Op de filmset met Karim Traïda

Algerije ligt aan de andere kant van de grens. In een ongrijpbaar continent van geweld en fundamentalisme, in een omgeving van corruptie en honderdduizend doden. Toch is dat maar een deel van het verhaal. Algerije ligt ook tussen Brussel en Antwerpen, in het Klein Kasteeltje, in ieder van ons. De ontbrekende stukken Algerije -moed, hoop en waarheid- worden momenteel verfilmd door de Algerijns-Nederlandse regisseur Karim Traïdia, bekend van de gelauwerde film ‘De Poolse Bruid’.
Wereldwijd stond op set tijdens de opnames van ‘Les Diseurs de Vérité’. Een film over een Algerijnse journalist die niet anders kan en wil dan de waarheid schrijven. Dat moet hij uiteindelijk met de dood bekopen. Traïdia draait de tijd terug en laat zien hoe zijn leven had kunnen verlopen als hij asiel had aangevraagd. Een verhaal over vrijheid van meningsuiting en de onrust van een asielzoeker. Een verhaal met meer dan één laag. Een verhaal dat niet zonder horten of stoten tot stand komt. Eén ding wordt glashelder: als je je opdracht in het leven niet verwezenlijkt, word je niet gelukkig.



Het is vrijdag 27 augustus 1999, nog drie weken te gaan voor de eerste opnames. We zitten in de zon op een terras aan de Amsterdamse Keizersgracht. Als een volleerde Hollander bestelt filmmaker Karim Traïdia een koffie verkeerd. Ik ben blij dat ik hem even heb kunnen wegrukken uit het drukke kantoor van Motel Films om de hoek, waar zijn producent en medewerkers voortdurend vragen en telefoontjes voor hem hebben. Volgens mij vindt Traïdia het niet zo erg om er even uit te zijn. Ik schat hem in als een levensgenieter. Maar wel een met diepgang. Kop vol krullen, kop vol ideeën, rond gezicht, guitige ogen en jongensachtige lach als hij een humoristisch verhaal begint. Hij ziet de grap in van bureaucratische onbenulligheid, de schoonheid van het alledaagse en kan onder de indruk raken van mensen die onder alle omstandigheden de waarheid blijven spreken. Dat alles zorgt ervoor dat hij zware thema’s met een lichte toets kan brengen. Zelfs het onbegrip dat Europeanen hebben voor asielzoekers toont hij met een zachter licht. Niet om te verdoezelen, maar om de nuances beter weer te geven.



Zelf is Traïdia geen politiek vluchteling. Hij verliet Algerije omdat hij niet mocht trouwen met zijn grote jeugdliefde. ‘Ik wilde ver weg een nieuw leven opbouwen. Mijn oom, die in een ziekenhuis werkte, schreef een verklaring dat ik in het buitenland aan mijn loensende oog geopereerd moest worden. En zo vertrok ik op een goede dag naar Parijs.’ Vanaf dat moment hield hij het dorp Besbes, waarin hij opgroeide, levend in zijn herinnering. ‘Met mijn moeder, vijf broers, een oom en m’n oma woonden we in één kamer. We waren de armsten van het dorp, maar ik had een rijke kindertijd. Juist door die armoede ontwikkelde ik creativiteit en inventiviteit.’ Goede kwaliteiten voor een filmmaker. In 1991 studeerde Traïdia af aan de Nederlandse Filmacademie. Want tweeëntwintig jaar geleden kwam hij naar Nederland voor het bruiloftsfeest van broertje Hakim Traïdia (die zijn stem leent aan Sesamstraat) en toen is hij maar gebleven.



Traïdia vertelt over een Algerijnse journalist die hem inspireerde om zijn nieuwste film te gaan maken. ‘Ik ontmoette hem in Amsterdam, waar hij was uitgenodigd om over de Algerijnse situatie te praten. Het was een man die zijn kritiek op het politieke beleid en het moslimfundamentalisme durfde te laten horen. Dat werd hem door de betreffende partijen natuurlijk niet in dank afgenomen. Hij was dan ook al verschillende keren met de dood bedreigd. Maar hij bleef pleiten voor menselijke waardigheid en respect. Een journalist die ervoor gekozen had zijn vak uit te oefenen zoals het hoort: integer. Zonder de gevaren te ontvluchten die boven zijn hoofd hingen, omdat hij de waarheid vertelde die anderen liever verzwegen. Ik was gefascineerd door zijn goedheid en de manier waarop hij naar zijn hart luisterde. Zijn verhaal maakte grote indruk. Ik had het gevoel dat die man deel ging uit maken van mijn leven. Direct en indirect. Ik heb hem ontmoet, met hem gewandeld, gegeten en gesproken. Het was kort maar intens. Ik had het gevoel dat ik hem nodig had. Hij streed voor de dingen waarvan ik gedroomd had als kind en als puber. Zelf kon ik die droom niet meer realiseren, hij wel. Wat die droom is? Dat Algerije toch nog het land wordt van liefde, vrijheid, rechtvaardigheid, schoonheid en cultuur. Want dat was ook de droom waarvoor anderhalf miljoen mensen hun leven hebben opgeofferd, in de oorlog van zeven en een half jaar tegen de Franse onderdrukkers. Maar ergens zijn we belazerd. Na de onafhankelijkheid bleken de machthebbers corrupt. Ze deden aan zelfverrijking en vriendjespolitiek. Ze hebben ons van verleden, heden en toekomst beroofd. Al die menselijke offers hadden alleen de autoriteiten gediend en niet het volk. Dat frustreerde de mensen enorm.’



