Oorlog in Congo

De oorlog in Congo, de eerste Afrikaanse wereldoorlog, wie zei het ook weer. Een oorlog in fasen waarvan de eerste van september 1996 tot mei 1997 liep. Begonnen met de opstand van de Banyamulenge, Congolese Tutsi die al jaren in Zuid-Kivu wonen en maar geen genoegdoening kregen over hun jarenoude eis voor de Congolese nationaliteit.
Geëindigd met de inname van Kinshasa door Laurent Kabila, aan het hoofd van een Alliantie, de AFDL, die vooral een instrument in handen van Rwanda bleek te zijn. Rwanda had de Banyamulenge ingefluisterd om in opstand te komen, omdat hij een goed voorwendsel was om Congo binnen te vallen en er de burgeroorlog voort te zetten tegen het voormalige Habyarimanaregime en de extreme milities als de Interahamwe. Een burgeroorlog, die al vanaf oktober 1990 in Rwanda woedt, en die er tot de volkerenmoord van 1994 geleid heeft.

De tweede fase van de oorlog begon in augustus 1998 en loopt tot nu door. Kabila probeerde zich toen van zijn Rwandese sponsors te ontdoen, die zowel zijn leger als zijn regering in hun greep hadden. Resultaat is dat hij nu vecht tegen drie rebellenbewegingen in het noorden en oosten van zijn land, die ongeveer de helft van het Congolese grondgebied bezetten, alle drie hetzij bij Rwanda of bij Uganda aanleunen en ook onderling al strijd geleverd hebben. Kabila zocht en kreeg steun van Angola, Namibië, Tsjaad en Zimbabwe, en op een mum van tijd groeide wat oorspronkelijk een conflict in Zuid-Kivu was, uit tot een oorlog die een groot deel van het continent, vooral het zuidelijke en oostelijke deel, in twee kampen verscheurt.

De oorlog in Congo heeft verregaande gevolgen. Zoals de militarisering van de samenleving in het bezette deel van Congo, politiek, sociaal en economisch. Lees Koen VLASSENROOT erop na. Maar de oorlog ontwricht ook het deel van Congo, waar president Kabila en zijn bondgenoten het voor het zeggen hebben. De lijn van de samenleving is er verhard, betoogt Stefaan MARYSSE. Wat Congo decennialang overeind gehouden heeft - negatief geformuleerd als plantrekkerij - en ooit, op de ironische manier die de Congolezen eigen is, omgedoopt tot (het onbestaande) art. 15 van een grondwet, die in de tijd veertien artikelen telde, maar positief geformuleerd als de solidariteit die vaak boven enge etnische en familiebanden heen de Congolezen het hoofd boven water liet houden, - dat fenomeen, hoe je het ook noemt, staat op verdwijnen, onder druk van de oorlog.

Zelfs de eens zo geroemde en maatschappelijk bedrijvige société civile, de georganiseerde samenleving, die begin van de jaren negentig bijna erin slaagde om het Mobuturegime op de nationale conferentie de doodsteek te geven, ook dat netwerk van allerhande verenigingen is ontredderd. Drie Congolezen gaan op het fenomeen door, Arsène KIRHERO, Georges TSHIONZA en Modeste WASSO. Alle drie hebben ze persoonlijke ervaring met de société civile in Bukavu, in Zuid-Kivu.

Ook buiten de grenzen van Congo zijn de gevolgen van de oorlog in het Grote-Merengebied verwoestend. Hij is uitgegroeid tot een regionale oorlog, die op wel tien andere landen in de regio een negatieve invloed uitoefent. De oorlog destabiliseert Uganda, dat aan een oefening in partijloze democratisering bezig is maar blijvend af moet rekenen met een gewapende oppositie, die onder meer vanop Congolees grondgebied opereert. De oorlog blokkeert het interne vredesproces in Burundi, dat ook al met rebellen kampt die zich in Congo genesteld hebben. In Rwanda ziet de toekomst er nog even uitzichtloos uit als na de volkerenmoord van 1994, met een extremistisch Hutuleger en -milities, die deel uitmaken van Kabila’s coalitie. In Angola is de vijfentwintig jaar oude burgeroorlog in een nieuwe fase gekomen. In het noorden van Namibië is er na tien jaar vrede weer sprake van militaire activiteit. In Zimbabwe zorgt de oorlog in Congo voor zoveel spanning dat hij na twintig jaar tot het einde van het Mugabetijdvak kan leiden. In Congo-Brazzaville gooit de oorlog aan de andere kant van de rivier olie op het vuur van het gewelddadige conflict. De ook al decenniaoude burgeroorlog in Sudan sleept het land mee in het regionale conflict. Tanzania ziet zich al jaren gebruikt als toevluchtoord voor vluchtelingen, milities en rebellen uit de buurlanden. Zuid-Afrika dreigt zijn tanden stuk te bijten op de oorlog en ziet in dat geval zijn droom om zich als regionale economische en politieke grootmacht te profileren, in rook opgaan. En door de aanstelling van ex-president Masire als bemiddelaar, raakt zelfs Botswana betrokken bij de oorlog. Filip REYNTJENS gaat uitvoerig op de regionalisering van de oorlog in.

