen echter ook gebruikt worden om een overheid, zij het een nationale of een internationale, onder druk te zetten. Burgers kunnen via netwerken een probleem wereldkundig maken en oproepen om actief te protesteren tegen een bepaald beleid van een overheid. De Zapatista’s gebruikten het Internet om de wereld op de hoogte te brengen van hun onderdrukking door de Mexicaanse overheid. Door een actieve communicatiestrategie naar NGO’s toe over de hele wereld is deze beweging erin geslaagd een groot deel van de progressieve publieke opinie voor haar zaak te winnen. Vanuit verschillende hoeken wordt intussen druk uitgeoefend op de Mexicaanse regering om de onderdrukking te stoppen.

NGO’s en belangengroepen kunnen via ICT’s gespecialiseerde informatie uitwisselen en zo met kennis van zaken onderhandelingen op globaal niveau trachten te beïnvloeden. NGO’s die vroeger vrij geïsoleerd een bepaald probleem in een ontwikkelingsland trachtten op te lossen, gebruiken steeds meer het Internet om met elkaar in contact te treden en samen te werken. Een wereldwijde alliantie van NGO’s heeft in 1998 de Wereldbank en andere internationale donors kunnen overtuigen om een diepgaand onderzoek te financieren naar de humane gevolgen van de structurele aanpassingsprogramma’s, programma’s die al vele jaren strenge en soms onmenselijke voorwaarden opleggen aan ontwikkelingslanden.

Economische vooruitgang

De meest beloftevolle voordelen van ICT’s situeren zich op economisch vlak. ICT’s spelen op de eerste plaats een katalyserende rol in verschillende economische sectoren in ontwikkelingslanden (landbouw, productiesector, toerisme, handel). De verovering van een marktsegment in de globale dienstensector en een eventuele uitbouw van de ICT-sector zelf zou eveneens een enorme stimulans voor de nationale economie betekenen. Maar heel waarschijnlijk zullen maar enkele goed presterende ontwikkelingslanden zich kunnen inschakelen in dit laatste scenario.

Wanneer een land een plaats kan veroveren in een bepaalde ICT-markt kan dit inderdaad een enorme impact hebben op de algemene economische groei. Vele ontwikkelingslanden beginnen hierbij onder aan de ladder en verrichten simpel administratief werk, zoals secretariaatswerk of vliegtuigboekingen, dat dan via ICT’s doorgestuurd kan worden naar de moederbedrijven in de geïndustrialiseerde landen. Dit eenvoudige werk waarbij vooral data in een computersysteem moeten worden ingegeven, vereist tamelijk weinig scholing. Verschillende landen in de Caraïben grepen hun kans om via deze weg te profiteren van de globale concurrentiële communicatiemarkt. Door de combinatie van een uitstekende telecommunicatie-infrastructuur en lage lonen voor eenvoudige computerjobs, konden heel wat bedrijven uit de VS aangetrokken worden. In 1994 lagen de gemiddelde lonen in de VS voor dit soort werk rond de 7 à 8 US dollar, terwijl in verschillende Caraïbische landen hetzelfde werk al voor 1,5 US dollar werd verricht.

In eerste instantie kunnen ontwikkelingslanden dus proberen om eenvoudige opdrachten tegen lagere prijzen uit te voeren en alzo een plaats verwerven in de globale dienstensector. Later kunnen deze landen trachten om zelf een ICT-sector uit te bouwen. Uiteraard vergt deze stap naar de ICT-industrie de nodige investeringen en geschoold personeel. Pessimisten zullen wellicht verklaren dat vele landen uit het Zuiden deze grote stap slechts moeizaam zullen kunnen zetten. En uiteraard zal het moeilijk zijn voor ontwikkelingslanden om vanuit het niets een stek te veroveren op de ICT-markt. Toch zijn er voorbeelden uit het verleden die bewijzen dat de opbouw van een compleet nieuwe industrie mogelijk is, denk bijvoorbeeld aan Japan. Dit land slaagde erin om op enkele tientallen jaren, vanuit een tamelijk benarde positie, een economische grootmacht te worden. Andere Aziatische landen, zoals Maleisië, hebben op een strategische manier een plaats ingenomen in de wereldwijde ICT-markt, trekken op die manier buitenlandse investeringen aan en kunnen ontsnappen aan de spiraal van onderontwikkeling en afhankelijkheid.

Ook zonder de ontwikkeling van een eigen ICT-sector kunnen de nieuwe communicatietechnologieën een stimulerende rol voor de nationale economie vervullen. Een eerste sector die zou kunnen profiteren van nieuwe communicatietechnologieën is de landbouw. Eenvoudige communicatieverbindingen zoals telefonie kunnen al een groot voordeel opleveren. Deze simpele verbindingen worden dankzij nieuwe ontwikkelingen in de ICT-sector steeds goedkoper en ook meer aangepast aan specifieke omstandigheden. Zo kan een landbouwer in een geïsoleerd gebied dat vroeger vrijwel onbereikbaar was met een klassieke telefoondraad nu toch aangesloten worden via draadloze verbindingen. De mogelijke voordelen zijn legio. In Sri Lanka gebruikten kleine boeren nieuw geïnstalleerde plattelandstelefoons om de marktprijzen van hun kokosnoten en ander fruit in Colombo te achterhalen. Op die manier konden ze in plaats van 50 tot 60 % van de prijzen in Colombo, 80 tot 90 % van de verkoopprijs in de stad vragen (World Bank, 1999: 61).