‘Maar die journalist liet het daarbij niet zitten. Ik wist dat hij op de hij zijn leven riskeerde voor de waarheid. Daarom vroeg ik hem of hij niet beter in Nederland zou blijven. Dan kon hij toch politiek asiel aanvragen. Hij ging terug naar Algerije, maar beloofde het te overwegen. Twee maanden later werd hij vermoord. Achteraf realiseer ik me dat politiek asiel niets voor hem was geweest en waarschijnlijk had hij er ook niet toe besloten. Hij had een opdracht, een taak, daar had hij zijn leven voor op het spel gezet en dan ga je niet opeens weg. De dagelijkse column die hij schreef, was voor de Algerijnen nog een van de weinige plekjes waar de waarheid niet onder stoelen of banken werd gestoken. Zijn opdracht was de waarheid te dienen. Hij wist dat hij dood zou gaan en waarschijnlijk dacht hij: ‘Maar ik ga dood met mijn wapens in mijn handen.’ Ik wil een film over hem maken. Niet om een portret van een held te tekenen. Mijn hoofdpersonage wordt niet alléén maar mooi geportretteerd. Ik laat hem ook twijfelen. Hij is immers een mens. Ik maak een film om hem en al die anderen die zich verzetten tegen de onderdrukking door de regering en tegen de fundamentalisten, niet te vergeten. `Blijf wakker’, wil ik ermee zeggen.’



Loop je zelf risico?

‘Weet ik niet. De film is een schreeuw uit het hart. Maar ik heb niet de illusie dat ze daar van schrikken. Was het maar waar, dat één film de mentaliteit kon veranderen. Toch voel ik het als mijn plicht om over de moedige mensen te praten. Iedereen moet op zijn eigen manier een bijdrage leveren. Bovendien is het in het belang van de nieuwe Algerijnse regering om alle waarheden onder ogen te zien. Het is tijd om te praten over de onderdrukking in plaats van met de scepter te zwaaien.’



Ben je bang? ‘In het script, dat ik zelf heb geschreven, wordt die vraag ook aan de journalist gesteld. Dan laat ik hem antwoorden: ‘Mijn enige angst is dat ik ooit niet meer bang zal zijn.’ Als je angst voelt, weet je dat er wat op het spel staat. Als je het niet meer voelt, word je onverschillig.’



Het emotionele pleidooi voor de waarheid en voor de kracht van individuen die haar verdedigen, is Traïdia duidelijk uit het hart gegrepen. De volgende maanden zal hij er nog vaak mee worstelen, maar dat weet hij nog niet als we aan dit terrastafeltje zitten.

De mobiele telefoon ligt prominent naast het kopje koffie verkeerd. Niet na één uur, zoals afgesproken, maar na twee uur wordt Traïdia door Motel Films gebeld om terug te komen. We spreken af dat we elkaar half oktober op de set in Marseille opnieuw zullen ontmoeten. Het is de bedoeling om de buitenscènes die in Algerije spelen in Frankrijk te filmen. In Algerije zelf filmen is onmogelijk vanwege de politieke situatie. De kritische toon van de film versterkt die onmogelijkheid nog. Bovendien is Algiers, tijdens de Franse overheersing, gebouwd naar het voorbeeld van Marseille. ‘De kleine straatjes in de Algerijnse wijk van Marseille ademen dezelfde sfeer’, zegt Traïdia. Hij geeft me twee hartelijke zoenen en snelt weg over de gracht.