Toch is het niet zo verwonderlijk dat er een dergelijke grootschalige oorlog woedt in het hart van Afrika. Wie de geschiedenis van de voorbije veertig jaar overloopt, kan moeiteloos een reeks oorzaken aanwijzen. Professor Jef van Bilsen had het in de tijd over de kapitalistische dekolonisatie van Congo. Loslaten en houden tegelijkertijd, zei hij. België maakte formeel zijn kolonie onafhankelijk maar probeerde Congo in zijn greep te houden. De moord op Congo’s eerste premier, Lumumba, nauwelijks een half jaar na de onafhankelijkheid, waarin België een ruime, misschien wel rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft, - een parlementaire onderzoekscommissie moet dat uitmaken -, die moord is de beste illustratie van Van Bilsens stelling. De Congolese wetenschapper Jean Omasombo zei het me ooit in Kinshasa : ‘Avec l’assassinat de Lumumba, le Congo a raté son départ’. Hij herhaalde zijn woorden, mocht ik het de eerste keer niet goed begrepen hebben: ‘L’Afrique noire est mal partie.’ René Dumont heeft er een standaardwerk over geschreven.

Feitelijk moeten we meer dan veertig jaar teruggaan. De kolonisering, die ruim een eeuw geleden ingezet is, was een fase in wat we nu globalisering noemen, een proces waarin Afrika maar een marginale rol speelt, als leverancier van goedkope werkkrachten en grondstoffen. Alleszins was die kolonisering nooit in eerste instantie erop uit om ontwikkeling tot stand te brengen. Er zijn nooit diamantslijpers geweest in Congo, en de metallurgische nijverheid is met behulp van koper uit Congo rijk geworden in Olen en Hoboken.

Ook na de onafhankelijkheid is het Westen het zaad blijven planten waaruit de huidige oorlog voortgesproten is. Mobutu, ooit een man van Brussel, en daarna van Washington, heeft 37 jaar lang de Congolese politiek mogen domineren, omdat hij zo goed paste in de westerse koude-oorlogbenadering. Dat hij in die periode zijn land leeggeplunderd heeft, hebben de Congolezen in koop moeten nemen.

Veel van de Congolese protagonisten van 1960 spelen nog altijd een rol in de Congolese politiek. Gizenga, de lumumbist die een tijdlang een tegenregering leidde in Stanleystad, het huidige Kisangani, nu een twistappel tussen rebellen die bij Rwanda aanleunen, en rebellen die hun heil in Uganda zoeken. Bomboko, toen voorzitter van het college van commissarissen dat Mobutu in de plaats van de regering benoemde, bij zijn eerste staatsgreep, in september 1960. Tshisekedi, toen lid van dat college en nu nog de Mozesfiguur binnen de UDPS, Congo’s sterkste oppositiepartij, die niet naar de wapens gegrepen heeft. En er is natuurlijk Kabila, toen al aan het hoofd van een guerrillagroep, en na een carrière van dubieus zakenman helemaal terug. Als een grillig rebel blijft hij zich ook als president gedragen. Erik KENNES licht zijn doopceel zoals er nog nooit iemand hem dat voorgedaan heeft.

