"Peruaanse president had banden met doodseskaders"

Het document, amper één pagina lang en opgesteld in het najaar van 1987, stelt dat de partij van de Peruaanse president, APRA, en topfiguren uit de Peruaanse regering een geheime paramilitaire organisatie leidden. Die was ondermeer verantwoordelijk voor een bomaanslag op de kantoren van de krant El Diario. Het document gaat er duidelijk van uit dat García de bevelen gaf.
Zo stelt de tekst dat “Op bevel van García om terug te slaan na de moord op 2 oktober 1987 op een APRA-leider, COSEPAP (een geheime APRA-tak) een bomaanslag organiseerde op een krant die pro-SL was”. SL staat voor Sendero Luminoso, de maoïstische guerrillabeweging die toen in Peru oppermachtig was.
Het rapport, dat is opgesteld als een feitelijke weergave en niet als speculatie, kwam aan het licht nadat er een referentie naar het bewuste document gevonden werd in de bibliotheek van voormalig Amerikaans president Ronald Reagan. Het werd opgediept uit de archieven van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad, die de Amerikaanse president adviseert over het buitenlandse beleid.
Het is al jaren bekend dat er tijdens de eerste ambtstermijn van García een Rodrigo Franco Commando actief was. Dat was een paramilitaire tak van APRA die tegenstanders om het leven bracht. De Peruaanse Commissie voor Waarheid en Verzoening kwam na onderzoek tot de conclusie dat het bevel over het commando bij de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Agustín Mantilla lag, maar repte toen met geen woord over directe banden met president García, die het bestaan van het commando in 2003 nog afdeed als “fantasie”.
Onder een paragraaf met de titel ‘Rapporten van executies’ stelt het document “dat Mantilla vindt dat APRA nood heeft aan de capaciteit om terroristen te elimineren, omdat het rechtssysteem de neiging heeft ze vrij te laten en de politiediensten weigeren SL-gevangenen te doden.” De laatste vier regels van die paragraaf zijn nog steeds geheim en zijn uitgewist in de versie die werd vrijgegeven.
“Hoewel de paramilitaire eenheden nu enkel lijken te opereren tegen terroristen, maakt het geweld ook de politieke tegenstanders van García zenuwachtig”, gaat de tekst verder. “Parlementsleden van de oppositie probeerden de minister ter verantwoording te roepen voor een poging tot kidnapping van een links parlementslid dat verdacht werd van banden met SL.”
De APRA-parlementsleden kregen bepaalde informatie over de paramilitaire operaties. “Nadat op García’s bevel de APRA-parlementsleden gebriefd werden over de ‘zelfverdedigingselementen’ van hun partij, gebruikten ze hun meerderheid in het parlement om de minister te steunen. Maar de reputatie van García als kruisvaarder voor de mensenrechten was besmeurd,” zegt het rapport met een zekere ironie.
Geen van de personen die in het document genoemd worden, is al berecht. Verschillende voormalige leiders en leden van het Rodrigo Franco Commando bekleden nu zelfs hoge functies binnen de regering-García. Ironisch genoeg kondigde García onlangs nog aan dat hij een lijst zou publiceren met de namen van 1.800 ‘bevrijde terroristen’, zodat mensen ze zouden kunnen herkennen en aangeven als ze deelnemen aan samenzweringen tegen de staat