Maar ook gesofisticeerde ICT’s bewijzen hun diensten in de landbouwsector van het Zuiden. Zo kunnen er op nationaal niveau databanken worden ontwikkeld die gegevens omtrent fysieke informatie, zoals bodemkwaliteit of verwachte regenval, combineren met socio-economische informatie over o.a. verwachte behoeften en opbrengsten. Op die manier kan een nationale of regionale overheid beter geïnformeerd een landbouwstrategie ontwikkelen, problemen voorzien en eventueel honger vermijden.

Op regionaal niveau worden er netwerken opgezet waarbij landbouwgemeenschappen rechtstreeks worden ingelicht over de nieuwste methoden en systemen die ontwikkeld werden door nationale en internationale landbouwwetenschappers. In Latijns-Amerika bestaan reeds verschillende van dergelijke projecten die ICT’s inschakelen om boeren beter te informeren.

Ondanks deze veelbelovende vooruitzichten, moeten de voordelen van ICT’s hier toch met een korrel zout genomen worden. Problemen met de landbouw in ontwikkelingslanden hebben soms te maken met de destructieve gevolgen van globale handelsakkoorden, waar prijzen gezet worden die dikwijls niet in het voordeel van het Zuiden zijn. Zelfs internationale hulp kan een landbouwsysteem voor jaren ontwrichten. Kleine boeren kunnen moeilijk concurreren tegen westers graan dat tegen zeer lage prijzen op de zuiderse markt wordt gedumpt. ICT’s zullen hier waarschijnlijk weinig aan veranderen…

Een andere sector die ongetwijfeld beïnvloed zal worden door het gebruik van ICT’s is de productienijverheid. Gesofisticeerde informatiesystemen zullen hier de automatiseringstrend nog versnellen. Niet alleen de productie zelf zal kunnen steunen op ICT’s, ook de organisatie en het management van een bedrijf zal van de nieuwe technologieën profiteren. Zo zullen netwerkconnecties met klanten het mogelijk maken om in zeer korte tijd gepersonaliseerde goederen te produceren en te leveren. De investeringen in machines, ICT’s en personeel zijn hier echter enorm en dus kan de impact hier voorlopig enigszins gerelativeerd worden. Bovendien bestaat het gevaar dat meer automatisering zal leiden tot het afstoten van ongeschoolde arbeiders. Anderzijds wordt er opgemerkt dat een nieuwe samenleving die gebaseerd is op informatieverwerking ook nieuwe jobs zal creëren.

Een deel van die nieuwe jobs zullen te vinden zijn in de uitdijende toeristische sector. De toerisme-industrie is momenteel een van de snelst groeiende sectoren op het Internet. Hotels, reisorganisaties en activiteitenbureaus uit ontwikkelingslanden kunnen voortaan via ICT’s onafhankelijk van de westerse toerisme-intermediairen hun diensten promoten. In een flexibele toerismemarkt waar klanten steeds nieuwe en aangepaste producten wensen, kunnen de communicatietechnologieën grote diensten bewijzen. Zo spelen reisorganisaties in het Zuiden bijvoorbeeld gretig in op de vraag naar ecotoerisme.

Dit laatste voorbeeld illustreert een van de mogelijkheden van elektronische handel. Het gaat hier niet enkel om de handel tussen kopers en verkopers, maar om elke commerciële transactie via ICT’s. In de praktijk varieert dit van de simpele aankoop van een boek via een website op het Internet, tot het verhandelen van aandelen op de internationale financiële markt. Sceptici beweren dat elektronische handel slechts langzaam op gang zal komen. Bedrijven schrikken terug voor de investeringen in apparatuur en in opleidingen. Bovendien bewijzen computerkraken over de hele wereld dat de huidige netwerken nog steeds geen waterdichte veiligheidsgaranties kunnen bieden.

Toch zal de toekomstige impact van elektronische handel niet gering zijn. Internationale netwerken hebben al voor een stuk de handel in ondermeer computersoftware, informatiediensten (zoals databanken, online-kranten) en professionele diensten (zoals boekhouding, juridisch advies) kunnen aantrekken. Hoe bescheiden het aandeel van deze elektronische handel ook moge zijn in de totale economie, toch gaat het reeds over tientallen miljarden dollars. Vooral de zogenaamde Aziatische tijgers profileren zich op dit vlak. Landen zoals Singapore en Maleisië hebben al een degelijke traditie opgebouwd van verwerking en uitwisseling van elektronische handelsinformatie. Anderzijds kunnen deze snelle handelsnetwerken nefast zijn voor ontwikkelingslanden. Beursspeculanten kunnen via financiële netwerken razendsnel kapitaal onttrekken aan een bepaald land en alzo een plaatselijke crisis veroorzaken.

