Rachida Lamrabet, Michael De Cock en Kristin Rogghe willen kleur op Vlaamse podia

GEN2020 gelanceerd in Mechelen

Michael De Cock is acteur, regisseur, artistiek directeur van het Mechelse toneelgezelschap ‘t Arsenaal en de bezieler van GEN2020 waarmee hij jonge acteurs en theatermakers van diverse origine de weg naar de Vlaamse podia wil helpen vinden. Schrijfster Rachida Lamrabet zet haar schouders onder het project. MO* sprak met De Cock, Lamrabet en coördinator Kristin Rogghe over de noodzaak om extra inspanningen te doen om ook de culturele wereld rijker en diverser te maken.

  • Kenzo De Bruyn Michael De Cock Kenzo De Bruyn
  • Kenzo De Bruyn midden: Kristin Rogghe, links: Mohamed Ikoubâan van Moussem, rechts: Patrick De Groote van Zomer van Antwerpen Kenzo De Bruyn
  • Kenzo De Bruyn Rachida Lamrabet Kenzo De Bruyn
  • Kenzo De Bruyn stand-up komiek Arbi el Ayachi Kenzo De Bruyn
  • Kenzo De Bruyn slamdichter Seckou Ouologuem Kenzo De Bruyn

‘Ik heb gehoord dat de VRT hier vanavond ook zou zijn. Ik heb een idee voor een nieuwe fictieserie, dat ik dus bij deze zou willen voorstellen. ’t Gaat over een Marokkaanse jongen, die komt naar Antwerpen, ontmoet daar een schoon Vlaams katholiek meisje, die worden verliefd, trouwen, kopen zich een groot huis met een grote tuin, integreren zich perfect in de buurt. Volstrekt origineel! De eerste Belgische sciencefictionreeks!’ Aldus stand-up komiek Arbi el Ayachi op de lanceringsavond van GEN2020, een project dat meer kleur op de Vlaamse podia wil brengen.

Waarvoor staat GEN2020?

Michael De Cock: ‘GEN’ staat voor generatie 2020, de generatie van de toekomst. Vandaag hebben we een aantal spelers verzameld die goed zijn, die talent hebben, vaak mensen die al actief zijn in het theater. Het is dus niet onze verdienste van hen ontdekt te hebben, de bedoeling is wel met een aantal partners van binnen de sector die mensen naar het centrum van het culturele veld te leiden, hen de kans geven een netwerk uit te bouwen. En dit om twee redenen: enerzijds omdat ze talent hebben en getoond moeten worden, anderzijds omdat hun verhalen de onze kunnen verrijken.

Waarom is zo’n project nodig?

Michael De Cock: Waarom? Omdat het er niet is. Er is de laatste vijf à tien jaar veel gebeurd, maar onze kunsten zijn nog altijd te wit. Dus enerzijds om democratische redenen, als je steden krijgt die tot vijftig procent gekleurd zijn kunnen we het domein van de cultuur niet blijven opeisen voor onszelf. Anderzijds ook omdat het een nieuwe impuls kan geven aan een sector die anders dreigt te verkalken, voor een te beperkt middenklassepubliek gaat opereren.

Ik was op een lezing van Erik Corijn, die zei ‘Een natie is een natie, een stad is de wereld’. Vlaanderen is gewoon een andere natie, maar die stedelijke context, dat is een globale context vandaag. En die mondialisering is waar alles om draait tegenwoordig, van economische crisis tot de opwarming van de aarde. Die stedelijke context zit veel meer vervat in hen, in die mensen, dan in de verkavelingsvlaming. ‘Hen’, ja, wie zijn dat eigenlijk? Want hier aan tafel zitten zowel maghrebijnen die hier geboren zijn, als een Argentijn als een Zuid-Afrikaan die naar hier gekomen is met zijn vader. ‘Zij’ bestaan niet, zoals ook ‘wij’ niet bestaan. Maar het raakt wel een soort essentie, van die globaliteit, die mondialisering.

Wat zijn de knelpunten voor ‘allochtoon’ talent in Vlaanderen? Waarom is het hier anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk, die beide een sterke traditie van postkoloniale literatuur hebben?

