Peruaanse vicepresident beschuldigd van zware corruptie

De beschuldiging slaat op de periode dat Giampietri bij de marine verantwoordelijk was voor de wapenaankopen, in 1994 en 1995. President was toen Alberto Fujimori (1990-2000), die nu in de cel zit voor mensenrechtenschendingen en corruptie.
Na bijna vijf jaar onderzoek kwam anticorruptieprocureur Marlene Berrú tot
de conclusie dat Giampietri bedrijven heeft bevoordeeld bij de wapenaankopen. De bedrijven behoorden tot het corruptienetwerk van Vladimiro Montesinos, de rechterhand van Fujimori.
Giampietri keurde de aankopen goed bij bedrijven die door Montesinos waren aangeduid. Montesinos ontving daarvoor miljoenen dollars smeergeld op Zwitserse bankrekeningen. De waarde van het aangekochte materiaal, onder meer raketten, torpedo’s en motoren, bedroeg 46 miljoen dollar.

Onhoudbaar

Giampietri zegt dat de beschuldiging van Berrú “onhoudbaar is en nergens op gebaseerd is”. De politieke meerderheid zegt dat beschuldiging politiek gemotiveerd is.
Doordat president Alan García op dit moment op rondreis is door Azië, neemt Giampietri het presidentschap waar. Voor de Nationalistische Peruaanse Partij, een oppositiepartij, kan dit niet. Víctor Andrés García, van de Parlementaire Alliantie, eist het ontslag van de vicepresident.
De bedrijven die smeergeld betaalden behoorden toe aan de Israëli Moshe Rothschild Chassin en de Peruanen Enrique Benavides Morales y Claus Corpancho Kleinicke. Rothschild en Benavides zijn voortvluchtig sinds 2001, Corpancho werd in 2007 door Spanje aan Peru uitgeleverd en zit nu in de cel.