Maandag 27 september. Een telefoontje naar het kantoor van Motel Films voor de reisgegevens en definitieve data van de opnamen in Marseille. Producent Frans van Gestel heeft slecht nieuws: ‘Marseille gaat niet door.’ Waarom niet? Het antwoord klinkt als een understatement: ‘Er kwamen signalen uit de Algerijnse gemeenschap dat filmopnames daar niet op prijs gesteld worden. Onfrisse berichten.’ Moslimfundamentalisten? ‘Meer wil ik er niet over kwijt. Maar het was serieus genoeg om er bang van te worden en als producent de beslissing te nemen dat we er niet heen gaan. Het leven en de veiligheid van de mensen voor wie ik me verantwoordelijk voel, staan op de eerste plaats. De film op de tweede.’ Jullie hopen dat de film, behalve op het Internationaal Filmfestival in Rotterdam, ook in Cannes zal draaien. In Frankrijk wonen nogal wat Algerijnen. Verwachten jullie daar dan geen problemen? ‘Daar wil ik niet over nadenken. We zijn nu het hele script aan het doornemen op uitspraken die mogelijk gevaarlijk zouden kunnen zijn. We hebben de scherpe kantjes in de tekst afgezwakt. Maar ja, de sfeer en emotie waarmee gespeeld wordt, zijn minstens zo belangrijk voor hoe een film overkomt. Hoe dan ook, kom maar naar de set in Nederland.’



Woensdag 6 oktober, draaidag 8. Voor de deur van het oude Naturalis Museum in Leiden staat een woonwagen waaruit geuren van de Arabische keuken opstijgen. Vermoedelijk verzorgt de catering vandaag een Algerijnse lunch om de filmcrew in de juiste sfeer te brengen. Een zaal van het leegstaande gebouw, ergens op de tweede verdieping, is omgebouwd tot tijdelijke filmstudio, maar daar mag de pers pas komen als Frans van Gestel het sein geeft. Ondertussen worden de drie journalisten die vandaag op setbezoek komen, beneden in de hal ontvangen met kruidenthee, vijgen en noga. De Algerijns-Franse hoofdrolspeler Sid Ahmed Agoumi heeft het vliegtuig gemist, is het eerste dat we horen. De opnamen zullen een uur later beginnen. Frans van Gestel komt binnen, groet en neemt me terzijde. Karim Traïdia is ziek. Angina. Gisteren had hij nog veertig graden koorts. Of ik zo aardig wil zijn Traïdia vandaag zo min mogelijk te vragen, want er zijn al zoveel journalisten en ik krijg nog meer kansen. Akkoord. Ergens in dit kale gebouw ligt de regisseur nu te slapen op een geïmproviseerd bed. Elke minuut extra rust draagt bij tot zijn herstel. Hij wordt beschermd, afgeschermd. En pas wakker gemaakt als de hoofdrolspeler arriveert. ‘Wanneer sprak ik je voor het laatst?’ wil Van Gestel weten. ‘Oh, dan moet ik je even bijpraten. Er is sindsdien een heleboel veranderd.’ De oorspronkelijke titel van de film blijkt veranderd in ‘Les Diseurs de Vérité’. Over de oude titel mag niet meer gesproken of geschreven worden, en dat geldt ook voor de naam van de man die Traïdia inspireerde. Van ‘verschillende kanten’ werd daarop aangedrongen. Zo wordt de film natuurlijk méér dan het vertellen van een verhaal. Het verhaal zelf dringt binnen in het hele proces van filmen, produceren en communiceren. Zelfs op afstand, in een ander land en in een periode van beginnende dialoog in Algerije, blijkt het veiliger de film ‘De Sprekers van Waarheid’ te noemen, dan de waarheid zelf zonder omwegen te benoemen. Alle letterlijke verwijzingen naar bestaande personen worden dus uit de film verwijderd, maar het universele thema van de film blijft overeind: vrijheid van meningsuiting, het spreken van de waarheid en hoe gevaarlijk dat kan zijn.



Na drie uur wachten geeft Van Gestel groen licht. Op m’n tenen loop ik achter hem aan door het marmeren trappenhuis naar boven. ‘Stilte, opnames’ waarschuwen talloze briefjes aan de muren. Hij loodst me over een soort opslagzolder naar een klein hoekje, waar een open deur uitzicht geeft op de studio. De museumruimte is omgebouwd tot kantoor voor asielaanvragen. Langs de wanden staan boekenkasten vol dossiermappen. In het midden een kale tafel, waaraan een Nederlandse man en vrouw. Het zijn de acteurs Jaap Spijkers en Monic Hendrickx die in Traïdia’s veel bekroonde film ‘De Poolse Bruid’ de hoofdrol speelden. Traïdia: ‘We hebben toen zo fijn samengewerkt, dat ik ze er weer graag bij wilde hebben.’ Toen waren ze een Groningse boer en een Poolse vluchtelinge, die innige geliefden werden. Nu zitten ze afstandelijk tegenover elkaar in de rol van ambtenaar en tolk. Tussen hen in staat de Algerijnse journalist, die asiel komt aanvragen. Want Traïdia heeft in zijn script de tijd teruggedraaid naar het bezoek in Nederland. Vanaf daar toont de film twee parallelle verhalen. In het ene verhaal zie je wat er gebeurt als hij terug gaat naar Algerije, in het andere hoe zijn leven verlopen zou zijn als hij asiel had aangevraagd.



