Opkomende markten, opkomende machten Dossier

Een aantal grote ontwikkelingslanden kende de voorbije jaren een steile economische opgang. Verandert dat, na vijf eeuwen westerse dominantie, de machtsverhoudingen in de wereld?
‘We voelen duidelijk dat de houding van de Europeanen tegenover China is veranderd. In het verleden vroegen mensen ons altijd of we Japanners of Zuid-Koreanen waren, nu vragen ze meteen of we Chinees zijn. In sommige winkels hier in Brussel kennen ze zelfs al enkele woordjes Chinees.’ Guan Chengyuan, ambassadeur van China bij de Europese Unie, zegt het met een zeker genoegen. Hij maakt duidelijk dat de verandering in de economische verhoudingen in de wereld kennelijk zo groot is dat ze zelfs op straat voelbaar wordt.
Zeker voor China is dat niet zo verwonderlijk. De Chinese economie groeit nu al twintig jaar lang gemiddeld met 9 procent per jaar. Dat is om de acht jaar een verdubbeling, of een verzesvoudiging van het BNP tussen 1983 en 2003. De National Intelligence Council (NIC), die alle inlichtingendiensten van de VS overkoepelt, voorspelt dat de Chinese economie in omvang nog dit jaar de Britse overvleugelt, in 2010 de Duitse en vijf jaar later die van Japan. In 2040 worden ook de Verenigde Staten gepasseerd.
Maar er is meer. Diezelfde NIC verwacht dat ook de economie van India tegen 2015 groter zal zijn dan die van Italië en vijf jaar later ook dan die van Frankrijk en Duitsland. India begon iets later aan zijn economische opmars, maar kende het voorbije decennium een jaarlijkse groei van 6 procent. Het land profileert zich nu al als een grootmacht in de informatietechnologie.
‘Indiërs speelden een cruciale rol in Silicon Valley. Dat heeft ons imago zeker geen kwaad gedaan. Ik denk dat de buitenwereld nu ons potentieel erkent’, weet R.M. Abhyankar, de Indiase ambassadeur in België. Volgens de OESO is het aandeel van India en China in de wereldeconomie tussen 1950 en 1998 verdubbeld van minder dan 10 procent tot 20 procent.
China en India -met voorsprong de twee volkrijkste landen- kenden de snelste economische groei, maar ook andere ontwikkelingslanden ontpoppen zich tot regionale grootmacht. Het NIC bijvoorbeeld rekent ook Brazilië, Zuid-Afrika en Indonesië tot de opkomende machten. Brazilië kan niet de indrukwekkende groeicijfers voorleggen van India en China, maar is wel de spil van de Latijns-Amerikaanse economie. En Jeronimo Moscardo, de Braziliaanse ambassadeur in België, kijkt vooruit: ‘Nu meet men rijkdom nog af aan de hoeveelheid auto’s in een land. Dat zal in de toekomst veranderen.
Brazilië is het Saoedi-Arabië van het water en de biodiversiteit, de rijkdom van de toekomst.’Het klopt alleszins dat Brazilië over enorme natuurlijke rijkdommen beschikt en over zeer veel ruimte. Als de Chinezen meer vlees willen eten, zal dat vlees komen van dieren die gevoederd worden met Braziliaanse soja.
Zuid-Afrika van zijn kant heeft aan zijn vreedzame breuk met de Apartheid een enorm prestige ontleend en is tevens goed voor 40 procent van de Afrikaanse economie. Toch is het in vergelijking met India en China een trage groeier en kreunt het onder een loodzware aids-epidemie, die de levensverwachting ondertussen heeft gereduceerd tot 46 jaar. Vergelijk dat met de 71 jaar in China, 69 in Brazilië en 63 in India: het wegmaaien van zoveel mensen in de bloei van hun leven heeft uiteraard zware economische gevolgen.
Dat alles wil niet zeggen dat het armoedeprobleem in die landen is opgelost. Verre van zelfs. India (gemiddeld jaarinkomen: 540 dollar per hoofd) telt nog altijd het grootste aantal armen en ongeletterden in de wereld. Brazilië (gemiddeld jaarinkomen: 2720 dollar) blijft de wereldkampioen van de sociale ongelijkheid, ook al probeert de linkse president Lula die aloude realiteit te verzachten. China mag dan wel zijn gemiddeld jaarinkomen hebben opgekrikt tot 1100 dollar, de Wereldbank heeft sinds zijn ontstaan nooit een snellere toename van de inkomensgelijkheid gemeten dan in het China van de voorbije tien jaar.