Michael De Cock: De Marokkaanse migratie was van een andere aard dan een koloniale aard. Maar ik denk ook wel dat wij Vlamingen een nogal geperverteerde relatie hebben met onze taal, en met het opnemen van die andere gemeenschap. Ondanks het feit dat racisme een mondiaal gegeven is, zijn Nederland en Frankrijk daar beter mee omgesprongen, dat móet je vaststellen. In Parijs heeft de hiphopcultuur, de taal, het verlan, echt een boost gekregen door de nieuwkomers. Dat is bij ons nog steeds een probleem, en de reguliere kunstopleidingen blijven ook vaak steken op het feit van ‘je kan de taal niet goed genoeg’. Het is nog altijd een manier van exclusie, om te zeggen ‘jij kan Vondel nog niet spelen, dus houden we je erbuiten’. En er zijn nog tal van andere, sociale, redenen. Je kan het niet op één iets vastpinnen. Maar als je gaat redeneren en dan tot de conclusie komt, ‘’t zal wel in onze volksaard zitten’, dat is gevaarlijk. Ik geloof niet in volksaard.

Dit is voor mij als theatermaker eigenlijk ook niet de essentie. De interessantste projecten van de laatste jaren, dat waren gewoon die die met dat soort thema’s te maken hadden, waarin we met die mensen werkten. Dat is elke keer een groot avontuur, dat zijn de dingen die mij het meest uit evenwicht brengen. Meer dan wanneer ik werk met mensen die dezelfde opleiding gevolgd hebben, hetzelfde referentiekader hebben, ‘Klein klein kleutertje’ kennen, Tsjechof kennen. Je geraakt verder als je je eigen context in vraag durft te stellen. Tegelijk is er ook een deel waarin ik hen veel meer begrijp dan iemand anders die uit hetzelfde dorp komt. Zij zijn niet de ander, maar ze hebben wel een stuk van dat andere. Het breekt dingen open voor mij. Het publiek zit er ook op te wachten, waarmee ik bedoel dat mensen blij zien als ze goede voorstellingen zien.

Dit is een discussie die al twintig jaar bezig is, is er dan nog niets veranderd?

Michael De Cock: Ja, ik had onlangs die discussie met Joris Janssens van het Vlaams Theater Instituut, en hij zei dat ook, ‘we zijn er al twintig jaar over bezig’. Da’s niet ‘ál’, twintig jaar, dat is niet lang. Een maatschappij die tweeduizend jaar monocultureel is, die draai je niet zomaar ineens om tot een soort open samenleving. Er is een verschuiving bezig, Rachida Lamrabet is daar een voorbeeld van, Chika Unigwé, Fikry El Azzouzi ook – een schrijver waarvan ik veel verwacht. Er zijn dus absoluut wel stemmen. Lucas Vandervorst, die ik erg respecteer, zegt dat ze zich wel zullen aandienen, dat die verandering wel organisch zal komen. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar ik blijf zelf niet graag op mijn zakdoek staan, en ik vind ook dat je als cultuurmaker niet kan zeggen, ‘wel, het kan nog lang duren, maar ’t gaat wel’.

Kristin Rogghe: Het zou mooi zijn als een project als GEN2020 tegen die datum niet meer nodig is, dat het zichzelf zou opheffen omdat het al een evidentie is.

Wat zijn de concrete acties van GEN2020?

Kristin Rogghe: Het project werkt op twee sporen. Het ene is een reeks masterclasses, voor alle deelnemers samen, en het andere is een individueel traject per deelnemer. De masterclasses worden elke keer door een andere partner georganiseerd, die elk hun eigen expertise, hun eigen stijl hebben. Zo is een van de lijnen die we hier in ’t Arsenaal volgen documentair theater. NTGent is een ensemble van spelers, dus daar zal meer op het acteren worden gewerkt. Op de Zomer van Antwerpen komen heel veel verschillende gezelschappen uit binnen- en buitenland voorbij, en ook verschillende genres, van circusvoorstellingen tot klassiek teksttheater. En tegelijkertijd kunnen ze zo hun netwerk verbreden en krijgen ze een beeld van het podiumlandschap in Vlaanderen en een grotere zichtbaarheid, zowel binnen de sector als naar het publiek toe.

Daarnaast heb je dan het spoor van de individuele trajecten, waarbij iedereen aan een aparte coach gekoppeld wordt, acteurs en regisseurs die een eigen professionele carrière hebben. Door samen te werken met de deelnemers zal er dan die uitwisseling zijn.

Michael De Cock: Het is dus niet de bedoeling om een soort ‘conservatorium light’ te zijn. Het kan zijn dat die mensen gaan coachen, dat die zelf gaan meespelen, of nog iets anders. En het resultaat wordt dan na een jaar getoond. Dat is eigenlijk bijna belangrijker dan die masterclasses. Het professioneel werken is niet gewoon een einddoel, als iemand kan spelen moet die spelen, het is de bedoeling dat ze in de sector dan weten dat die mensen er klaar voor zijn en hen inschakelen.