Op het zonnige terras, alweer ruim een maand geleden, vertelde Traïdia over de verhaallijn waarin asiel wordt aangevraagd. ‘Dat is een verhaal over het innerlijke en emotionele leven van een politiek vluchteling, die zich afvraagt: ‘Is dit waarvoor ik geleefd heb?’ Hij wil niet alleen maar dankbaar zijn dat hij zelf nu geen gevaar meer loopt, maar zijn idealistische taak voortzetten, zijn stem laten horen. Ook al heeft die nieuwe wereld daar niet zo veel boodschap aan. Tegelijk moet hij opnieuw beginnen, zodat hij een stukje van zichzelf kan terugvinden dat hij heeft achtergelaten. Als allochtoon wil je dat de mensen je begrijpen zoals je bent, danst, huilt. Ik kwam rond mijn dertigste naar Nederland. Maar mijn hart bleef Algerijns. Mijn aanvoelen van anderen, mijn emoties, de anekdotes die ik kende, mijn glimlach, folklore, mentaliteit en humor, alles was gedrenkt in een Algerijns verleden. Mijn wortels en herinneringen lagen daar. Wie of wat ik ben, is daar begonnen. Niet bij mijn geboorte; er zijn honderden jaren aan cultuur en geschiedenis aan voorafgegaan, die mij maken tot wie ik ben. Maar de meeste Nederlanders bekeken mij vanuit hun eigen normen. Ik heb mezelf eindeloos moeten uitleggen, uitkleden, binnenste buiten keren, vooraleer de mensen zagen wie ik ben. Ik heb me aangepast. Ken de Nederlandse gebaren, stiltes, woorden. Maar ook een allochtoon die de taal niet spreekt, is geen analfabeet. Hij mist alleen de woorden om dingen te vertellen. Veel Nederlanders luisteren alleen naar woorden, niet naar de stiltes en het innerlijke van allochtonen.’



Wat in de film een leeg kantoor zal lijken, staat in werkelijkheid vol mensen. Naast de acteurs zijn er camera- en geluidsmensen, iemand die het klapbord bedient, mensen voor de belichting, iemand die voor stilte op en om de set zorgt, een kleedster, een grimmeuse, iemand die de continuïteit van het beeld en de de tekst bijhoudt, de producent, fotografen, journalisten en natuurlijk: de regisseur. Het koortszweet parelt op zijn voorhoofd, maar hij denkt er niet over deze draaidag af te gelasten. Geen tijd en geld voor. De film wordt met een klein budget gemaakt. ‘Stilte alsjeblieft! Geluid?’ ‘Loopt.’ ‘Camera?’ ‘Scène 16, slate 99, take 2.’ Klak, het zwart-wit geblokte klapbord slaat dicht. ‘Actie!’



De Algerijnse journalist staat bij de tafel en richt zich tot de ambtenaar die hem net naar zijn beroep heeft gevraagd: ‘Vindt u het erg als ik loop terwijl ik praat?’ vraagt hij met een warme basstem in het Frans. De tolk vertaalt. Nog voor de ambtenaar antwoord heeft gegeven, loopt de man door het kantoor. De ambtenaar kijkt naar het in te vullen aanvraagformulier voor zich. ‘Ik ben spreker van waarheid’, antwoordt de journalist. ‘U kent het fameuze sprookje van Duizend-en-Eén-Nacht. U kent de lotgevallen van Shehrazed, die voortdurend verhalen moest vertellen om niet te sterven? We zijn net als Shehrazed. Als we zwijgen, gaan we dood. Dus moeten we praten. En vergis u niet, wat Shehrazed verteld heeft, is…’