De nieuwe zakelijkheid


Professor Ruddy Doom van het Centrum voor Studie van de Derde Wereld van de Universiteit Gent twijfelt er niet aan dat de economische machtsverhoudingen veranderd zijn: ‘Zozeer zelfs dat ik me afvraag of we de naam van ons centrum niet moeten veranderen. Bestaat er vandaag nog zoiets als één Derde Wereld? Hoort China daar nog bij? Wel is het de vraag hoe en wanneer de economische verandering zich vertaalt in politieke machtsverschuivingen. Daar zit vaak vertraging op.’
Toch gaat er van de groeiende berg cash van de opkomende machten een heel direct effect uit, en niet enkel tegenover andere ontwikkelingslanden. ‘We kunnen veel kopen op de internationale markten en andere landen waarderen dat uiteraard’, formuleert ambassadeur Guan voorzichtig. ‘Vlaamse burgemeesters zien al legers van Chinese toeristen op komst.’ Wie koopkracht heeft, wordt met meer egards behandeld, stelt ook de Zuid-Afrikaanse ambassadeur in België, Jerry Matjila: ‘Landen met grote afzetmarkten zoals Brazilië of Thailand slagen er beter in de Verenigde Staten of de Europese Unie te beïnvloeden. En wie durft er echt moeilijk doen over de mensenrechten in China?’
Meer algemeen neemt de zogenaamde Zuid-Zuidhandel tussen de 132 ontwikkelingslanden elk jaar met 10 procent toe, meer dan twee keer zo snel als de wereldhandel. De handel tussen India en China is tussen 1991 en 2004 verveertigvoudigd tot 10 miljard dollar. Meer dan 40 procent van de export van ontwikkelingslanden gaat nu naar andere ontwikkelingslanden.
De opkomende machten zijn niet enkel grote consumenten maar ook investeerders. Hun overheden wagen zich soms aan bescheiden vormen van ontwikkelingshulp, maar het zijn vooral private investeringen door multinationale ondernemingen uit deze landen die opvallen. Volgens de Wereldbank komt tegenwoordig een derde (!) van de buitenlandse investeringen in ontwikkelingslanden uit andere ontwikkelingslanden, waarbij onze grote vier -China, India, Brazilië en Zuid-Afrika- plus Maleisië vooraan staan. Vorig jaar waren deze Zuid-Zuidinvesteringen goed voor 40 miljard dollar. Zelfs het Noorden kijkt al reikhalzend uit naar investeringen uit het Zuiden: de Britse premier Tony Blair probeert dezer dagen zijn herverkiezing onder meer te verzekeren door het Chinese Shanghai Automotive Industry Corporation beleefd te vragen de noodlijdende autofabrikant MG Rover van de ondergang te redden.
Die economische “onderbouw” maakt het politieke leiderschap van de opkomende machten in de ontwikkelingswereld evidenter. ‘You have to walk the talk’, zegt Jerry Matjila daarover. ‘Zuid-Afrika is de grootste investeerder in Afrika, daarom aanvaardt men makkelijker dat we namens Afrika spreken.’