In Congo zijn alle modes in het ontwikkelingsdenken voorbijgekomen, en ze hebben allemaal hun nefaste invloed gehad. De staat als economisch acteur, heeft voor de catastrofale zaïrizering gezorgd, nationalisering op z’n Mobutus. Zelfredzaamheid is in Congo vertaald als ‘retrousser les manches’, en ‘salongo’, onbetaald zaterdagwerk. Met zijn ‘retour à l’authenticité’ bereikte Mobutu niet dat de Congolezen hun waardigheid terugvonden, maar alleen dat ze hun christelijke voornaam af moesten zweren, en dat de meest gegoeden onder hen voortaan in een soort maopakje rondliepen. Ook de nieuwe naastenliefde is niet aan Congo voorbijgegaan. De voedselhulp bijvoorbeeld, waarvoor ontwikkelingsdeskundigen al jaren waarschuwen, vanwege het impact op de eigen voedselproductie. Tom de HERDT heeft een project van Artsen zonder Grenzen in Kinshasa geanalyseerd.

Het meest diepgaande effect op de ontwikkeling van Congo, en van vrijwel alle landen in het Zuiden overigens, is de voorbije tien jaar uitgegaan van de internationale financiële instellingen, het IMF en de Wereldbank. Zij hebben een zodanig verregaande ontvetting van de staat gepropageerd, dat Congo uitgegroeid is tot één van die voorbeelden in Afrika waar de staat zo goed als afwezig is. Zoals in Liberia, Sierra Leone en Somalia. De vraag is te stellen of die IMF-aanpak niet rechtstreeks aan de basis ligt van de oorlog in het Grote-Merengebied. Stefaan MARYSSE en Koen VLASSENROOT raken het probleem van de zwakke, afwezige Congolese staat aan in hun bijdrage.

Waar geen staat meer is, nemen andere maatschappelijke krachten zijn taak over. In Congo zijn dat militairen, krijgsheren en milities. Zeker in Oost-Congo, het bezette deel van het land. Bangelijke ontwikkelingen zijn dat waarover Ruddy DOOM en Koen VLASSENROOT behartenswaardige dingen te vertellen hebben.

Tot en met de economie is gemilitariseerd geraakt, betoogt Koen VLASSENROOT. Je kunt je zelfs de vraag stellen of niet geldgewin tenslotte de eerste beweegreden geworden is van de strijdende partijen in Congo, veel meer dan de politieke motieven die de oorlog op gang getrokken hebben, zoals de nationaliteitskwestie van de Banyamulenge bijvoorbeeld, of de bezorgdheid van Rwanda voor de veiligheid van haar grenzen. Er is in Congo een nieuwe wedloop aan de gang, die de ‘struggle for Africa’ van het einde van de negentiende eeuw laat verbleken. Erik KENNES heeft de laatste gegevens bijeengehaald over hoe het tegenwoordig in de mijnsector eraan toegaat.

De regionale, economische en politieke context van de oorlog maakt de toepassing van het vredesakkoord van Lusaka - al was het maar de eerste fase ervan, het staakt-het-vuren - bijzonder problematisch. Zelfs al heeft de UNO besloten om 5500 blauwhelmen naar Congo te sturen. Zelfs al is België, bij monde van minister van buitenlandse zaken Michel, al maanden van plan om een rol te spelen in Centraal-Afrika. Maar ook hier kun je je afvragen of zijn blitsreis naar de regio half maart - Congo, Angola, Uganda en Zimbabwe in zes dagen -, niet eerder een zet was van binnenlandse politiek, dan een eerste etappe van een doorgedreven Afrikabeleid. Premier Verhofstadt had immers iedereen in snelheid gepakt met de aankondiging dat hij in april naar Rwanda af wou reizen. Dat idee had meer te maken met zijn verleden als rapporteur van de Rwandacommissie, en zijn bekommernis om de banden aan te halen met de familieleden van de tien vermoorde Belgische blauwhelmen, dan met zijn kennis van de gevoeligheden in het conflict in Midden-Afrika, en zijn wil om het vernieuwde Afrikabeleid op de sporen te zetten. Michel smoorde met zijn reis het Congolese ongenoegen - België wel op hoog bezoek in Rwanda, dat een deel van hun land bezet, maar niet in Kinshasa - in de kiem. Maar een concrete bijdrage tot de vrede in Centraal-Afrika kun je van een dergelijke oefening niet verwachten.

Guy Poppe is VRT-radiojournalist

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.