‘Stop’, zegt Karim en loopt naar Monic Hendrickx. ‘Op dit moment wil ik dat er iets verandert in je blik, terwijl je naar hem kijkt. Je zit er met een zakelijke functie, maar nu word je geraakt door zijn verhaal. Je raakt ontroerd. Het is een heel kleine verandering. Het gebeurt van binnen.’ De grimmeuse maakt van de gelegenheid gebruik om Jaap Spijkers wat bij te poederen, terwijl de Algerijnse acteur Sid Ahmed Agoumi cowboy begint te spelen. Met zijn wijsvinger schiet hij op zijn collega’s. ‘Stilte a.u.b.’, klinkt het weer. Agoumi verandert binnen een tel van cowboy in serieuse journalist. De scène begint opnieuw. ‘En vergis u niet,’ herhaalt de Algerijn, ‘wat Shehrazed verteld heeft, is de waarheid. Het is een waarheid waarin alle dromen, het hele verlangen en de hoop van het volk verstopt waren. De Koning heeft er duizend-en-één-nacht over gedaan om te begrijpen dat mensen zoals Shehrazed nooit moeten zwijgen. Ik heb het talent van Shehrazed niet, maar zwijgen zal ik zeker nooit doen.’

‘Bent u een vijand van de staat?’ vraagt de ambtenaar wel erg droog na zo’n poëtische allegorie. De tolk vertaalt. De journalist loopt terug naar de tafel, buigt zich naar de ambtenaar toe en zegt: ‘Ik ben vijand van niets of niemand. Ik ben tegen niets of niemand. Ik ben vóór iets en vóór iemand.’ Zulke antwoorden maken het invullen van een formulier er niet makkelijker op.



Vanwege de nieuw te nemen invalshoek van de camera, moet de opstelling van de lampen in de studio worden omgebouwd. Het licht wordt opnieuw gemeten, de felle lampen bijgesteld en gedimd met zwart gaas. Pauze. Karim komt naar me toe om me te begroeten. Hartelijk en attent, ondanks z’n ziekte. ‘Het gaat wel weer’, zegt hij, waarna hij alweer naar iemand anders toesnelt. Monic Hendrickx zit alleen aan de grote tafel in de ontvangsthal. Als voorbereiding op haar rol heeft ze een gesprek gehad met een echte tolk, vertelt ze. Eentje die vertaalt bij asielaanvragen. Hoe realistisch is de scène waarin ze net speelde? ‘De vragen die de ambtenaar stelt, kloppen wel. De realiteit is soms zelfs grotesker. Als iemand vertelt dat hij gemarteld is, vraagt de ambtenaar bijvoorbeeld: ‘Kunt u dat bewijzen?’ Maar er zijn ook wel wat dingen anders, zoals de manier waarop we zitten. Het gaat er in de film ook niet om precies de realiteit weer te geven. Er zijn een paar aspecten uitgehaald en vergroot. Wat benadrukt wordt, is de absurditeit van de indirectheid en van de zakelijkheid. Sommige vluchtelingen zijn nog maar net ontkomen aan zeer traumatische gebeurtenissen. Ze kunnen het emotioneel bijna niet aan om dat verhaal al te moeten vertellen. Ondertussen is het gesprek er voor de ambtenaar op gericht om hiaten in het verhaal te vinden, zodat hij iemand terug kan sturen. Mensen vluchten niet zomaar! Het zijn zulke rare verhoudingen. De ambtenaar, of eigenlijk het Westen, heeft een machtspositie, terwijl je blij mag zijn dat je hier geboren bent. En dan verloopt het gesprek ook nog eens indirect via een tolk. Beroepsmatig moet die afstand houden en zakelijk vertalen. De tolk die ik gesproken heb, zei dat dat soms heel moeilijk is, als je emotioneel wordt meegetrokken in een verhaal. Dat probeer ik in de film ook te laten zien. Er zijn bovendien situaties waarin je als tolk moet kiezen of je iets wat indirect doorklinkt wel of niet vertaalt. De ambtenaar laat bijvoorbeeld merken dat hij het verhaal niet gelooft, maar ik kies ervoor die informatie niet door te geven.’

Wat wist ze van Algerije voordat je aan deze film begon? ‘Ik had vooral de persoonlijke jeugdverhalen van Karim gehoord. Het was geweldig hoe hij me in ‘De Poolse Bruid’ met Algerijnse verhalen inspireerde om een Poolse vrouw te spelen in een Hollandse film. Maar politiek gezien vind ik het moeilijk om de Algerijnse situatie te begrijpen. En volgens mij weten de Algerijnen zelf ook niet meer wie wie doodt en waar de oorsprong ligt van al die haat.’