De lange mars door het systeem


Klassiek is dat opkomende machten in eerste instantie hun invloed op het wereldtoneel vergroten door zich te ontwikkelen tot regionale grootmacht. Toch worden ook buiten de eigen regio allerlei andere samenwerkingsverbanden. Zo organiseert China nu jaarlijks een Sino-Afrikaans en een Sino-Arabisch forum. Het land probeert overal betere relaties uit te bouwen -groeien zonder de wereld te bedreigen, is de beleidslijn. Dat is niet alleen politiek gemotiveerd maar ook economisch: alleen al voor zijn pijlsnel groeiende energienoden heeft China er belang bij overal goede relaties te hebben.
Is er sprake van een As van de opkomende machten? Niet echt of toch zeker niet exclusief. Er is intense samenwerking tussen de vier, maar de diplomatie van deze landen is erg veelzijdig. Vooral India, Brazilië en Zuid-Afrika hebben duidelijk veel sympathie voor elkaar en houden elk jaar een zogenaamd IBSA-forum. Ze onderstrepen graag de levenskracht van hun democratie - ‘Wij hebben van niemand les in democratie te krijgen’, vindt R.M Abhyankar -en een Indiase steek richting China is dan bijvoorbeeld nooit ver weg. Het IBSA-forum profileert zich wel wat als spreekbuis van het Zuiden, maar tegelijkertijd onderstreept India dat zijn relaties met de VS nog nooit zo goed zijn geweest als nu. Ook China benadrukt dat het niet tegen de VS is, wat logisch is, gezien de enorme handelsoverschotten die het met de VS heeft. China en India staan ook op de drempel van de G8 en de vraag is of ze daar nog als de spreekbuis van de ontwikkelingslanden zullen optreden.
Zeker is dat de samenwerking tussen ontwikkelingslanden pragmatischer is geworden. De G20, de groep van 20 ontwikkelingslanden (waaronder India, Brazilië, China en Zuid-Afrika) die op de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in het Mexicaanse Cancun (september 2003) de afschaffing eiste van de exportsubsidies voor landbouwproducten, is daar een duidelijk voorbeeld van.
De Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken Celsio Amorim liet dat toen ook duidelijk voelen: ‘We zijn pragmatisch, we geloven dat we binnen de WTO sociale doelen kunnen bereiken. Door samenwerking binnen de G20 verwerven we voldoende knowhow en onderhandelingscapaciteit om binnen de technische jungle die de WTO is, onze streng te trekken.’
Ook het IBSA-forum beperkt zich niet tot mooie verklaringen, maar ontwikkelt een heel actieprogramma op tal van terreinen, gaande van lucht- en scheepvaart over toerisme en onderwijs tot handel en defensie. Voor dat laatste wordt bijvoorbeeld gedacht aan gezamenlijke militaire oefeningen en training van personeel, of de gezamenlijke ontwikkeling van raketten of ander militair personeel.

Het gewicht van de reuzen


Professor Ruddy Doom ziet hier een uiterst belangrijke evolutie: ‘In de jaren zestig en zeventig geloofden de ontwikkelingslanden niet dat er plaats was voor nieuwkomers in het kapitalistisch systeem. Toen Zuid-Korea en Taiwan de neus aan het venster staken, heette het dat die kleine tijgertjes uitzonderingen waren. Nu het gaat om China en India is het duidelijk dat het kapitalisme een rekbaarder systeem is dan gedacht. Mao wilde tegen het systeem in de leiding nemen, het huidige China wil binnen het systeem leiden.’
Juist het geloof dat het mogelijk is binnen dit systeem te ontwikkelen, werkt pragmatisme in de hand. Wie alle heil verwachtte van een nieuwe internationale economische orde, moest wel een groot ideologisch blok vormen met alle ontwikkelingslanden, anders was zo’n groot doel sowieso onhaalbaar. Wie gelooft dat er binnen dit systeem ruimte is, probeert op allerlei manieren vooruit te komen. Als blok van ontwikkelingslanden strijden voor betere regels en voor hervormingen binnen het systeem is slechts een van de strategieën. Het uitbouwen van Zuid-Zuidhandel, regionaal en bilateraal, én het onderhouden van goede relaties met de rijke landen zijn even belangrijk.
Dat de grote jongens onder de ontwikkelingslanden nu geloven dat ze binnen het systeem kunnen ontwikkelen, roept minstens twee vragen op. Wat zal hun houding zijn tegenover de zwakkere ontwikkelingslanden? Aanvaarden ze dat die een andere aanpak nodig hebben dan zijzelf, en willen ze daar rekening mee houden? In woorden alvast wel, maar of daar in de praktijk veel van over blijft, zal moeten blijken. Tweede vraag is of de Aarde de integratie van deze reuzen in het consumptiekapitalisme wel kan verdragen.
India en China verwachten veel van de technologie, onder meer van kernenergie, om hun economische groei te verzoenen met een leefbare planeet. De erg eurofiele Braziliaanse ambassadeur Moscardo is pessimistischer. Hij noemt de Chinese explosie een apocalyps. ‘Iedereen juicht die boom toe maar dat is suicidair realisme. De planeet kan enkel overleven als we andere vormen van rijkdom leren ontwikkelen dan auto’s en andere materiële spullen. We moeten niet zozeer in Noord-Zuidtegenstellingen maar planetair denken.’
Hij dweept met het andersglobalisme dat elk jaar zijn tenten opslaat in de Braziliaanse stad Porto Alegre: ‘Daar zie je het linkse Europese denken dat het Zuiden voedt. Fantastisch. Latijns-Amerika vandaag is Europa toen dat continent nog revolutionair dacht.’ Moscardo erkent wel dat de meeste diplomaten niet echt op zijn golflengte zitten. ‘De Chinezen moet je op het andersglobalistische, revolutionaire en antimateriële discours niet echt op aanspreken. Zij vinden het Westen maar een voetnoot van de geschiedenis en wachten op de val ervan, zoals Byzantium destijds.’