Zoals reeds eerder gesteld, is de bovenstaande opsomming enkel een greep uit de mogelijke voordelen van ICT’s voor ontwikkelingslanden. De mogelijkheden die ICT’s worden toegedicht lijken immers bijna eindeloos. Toch moet er ook steeds rekening gehouden worden met de potentiële negatieve gevolgen van deze nieuwe technologieën. Wie zal er uiteindelijk echt profiteren van het gebruik van ICT’s in ontwikkelingslanden?

Paard van Troje?

Geen enkele technologie is neutraal. Samen met de transfer van westerse technologieën naar het Zuiden, wordt ook een nieuwe afhankelijkheid van westerse technologische kennis, informatie-inhouden en kapitaal gecreëerd. Kritische stemmen in het Zuiden waarschuwen dan ook voor de nieuwe golf van westerse ontwikkelingsprogramma’s en projecten die het gebruik van ICT’s trachten te promoten. Degenen die echt baat zullen hebben bij de invoer van nieuwe ICT’s zal je, volgens die critici, niet vinden op het platteland of in de stedelijke krottenwijken, maar wel in de ultramoderne bureauwijken in de hoofdsteden waar de dochterafdelingen van westerse bedrijven te vinden zijn. Vooral die filialen hebben behoefte aan een snelle communicatie met het overzeese moederbedrijf en aan een efficiënte verbinding met de globale goederen- en dienstenmarkt.

Sceptici verkondigen dat het nut van ICT’s in het Zuiden voornamelijk beperkt zal blijven tot die stedelijke, verwesterde elites, en dat er dus van ontwikkeling via ICT’s weinig sprake kan zijn. Meer zelfs, het gebruik van ICT’s zal leiden tot meer schulden, meer technologische afhankelijkheid, en meer culturele dominantie van het Westen. Sommige stemmen in het Zuiden beschouwen ICT’s dan ook als objecten die net als het Paard van Troje enthousiast onthaald worden en pas achteraf hun verraderlijke identiteit zullen onthullen.

Anderen menen dat de implementatie van ICT’s zal resulteren in een sterkere, stabielere economie. Uiteindelijk zullen de voordelen van die sterke nationale economie ook doorsijpelen naar de massa en aldus leiden tot ontwikkeling voor iedereen. Bovendien, zo gaat het argument, zijn ontwikkelingslanden verplicht om de spelregels van de globale markt over te nemen en het spel mee te spelen, indien ze deel wensen uit te maken van die globale markt. Aangezien het Zuiden om verschillende redenen te weinig slagkracht heeft om de spelregels zelf te veranderen, kan het immers amper weerstand bieden aan de razendsnelle implementatie van ICT’s in het economische leven (Nulens & Van Audenhove, 1999: 468).

Zoals eerder in dit hoofdstuk werd beschreven, zijn de mogelijkheden van ICT’s niet beperkt tot de economische sector. Ook op andere vlakken hebben deze technologieën een schijnbaar onbeperkt potentieel. De context waarin deze ICT’s gebruikt zullen worden, zal uiteindelijk doorslaggevend zijn. Een context waarin, samen met de implementatie van ICT’s, aandacht besteed wordt aan industriële ontwikkeling, alfabetisering en computeronderwijs, aan technologische ondersteuning en aan een evenwichtige en stabiele communicatie-infrastructuur, biedt kansen op succes.

In een recent rapport over ICT’s in het Zuiden, geschreven voor de Commissie Wetenschap en Technologie voor Ontwikkeling van de Verenigde Naties, komen de auteurs tot de volgende slotsom: de negatieve gevolgen van de implementatie van ICT’s in het Zuiden kunnen misschien omvangrijk zijn, maar de volledige weigering van ICT’s is wellicht nog veel nadeliger (Mansell & Wehn, 1998: 7).

Bibliografie

HUHDSON, Heather E. (1997) Global Connections. International Telecommunications Infrastructure and Policy. New York: Van Nostrand Reinhold, 576 p.

MANSELL, Robin & WEHN, Uta (1998) Knowledge

Societies: Information Technology for Sustainable Development. New York: Oxford University Press, 323 p.

NULENS, Gert & VAN AUDENHOVE, Leo (1999) An Information Society in Africa. An analysis of the Information Society Policy of the World Bank, ITU and ECA. Gazette, 61(1), pp. 451-471.

UNDP (United Nations Development Programme) (1999) Human Development Report 1999. New York: Oxford University Press, 262 p.

VAN AUDENHOVE, Leo; BURGELMAN, Jean-Claude; NULENS, Gert & CAMMAERTS Bart (1999) Information Society Policy in the Developing World: a critical Assessment. Third World Quarterly, 22(2), pp. 387-404.

WORLD BANK (1999) World Development Report. Knowledge for Development. New York: Oxford University Press, 251 p.

De auteur is verbonden aan het onderzoekscentrum voor Studies over Media, Informatie en Telecommunicatie (SMIT) van de Vrije Universiteit Brussel.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.