De producent staat op de gang en ik voeg me bij hem als de scène voor de tiende keer wordt doorgenomen. ‘Krijgt hij uiteindelijk een verblijfsvergunning?’, vraag ik Van Gestel fluisterend. ‘Tijdens de asielaanvraag zal hij tot het besef komen dat hij het eigenlijk niet wil. Je ziet in deze scène dat hij steeds minder moeite doet om de ambtenaar te overtuigen. Hij zegt gewoon wat hij belangrijk vindt en al pratende voelt hij sterker en sterker wat hem eigenlijk te doen staat. Hij zal uiteindelijk in een asielzoekerscentrum terecht komen, maar hij is al dood voordat hij de uitslag krijgt.’ Van Gestel en ik lijken wel kleine godjes, zoals we over het toekomstige lot van mensen praten.



Vrijdag 15 oktober, draaidag 10. Op het terrein van de voormalige Westergasfabriek in Amsterdam is een oude loods ingericht als studio voor Nederlandse speelfilms. ‘All Stars’ werd er opgenomen, evenals ‘Jezus is een Palestijn’. En nu dan ‘Les Diseurs de Vérité’. Bij de ingang van de loods staat nog de lift uit kinderfilm ‘Abeltje’ voor een decor van New York. Soraya, de elfjarige dochter van Karim Traïdia, haar even oude neefje Ian en haar buurmeisje Nina (8), hebben de lift herkend en spelen er in. Steeds weer drukken ze op het bovenste, verboden knopje: in de film het knopje om te vliegen. Ze hebben net een scène in Traïdia’s film gespeeld als kinderen van de Algerijnse journalist. ‘We speelden dat we aan tafel zaten, in ons huis in Algerije. We moesten morsen en we mochten zelf weten hoe. Nou dat doen we normaal ook, dus dat was niet zo moeilijk’, lacht Soraya. ‘Ik heb een aardappel in haar mond gepropt’, zegt Ian. ‘En ik heb drinken in zijn eten gegooid’, vult Nina aan.



Even later stap ik het Algerijnse huis binnen, in de studio, waar het vervolg van de scène aan de gang is. De kinderen zijn naar buiten gestuurd, omdat een vriend van de journalist is langsgekomen en de volwassenen rustig willen praten. De vrouw des huizes ruimt af. Ze veegt het overgebleven eten van de borden in de pan. Kip, olijven, broccoli, brood. Hutspot is het op het laatst, zo vaak gaat het ook weer van de pan op het bord, omdat de scène over moet. Tussendoor vertelt Traïdia anecdotes aan zijn acteurs. Gnuivend en in perfect Frans. Ik vraag me af waar het hem in zit, dat deze hele kamer me ervan overtuigt dat ik in een Algerijns huishouden terecht ben gekomen. De vloertegels, de grijs-blauw gepleisterde muren en lichtgroene luiken bij de ramen lijken even onontbeerlijk als de Arabische theepotten en het koperen peper- en zoutstel met moorse vormgeving. Maar het zou te gelikt zijn als de kitsch ontbrak: het plastic tafelkleed, de bloemetjesjurk met schort van moeder de vrouw en het foute porseleine beeldje op het dressoir. Achter in de kamer is duidelijk de werkplek van de journalist. Oude typemachine op houten bureau. Gevulde boekenkast. Volle asbak. Uitgeknipte krantenartikelen aan de muur. Een verdekt opgestelde spot bootst het felle zonlicht na, dat vrolijk door de ramen naar binnen schijnt. Maar binnen is de sfeer alles behalve zonnig. De journalist kijkt in ‘La Vérité’, de krant die zijn vriend voor hem heeft meegebracht. Daarin staan foto’s van standbeelden in de stad, die met doeken zijn bedekt. De islamisten vonden die naakte beelden immoreel. Als zijn vrouw naar de keuken loopt, zegt de journalist bedrukt tegen zijn vriend: ‘Ze willen ons terugzetten in de Middeleeuwen. Het zijn vijanden van verlichting en beschaving.’



Spreek de waarheid. Het is een mooi en krachtig gebod, maar wie er eenmaal aan begint, merkt dat het niet zo eenvoudig is om het uit te voeren. ‘De Spreker van Waarheid’ in de film heeft -in werkelijkheid- wellicht ook vaak besloten om de dingen niet echt bij hun naam te noemen. De film zelf is voortdurend op zoek geweest naar de grenzen van noodzakelijke informatie en begrijpelijke afscherming van bedreigde mensen. Waarheid is nergens een verworvenheid en waar ideologen het hoge woord voeren, ligt ze zeker onder vuur. Op ons zomerse terras vroeg ik Traïdia hoe hij aankijkt tegen de moslimfundamentalisten in Algerije. ‘Ik vind het fundamentalisme zeer beperkend, maar het wordt me in het Westen te vaak op het bordje van de islam geschoven’, reageert Traïdia. ‘Het christelijke fundamentalisme, dat hier nog niet zo lang geleden gold, wordt dan voor het gemak even vergeten. Fundamentalisme is iets waartegen we ons allemaal, in alle tijden en culturen, moeten verzetten.’ Gelooft Traïdia zelf in God? ‘Ik zou graag in mensen willen geloven. Het zou mooi zijn als we in elkaar en in het menselijk potentieel konden geloven. Als we daar nou eens een religie van maken, met liefde als drijfveer?’