De Europese visie slaat aan


Dat nieuwe pragmatisme garandeert evenwel nog niet dat nu ook de deuren naar de politieke macht open gaan. In sommige internationale instellingen zoals de Veiligheidsraad, de Wereldbank of het IMF hebben de opkomende machten geen vetorecht of ze hebben er minder stemmen. Dat zijn formele obstakels voor hun inspraak. Heel dikwijls hangt machtsuitoefening of het gebrek daaraan evenzeer af van informele factoren. Bij de Wereldhandelsorganisatie bijvoorbeeld speelde het gebrek aan onderhandelingscapaciteit heel lang in het nadeel van de ontwikkelingslanden.
Sinds het einde van de Koude Oorlog, en vooral sinds het aantreden van president George Bush jr., stelde zich het probleem van de dominante opstelling van de VS, die zich telkens weer wat gelijker achten dan alle anderen. De opkomende machten betreuren dat en zitten wat dat betreft op de Europese lijn van ‘een multipolaire wereld met sterke multilaterale instellingen’, zoals Rik Coolsaet, professor internationale politiek aan de Universiteit Gent die samenvat.
‘Sterke multilaterale instellingen met duidelijke regels voor iedereen temperen de overmacht van de grote landen, terwijl de kleinere landen minder onderhevig worden aan de grillen van de groten -waardoor de wereld voorspelbaarder wordt.’ Het is opvallend dat zelfs de grootste ontwikkelingslanden zich vierkant achter die visie stellen. ‘Op voorwaarde dat akkoorden en regels voor iedereen hetzelfde zijn’, voegen de Indiase en Chinese ambassadeurs er met enige stelligheid aan toe. Daarom verwerpt India een non-proliferatieverdrag dat uitgaat van vijf kernmachten waar het zelf niet bij is. China vindt de Amerikaanse oorlog in Irak een bewijs van twee maten en twee gewichten.
Als reuzen zoals India en China zich al herkennen in een wereld die geregeerd wordt door internationale afspraken en “wetten”, dan geldt dat zeker voor kleinere ontwikkelingslanden die nog meer belang hebben bij regels. De Europese wereldvisie -de logische tegenpool van de unipolaire wereldvisie van de VS, die zichzelf als enig machtscentrum zien- geniet dus brede steun bij de ontwikkelingslanden. Vraag is of de EU veel aanvangt met die steun. De historische en culturele banden met de VS -met ondermeer de militaire vervlechting in de NAVO- en tegengestelde belangen op economisch gebied remmen een meer uitgesproken front tussen de EU en de ontwikkelingslanden ongetwijfeld af. Bovendien wil elk land liefst toch zo goed mogelijke relaties met de VS.
In verband met China is de officiële EU-lijn dat beide samen global governance en het multilateralisme moeten promoten, maar wat betekent dat in de praktijk? Coolsaet plaatst de discussie over de opheffing van het wapenembargo tegenover China in dat kader. ‘Door dat embargo plaatst de EU China bij Soedan en Zimbabwe de twee landen die eveneens onder een EU-wapenembargo vallen. Dat embargo is een puur symbolische kwestie: de opheffing zal niet leiden tot meer wapenhandel met China omdat er erg veel beperkingen blijven. Uiteindelijk is het de vraag of de EU wel een structureel genormaliseerde relatie met China kan hebben.’
Coolsaet wijst er ook op dat de EU, onder Chris Patten als Eurocommissaris Buitenlandse Betrekkingen, de voorbije jaren zes strategische partnerships op de sporen heeft gezet. De VS, Canada, Rusland en Japan zijn daar bij, maar ook India en China. Coolsaet: ‘Kiezen voor die zes, was een duidelijk multipolair statement. Sinds Patten weg is, is die dynamiek wat stilgevallen. Zijn opvolgster Benita Ferrero-Waldner weegt lichter. Bovendien slorpt de EU-uitbreiding veel energie op.
Ook is onvoldoende uitgeklaard of Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk Buitenlands Beleid die handelt namens de Raad van 25 ministers, dan wel Ferrero-Waldner die rijdt voor de Commissie dit beleid moet voortzetten. Wat daar ook van zij, als we echt meer gewicht willen in de wereld moeten we kiezen voor de zogenaamde communautaire methode, voor een heuse Europese diplomatie in plaats van voor 25 diplomatieën.’ Het is een mening die de ambassadeurs van de opkomende machten, en de Belgische regering, allemaal in meer of mindere mate delen.

