Onderhandelaars in Bali boeken eerste succes

Op de klimaatsconferentie in Bali werd gisteravond voor het eerst een akkoord bereikt. De diplomaten vonden overeenstemming over de werking van het Adaptatiefonds.
De effecten van de opwarming van de aarde zijn fundamenteel onrechtvaardig. De rijke landen zijn verantwoordelijk voor 76 procent van het versterkt broeikaseffect, maar de gevolgen hiervan komen voornamelijk op de schouders van de arme landen terecht. Industrielanden kunnen deze ongelijkheid gedeeltelijk verlichten door meer middelen vrij te maken opdat de ontwikkelingslanden zich zouden kunnen wapenen tegen milieurampen die door de opwarming worden veroorzaakt. Zij beschikken immers niet over de financiële capaciteit of de nodige technologie en innovatieve kennis om hier een dam tegen op te werpen.

Hulpfondsen voor ontwikkelingslanden


De financiering van adaptatie in ontwikkelingslanden valt onder het ‘Global Environment Facility’ (GEF), opgericht door de Wereldbank en de UNDP. De ontwikkelingslanden uitten hun ongenoegen over het GEF omdat de organisatie projecten genereert die een mondiaal milieuvoordeel opleveren, terwijl adaptatieprojecten in essentie gericht zijn op de lokale effecten van de opwarming. Als antwoord op deze kritiek richtte men onder het Kyoto Protocol een Special Climate Change Fund (SCCF) op met als doel de financiering van o.a. technologieoverdracht. Een tweede fonds, het Least-Developed Countries Fund (LDCF), biedt extra hulp voor de meest kwetsbare, minst ontwikkelde landen.
Ten slotte stelde men, met de akkoorden van Marrakech in 2001, een adaptatiefonds ter beschikking. Twee procent van de inkomsten uit het Clean Development Mechanism (CDM) – dat is het opzetten van projecten waarbij industrielanden emissierechten kunnen verwerven door de uitstoot in ontwikkelingslanden te verminderen – gaat rechtstreeks naar dit fonds. Omdat het fonds tot op heden nog niet over een secretariaat, een structuur en een bestuur beschikte, was het nog niet operationeel. Gisteren werd op de klimaatsconferentie eindelijk een regeling getroffen. De beslissing kwam er echter niet zonder slag en stoot.

De kern van het conflict


De geïndustrialiseerde landen en de ontwikkelingslanden stonden lijnrecht tegenover elkaar voor wat betreft het beheer van het fonds onder het GEF. Door haar link met de Wereldbank, die haar leden zeggenschap verleent naar rato van de door hen ingebrachte bijdragen, zou de organisatie vooral in handen zijn van de industrielanden. Derde wereldlanden vrezen dat de meest getroffen gebieden het minst invloed uitoefenen op de besluitvorming en daardoor flink wat noodzakelijk geachte projecthulp ontlopen. Ze vinden bovendien dat de aanvraagprocedure voor projecthulp onder het GEF moeizaam verloopt. Het GEF antwoordt dat vele ontwikkelingslanden niet bereid zijn om op eigen houtje projectplannen uit te tekenen. Bovendien willen de industrielanden het GEF als beheerder behouden - en dus de controle over de projecthulp veiligstellen - omdat ze naar verluid zeker willen zijn dat het geld op een correcte manier wordt gespendeerd.
Een tussenkomst van India, die vindt dat het GEF best aan het hoofd mag staan zolang de goedkeuring van de projecten maar onder het klimaatorgaan van de VN (UNFCCC) valt, bracht beide kampen dichter bij elkaar. Veel ontwikkelingslanden konden zich in dit compromis vinden.

Het adaptatiefond: een eerste succes?


Uiteindelijk zal het bestuur van het Adaptatiefonds verlopen via een ‘Adaptatiefonds directoraat’, bestaande uit 16 partijen van het Kyoto Protocol: twee leden per regionale groep (Afrika, Azië, West-Europa + Amerika, Oost-Europa + Rusland en Latijns Amerika), twee leden van de ontwikkelingslanden en de industrielanden en ten slotte één lid van de kleine eilandengroep en de groep van de minst ontwikkelde landen. In deze formatie zouden de getroffen ontwikkelingslanden meer invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming van het fonds. Als compromis naar de industrielanden toe, bekleedt het GEF de functie van het secretariaat en de Wereldbank die van fondsbeheerder. Het gaat in beide gevallen wel om een ‘interimfunctie’. Om de drie jaar kan de werking van het fonds, alsook de functie van beheerder en secretariaat, ter discussie gesteld worden op de algemene vergadering van de partijen.
 
Met dit akkoord bereiken de onderhandelaars te Bali een eerste voorzichtig succes. Alles hangt echter af van het verdere verloop van de klimaatconferentie. Als de landen er niet in slagen om voldoende hoge bindende reductienormen te hanteren in het nieuwe post-Kyotoakkoord, zal de vraag naar emissierechten (en de CDM-kredieten) laag uitvallen. Hoe lager deze vraag, hoe kleiner het bedrag dat via de heffing van twee procent in het Adaptatiefonds terechtkomt. Of dit eerste akkoord écht een verwezenlijking is zal nog moeten blijken.

Te weinig, te laat…?


Vorige week noemde de internationale ngo Oxfam de fondssteun ‘een belediging’. Ze berekenden dat er jaarlijks ongeveer 50 miljard dollar nodig zal zijn om de ontwikkelingslanden bij te staan bij de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatsverandering. Tot dusver sprokkelde het Special Climate Change Fund een gammele 67 miljoen dollar bij elkaar.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.