Kadertekst 1:

CENSUUR OP DE WAARHEID

Journalistiek is waarschijnlijk het meest onzalige beroep dat je maar kunt uitoefenen in Algerije. In elk geval waren journalisten tot voor kort gezworen vijanden van de GIA, de groep die het bloed van tienduizenden burgers aan de handen heeft kleven. ‘Wie strijdt met de pen, sterft door het mes’, was hun motto, dat ze meer dan eens waar maakten. Sinds afgelopen zomer heeft de nieuw gekozen president Bouteflika echter werk gemaakt van een tegenoffensief tegen de GIA. De meeste commando’s zijn teruggedreven en het geweld is zowaar wat afgenomen. De afnemende dreiging van de fundamentalisten doet echter niets af van de voortdurende censuur die de staat uitoefent op journalisten. Bouteflika probeert weliswaar de breuk met het FIS te herstellen, maar herstelt nog niet de persvrijheid. De staat heeft het monopolie op alles waarvan kranten afhankelijk zijn: papier, drukkerijen en advertenties. Zo kan het kritische onafhankelijke kranten, die moeten bestaan van advertentie-inkomsten, flink moeilijk worden gemaakt. Helaas stuurde Bouteflika bij zijn aantreden de minister van communicatie, die onder zijn voorganger diende, de laan uit. Deze man was van plan het verbod op enkele onafhankelijke kranten op te heffen. Ook wilde hij het monopolie breken dat de staat heeft op het plaatsen van advertenties. Staatsbedrijven plaatsen al hun advertenties uitsluitend in regeringsgezinde kranten. Maar met de liberale minister voor communicatie verdwenen ook de aangekondigde hervormingen. Bouteflika ziet journalisten meer als doorgeefluik van zijn boodschap. Veel meer dan zijn voorganger gebruikt hij de media om zich tot het volk te richten.

Buitenlandse journalisten kunnen niet monddood worden gemaakt, maar hun bewegingsvrijheid kan wel worden beperkt en ze kunnen behoorlijk tegengewerkt worden. De Algerijnse regering meldt dat veiligheidsescortes essentieel zijn voor de bescherming van buitenlandse journalisten. Gedurende de eerste helft van de jaren negentig was Algerije inderdaad het meest gevaarlijke land ter wereld om als journalist actief te zijn. Tenminste achtenvijftig verslaggevers en redacteuren zijn tussen 1993 en 1996 vermoord, vermoedelijk door militante groepen. Een aanslag op een buitenlandse journalist leverde de fundamentalisten uiteraard veel publiciteit op. Maar de laatste jaren is, mede door de inspanningen van de regering zelf, de veiligheidssituatie opmerkelijk verbeterd. Er is nog slechts af en toe een terroristische stuiptrekking. Veel buitenlandse journalisten klagen dan ook dat de verplichte ‘lijfwachten’ die zij mee krijgen, inmiddels niet meer zozeer bedoeld zijn om hen te beschermen, maar om hen te controleren. Want mensen op straat, laat staan opposanten, zullen niet openhartig en vrijuit spreken wanneer ze zien dat de journalist een bewapende politieagent in zijn kielzog heeft. Het gebrek aan betrouwbare en gedetailleerde informatie maakte het moeilijk de burgeroorlog adequaat te verslaan. In 1998 meldde de BBC dat het gebrek aan plaatselijke reportages ervoor zorgde dat het in toenemende mate moeilijk werd om te weten wat er gaande was binnen Algerije.