Guan Chengyuan: ‘De VS moeten meer aan zelfkritiek doen’

Guan Chengyuan, China’s ambassadeur bij de Europese Unie vindt het maar normaal dat de Europese Unie er soms niet in slaagt met één stem te spreken. ‘We begrijpen dat. Er zijn tenslotte veel culturele en historische verschillen tussen de lidstaten De weg naar de Unie is niet recht. Voor ons is de EU op zich een prachtige creatie: het is uniek dat landen die eeuwenlang met elkaar oorlog hebben gevoerd, op deze manier hun verleden overstijgen. Ik heb gevoeld dat de Europese landen juist door het geval Irak begrepen hebben dat ze slechts echt kunnen wegen op de gebeurtenissen in de wereld als ze met één stem spreken. Ik geloof dat de Europeanen dat ook meer en meer zullen doen.’

Guan benadrukt dat de EU en China elkaar nu als globale strategische partners zien. China kan zich helemaal vinden in de multipolaire wereldvisie van de EU. ‘We zijn tegen een wereld met één supermacht die alle anderen domineert. We delen het Europese verlangen naar een evenwichtiger wereld met democratische relaties tussen de landen. Alle landen hebben het recht het woord te nemen en op basis van gelijkheid met elkaar in discussie te gaan.’ Guan benadrukt dat dit niet betekent dat China tegen de VS is, maar ‘als de EU en China samen iets bepleiten, versterkt dat wel onze stem’.

China gelooft net als de EU in sterke multilaterale instellingen en regels. ‘Het VN-handvest is de meest fundamentele internationale wet. Het is belangrijk voor stabiliteit in de wereld. We zijn voor sterke regels die aanvaard worden in consensus. Niemand mag zijn wil opleggen aan de anderen. De regels moeten voor iedereen gelden. De Irakoorlog heeft bewezen dat de VS het daar moeilijk mee hebben en eigenlijk hun wil aan de wereld willen opleggen.

De VS bekritiseren alle andere landen maar doen te weinig aan zelfkritiek. Ook inzake mensenrechten. Landen moeten tegenover elkaar kunnen toegeven dat ze niet perfect zijn, in plaats van zoals de VS te doen alsof ze de beste van de wereld zijn. De houding van de EU tegenover andere landen is realistischer en minder arrogant.’ Guan apprecieert ook dat de EU inzake de opwarming van de aarde zijn verantwoordelijkheid opneemt terwijl ‘de VS als grootste vervuiler enkel aan zichzelf denkt, en te weinig rekening houdt met de algemene belangen van de mensheid.’

Guan gelooft dat de relatie met de EU nog veel potentieel heeft. Economisch zijn de twee blokken complementair: de EU beschikt over technologie, knowhow en kapitaal, en China over een grote markt en massaal veel arbeiders. ‘Er zijn geen taboes tussen ons. Over mensenrechten hadden we al 18 discussierondes. Wij aanvaarden de mensenrechten als universeel geldend en hebben ze trouwens in onze grondwet ingeschreven. We hebben het verdrag over politieke en burgerrechten getekend en zullen dat binnen afzienbare tijd ook bekrachtigen. Over de interpretatie van die rechten is discussie mogelijk. Voor ons zijn socio-economische rechten -zoals het recht op leven- even belangrijk als individuele rechten.’

Het wapenembargo van de EU tegenover China vindt Guan een anachronisme. ‘Het strookt niet met een multipolaire visie op de wereld. Het probleem is veel meer politiek dan militair, want we hebben helemaal niet de bedoeling om Europese wapens te kopen, ze zijn veel te duur.’

