Op zoek naar eetbaars in de bossen van Congo

De kennis van de lokale Congolese bevolking over wilde voedselplanten in kaart brengen, de plantensoorten met landbouwpotentieel selecteren en de vruchten op de markt brengen. Dat is in een notendop het onderzoek van bio-ingenieur Céline Termote aan de Gentste universiteit. “Je kan perfect een evenwichtig dieet samenstellen dat enkel uit lokale planten bestaat”.
“De Congolese wouden bulken van planten met een hoge voedingswaarde”, weet Termote. Uit zo’n 200 soorten die in het wild groeien, wil ze samen met haar team een vijftal planten met een groot potentieel selecteren. “Het is de bedoeling op termijn deze planten in teelt te brengen”, zegt de doctoraatsstudente die haar veldonderzoek in de streek van Kisangani verricht. Vorige week bekroonde de Belgische Stichting Roeping haar inspanningen met een beurs van 10.000 euro.
“Voor de ontwikkeling van een regio is het belangrijk de wilde voedselplanten in kaart te brengen en hun voedingswaarden te verzilveren”, stelt Termote. “Veel van wat de Congolezen vandaag consumeren, wordt ingevoerd. Dat zorgt voor hoge voedselprijzen.” Bovendien hebben de meeste voedselgewassen die ze vandaag telen (maniok, maïs, rijst,…) hun oorsprongsgebied elders. “Terwijl het perfect mogelijk is om een voedingspatroon samen te stellen dat enkel uit lokale planten bestaat.”
Wilde voedselplanten helpen de boeren om hun inkomen te diversifiëren. “Dat maakt hen minder kwetsbaar als hun oogst mislukt of als de prijzen van een bepaald voedingsgewas kelderen”, zegt Termote. De resultaten van haar onderzoek moeten bijdragen tot de voedselveiligheid in het gebied.

Mentaliteitswijziging


De Congolese landbouw zit na een lange periode van oorlog en onrust in het slop. “Mensen verlaten de velden om in de mijnen te gaan werken”, legt Termote uit. “Je mag investeren in de mijnbouw zoveel je wil, mijnarbeiders moeten ook eten”. Voor haar begint ontwikkeling bij landbouw. “Als de productiviteit van de boeren omhoog gaat, ontstaat er een overschot aan arbeidskrachten dat in andere sectoren aan de slag kan. Er is een mentaliteitswijziging nodig.”
Haar onderzoek naar deze wilde eetbare planten gebeurt in samenwerking met de universiteit van Kisangani. Ze richt zich samen met haar medewerkers op 13 stammen in het district Tshopo. Per bevolkingsgroep bezoeken ze een drietal dorpen. “In onze enquêtes vragen we de inwoners naar de naam, vindplaats en smaak van wilde planten”, legt Termote uit.
Daarnaast spreken de onderzoekers in elke dorp met een dertigtal gezinnen over de consumptie van deze planten. Zo willen ze nagaan of het interessant zou zijn om een bepaalde vrucht of groente op de markt te brengen. Tot slot worden de planten ter plaatse geanalyseerd, om na te gaan welke voedingstoffen en eventueel welke schadelijke elementen ze bevatten.
Er is interesse bij de Congolezen voor haar werk. “Ze leven van het woud, maar hebben nooit stilgestaan bij de kennis die ze hebben over deze planten”, ondervond Termote. “Ons onderzoek heeft hen de ogen geopend. Ze beseffen nu dat die kennis niet verloren mag gaan.” Bovendien kloegen veel mensen dat bepaalde plantensoorten niet verkrijgbaar zijn op de markt. Ook daar wil het Gentse onderzoek verandering in brengen.

Lekkerder dan mango


De wilde voedselplanten gaan van vruchten over wortelknollen tot bladgroenten. Gnetum africanum is zo’n plant, met harde bladeren die zeer gegeerd zijn. Ze dienen niet voor lokale consumptie in Kisangani, maar worden massaal overgevlogen naar de hoofdstad Kinshasa. Omdat er veel geld mee gemoeid is, kan deze Gnetum een belangrijke inkomensbron zijn voor lokale bevolking. Maar Termote waarschuwt: “De bladeren worden op grote schaal in het wild geplukt, met nefaste gevolgen voor de lianen waaraan ze groeien. De teelt van deze plant staat nog niet punt, waardoor de variëteit in haar voortbestaan bedreigd is.”
Een ander voorbeeld is Piper guineensis, een variant van de zwarte peper waaraan de Congolezen medicinale eigenschappen toeschrijven. De trosjes met oranje peperbolletjes die aan lianen hangen, zijn ook andere delen van Afrika zeer gegeerd. Anomidium mannii ten slotte, draagt grote vruchten die bijna elke stam kent. Termote vindt die beter smaken dan mango. “Het enige probleem is dat ze niet bewaard kunnen worden, dat maakt de verkoop ervan minder interessant.”
De technieken die Termote in een volgende fase van haar project aan de lokale boeren wil aanleren, zijn die van de duurzame landbouw. Door bijvoorbeeld fruitbomen aan te planten maakt een boer zijn veld vruchtbaarder. Door verschillende gewassen te telen, heeft die boer ook minder kans op plantenziektes.
Termote houdt de methode voor ogen die het World Agroforestry Centre (ICRAF) in Kameroen toepast. “De kleine boer kan niet concurreren met de prijzen op de internationale markt. Door een lokaal product, zoals de wilde voedselplanten, te kweken voor een nichemarkt, kan hij zelf de prijs bepalen. Die boer onderhoudt direct contact met zijn afnemers, op wie hij de prijs en de kwaliteit afstemt. Zo verzekert hij zich van een degelijk inkomen.”

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.