Hoe vrijelijk kan een gewone Algerijn zijn mening geven in Algerije? Karim Traïdia: ‘Algerijnen zijn opgevoed met zelfcensuur. Ze weten dat de geheime dienst het oor te luisteren legt. Toen ik nog in Algerije woonde, kon ik gewoon met mijn vrienden praten, maar bij openbare en officiële gelegenheden, pas je automatisch op met wat je zegt. Overigens ervaarde ik de dictatuur onder president Boumedienne anders toen ik weg was dan toen ik er woonde. In het land voelde ik me vrij, want ik liep in dezelfde richting als iedereen. Je moest het systeem om je heen accepteren. Pas als je je omdraait, en tegen de richting in schreeuwt, dan krijg je problemen. In het buitenland hoorde ik pas dat leden van illegale partijen werden opgepakt en verdwenen. Toen ook pas, zag ik het land langzaam naar de haaien gaan door het gebrek aan beheer en door corruptie. Maar nu is het volk wakker geworden en heeft zo zijn eigen manier van verzet tegen de vrijheidsbeperkingen die overheid en islamisten proberen op te leggen. Humor is bijvoorbeeld moeilijk te censureren, dus worden er ongelooflijk veel grappen over ministers gemaakt. Als dorpen worden bedreigd, gaan mensen tóch naar hun werk, kinderen tóch naar school en vrouwen tóch de deur uit zonder sluier. Zelfs als er bommen worden gegooid. Er is een prijs die ze betalen, maar ze geven zich niet over.’



Kadertekst 2:

DUIZEND EN NOG EENS DUIZEND EN NOG…

Het leger is de machtigste instelling van Algerije. Deze macht verwierven de militairen tijdens en kort na een verbeten bevrijdingsstrijd. De Franse kolonisator had zoveel belangen in Algerije dat onafhankelijkheid pas in 1962 mogelijk bleek, na acht jaar oorlog en honderdduizenden mensenlevens. Een staatsgreep onder leiding van Boumedienne brengt in 1965 het leger definitief aan de macht. Grote delen van de economie worden genationaliseerd en de enige toegelaten partij FLN (Front voor Nationale Bevrijding) kiest resoluut voor een autoritaire, socialistische koers. De uitbouw van een zware industrie krijgt alle prioriteit en wordt mogelijk gemaakt door de massale uitvoer van olie en gas. Het regime verwerft een ruime populariteit dankzij de spectaculair gestegen inkomsten na de oliecrisissen van 1973 en 1979, waardoor ook flinke staatssubsidies mogelijk zijn voor basisbehoeften en allerhande sociale voorzieningen.

President Chadli, de opvolger van Boumedienne, wil het leger minder zichtbaar aanwezig maken en geleidelijk ook het privé-initiatief een plaats geven in de economie. Maar in de tweede helft van de jaren tachtig keert het tij. De olieprijzen kelderen, de staatsschuld verdubbelt en de ongebreidelde bevolkingsgroei schept een explosieve toestand. Voor de meeste jongeren wordt het onmogelijk nog werk of een woning te vinden. Het algemene onbehagen leidt in oktober 1988 tot rellen in verscheidene Algerijnse steden, die door het leger prompt de kop worden ingedrukt. Honderden jongeren sterven op straat. Chadli beseft nu dat er dringend werk moet worden gemaakt van ingrijpende politieke hervormingen. Maar het is reeds te laat. Het Islamitische Heilsfront (FIS) is in een mum van tijd erin geslaagd zich als alternatief te profileren voor de corrupte en in diskrediet geraakte FLN-baronnen. De parlementsverkiezingen van december 1991 moesten de bekroning worden van de democratiseringsinspanningen van Chadli, maar na de eerste ronde blijkt dat de islamitische fundamentalisten op weg zijn naar een absolute meerderheid. Het leger dwingt Chadli tot aftreden, annuleert de tweede ronde van de verkiezingen, roept de noodtoestand uit en stelt het FIS buiten de wet.

De politieke elite en het leger kiezen uit zelfbehoud voor de harde aanpak. Tegelijk grijpen de islamisten naar de wapens en het land glijdt af naar een ongemeen bloedige en niet langer te ontwarren burgeroorlog. Allerhande gewapende groepen vereffenen na verloop van tijd hun eigen rekeningen en streven particulier gewin na. Vooral de Gewapende Islamitische Groepen (GIA) verwerven een sinistere faam met hun gruwelijke terreur op onschuldige burgers. Voor de tweede keer deze eeuw sterven in zeven jaar tijd meer dan honderdduizend Algerijnen een gewelddadige dood.

Sinds kort is er weer wat hoop. Abdelaziz Bouteflika, die in april 1999 de presidentsverkiezingen won nadat de andere zes kandidaten zich hadden teruggetrokken wegens vermeende fraude, roept op tot nationale verzoening. In juli verleent hij amnestie aan duizenden moslimextremisten en op 16 september stemmen niet minder dan 98 procent van de kiezers voor zijn wet op de nationale verzoening. Een duidelijk vredessignaal, dat deze keer hopelijk bestand zal zijn tegen de destructieve zuigkracht van de fanatici aan weerszijden.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.