China waardeert het feit dat de EU nogal wat geld uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking maar wijst erop dat bloedtransfusies niet volstaan en dat elk land ook zijn eigen bloed moet kunnen maken. ‘In de Wereldhandelsorganisatie zou de EU zich daarom wat genereuzer moeten opstellen en de zwakste ontwikkelingslanden meer toegang tot zijn markten moeten geven.’ (jvd)



Jerry Matjila: ‘De EU overtuigt ons meer’

De Zuid-Afrikaanse ambassadeur in Brussel, Jerry Matjila, voelt op allerlei manieren dat Zuid-Afrika meetelt in de wereld. ‘Er wordt van uit gegaan dat wij een leidende rol te spelen hebben in Afrika. Daarom nodigde de G8 ons uit als dialoogpartner. In de regio van de Grote Meren zijn we samen met België een stuwende kracht. In de WTO of de VN wordt aanvaard dat wij de stem van de stemlozen laten klinken en de Afrikaanse aspiraties verwoorden. We werken ook samen met de ACP-landen om de gevolgen van de handelsverdragen voor hen te verzachten. We wijzen hen erop dat ze beter competitief leren zijn in de wereldeconomie. Om hen daarbij te helpen, zetten we onze grenzen open voor producten uit de Minst Ontwikkelde Landen, en investeren we er veel. Naarmate we een grotere economische rol spelen in ontwikkelingslanden, worden we ook meer als spreekbuis aanvaard.’

Ook Matjila is voor een sterker multilateralisme en internationale regels die iedereen moet naleven. Hij pleit zelfs voor nalevingsregimes die ervoor zorgen dat ‘zelfs de grootste landen de regels naleven.’ Dat leiders van de meeste ontwikkelingslanden gekant zijn tegen strenge een controle op de naleving van bijvoorbeeld de mensenrechtenverdragen, vindt Matjila geen argument.

‘In de Afrikaanse Unie zijn leiders die aan de macht komen via een staatsgreep niet langer welkom. We hebben periodieke evaluatiemechanismen die nagaan of de Afrikaanse democratieën wel goed werken. Je kan het imperialisme niet voor eeuwig de schuld van alle onheil geven. We moeten zelf ook werken aan goed bestuur.’ Matjila gelooft dat de Europeanen stilaan begrijpen dat er een nieuwe generatie van Afrikaanse leiders aankomt die kan helpen om de problemen van het continent aan te pakken. ‘Ik hoop daarom dat de huidige militaire aanwezigheid van de EU in Congo de laatste keer is dat er nog Europese troepen naar Afrika gestuurd werden. De Afrikaanse Unie heeft zelf troepen genoeg. We hebben vooral nood aan middelen.’

Het einde van de Koude Oorlog heeft de VS er volgens Matjila toe verleid brute macht te gebruiken. ‘Ze voelden zich machtiger dan God, maar Irak leert hen dat ook zij nood hebben aan de medewerking van andere landen.’ Matjila vindt het makkelijker met de EU om te gaan dan met andere grootmachten. ‘De EU neemt vaak een pro poor houding aan. Ze besteedt meer geld aan hulp en helpt ons mensen op te leiden. Zuid-Afrika zou nooit staan waar het nu staat zonder de genereuze steun van de EU inzake investeringen, toerisme of overdracht van technologie. De EU werkt met soft power en dat overtuigt meer. Harde macht schrikt af: je vraagt je af wie het volgende land wordt waar de tanks zullen rijden.’ Matjila stelt wel vast dat de Europese landen een andere, minder sociale toon aanslaan in de WTO of het IMF.

De Europese eenmaking ziet Matjila als een proces dat onvermijdelijk tijd vergt maar wel lonend is. ‘Waar de EU met één stem spreekt, zoals in handel of hulp, wint ze enorm aan gewicht. Ik denk dat dit de komende 15 jaar ook op het gebied van buitenlands beleid en defensie zal gebeuren.’

Matjila gelooft sterk in frontvorming onder ontwikkelingslanden. ‘Door samen te staan, verplichten we de grote jongens naar ons te luisteren en kunnen ze ons niet langer negeren.’ Hij meent dat China daarin een partner is en blijft. ‘Ze staan voor dezelfde ontwikkelingsuitdagingen als wij. Bovendien geloven de Chinezen sterk in een multilateralisme. Dat ze uitgenodigd worden in de G8, is een goede zaak: zo kunnen ze onze boodschap ook daar laten horen.’(jvd)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.