 

‘Ik geloof / der is nog steeds nix veranderd / we steken de rede nog steeds onder stoelen en banken / nog steeds in een luchtbel die wankelt’. Zo verwoordde slamdichter Seckou het op de opening van GEN2020. Als Marokkaans-Vlaamse schrijfster kent Rachida Lamrabet niet alleen deze moeilijkheden , maar ook de kansen, de rijke voedingsbodem die een andere achtergrond kan bieden. Ze draagt het project dan ook een warm hart toe.

Voor GEN2020 bracht u een tekst over ‘de andere canon’, over identiteit, beelden en invloeden die verder gaan dan de verplichte lectuurlijst van de Vlaamse scholen. Uit welke werken bestaat uw persoonlijke canon?

Rachida Lamrabet: Dat is heel divers, je kan dat onmogelijk afbakenen. In eerste instantie denk ik aan boeken en werken die ik gelezen heb toen ik heel jong was, een aantal klassieke Vlaamse boeken. Daarna ook Elsschot en Louis Paul Boon, en op een gegeven moment, als je iets ouder wordt en je je gaat afvragen van ‘wie ben ik? Waar kom ik vandaan, waar komen mijn ouders vandaan, waar ga ik naartoe?’, dan ga je op zoek naar rolmodellen, mensen met een gelijkaardige achtergrond die schrijven. Ik denk bijvoorbeeld aan Ben Jelloun, aan Mohammed Choukri, Mahmoud Darwish. Ook de Franse klassiekers heb ik veel gelezen, Baudelaire, Guy de Maupassant. En Milan Kundera en Gabriel García Marquez las ik ook graag. Het is eigenlijk een mozaïek van schrijvers van over de hele wereld, de Afrikaanse Chinua Achebe, Toni Morrison was echt een revelatie, Maya Angelou in dezelfde lijn, ook Zuid-Afrikaanse schrijvers zoals Nadine Gordimer en Coetzee. Heel divers dus, en dat is, denk ik, de rijkdom die je hebt als je de mogelijkheid hebt die zoektocht in te zetten en je eigen geschiedenis gaat proberen te reconstrueren of beter te begrijpen.

Je hoort wel eens dat je als migrant bijna gedoemd ben om over migranten te schrijven. Wat denkt u daarvan?

Rachida Lamrabet: Daar ben ik het niet mee eens. Niemand ketent je vast aan een bepaald onderwerp. Maar het is wel zo dat het voor mij, als beginnend schrijver, belangrijk is om het nu te hebben over die hele achtergrond, die migratiecontext. Over wat dat is, en wat voor invloed het heeft op identiteitsvorming, op de plaats die je inneemt in de samenleving. Dat zijn acute, actuele vragen, die ik mij nu stel. Maar ik kan me inbeelden dat, als je eenmaal die initiële vragen, die heel erg dwingend zijn, geëxploreerd hebt in je eerste werk, dat dat minder opdringerig op de voorgrond zou kunnen komen.

Natuurlijk heb je ook, zoals de Turks-Belgische theatermaker Mesut Arslan te horen kreeg toen hij iets wou doen met teksten van Marguerite Duras en Oscar van den Boogaard, de reactie van ‘jongen, blijf toch bij ‘jouw’ thema’s, blijf toch bij ‘jouw’ verhalen, dat is beter’. Die verwachting is er ook: ‘Ja, goed, die mensen zijn allochtonen, die kunnen maar beter allochtone literatuur schrijven. Die hebben wel niet veel te maken met onze wereld, maar het is wel heel exotisch en heel leuk dat ze er zijn en dat ze ons die exotische verhalen kunnen geven’. En dat vind ik dan ook weer heel problematisch. ‘Allochtone literatuur’, dat zegt helemaal niets over de schrijver maar veel meer over de samenleving waarin we zitten, over de blankheid en monocultuur ervan.

Wat bedoelt u daar dan mee, met die rijkdom, die meerwaarde, die verder dan het migrantenthema gaat?

Rachida Lamrabet: Ik bedoel het kijken naar de wereld vanuit een bepaald perspectief, door een bepaalde bril. Als schrijver ben je in eerste instantie een schrijvend individu, en je bekijkt de wereld vanuit je allerpersoonlijkste invalshoek. Daarbij zeul je natuurlijk je achtergrond mee, je bent ook het product van je opvoeding, van je omgeving, en dat kleurt je blik en maakt die uniek. Wat we moeten nastreven is om inderdaad ruimte te geven aan die verschillende invalshoeken, en die ook te willen zien, te willen lezen. Door dat te doen ga je je realiseren dat er een hele reeks van manieren bestaat waarop je de werkelijkheid kan benaderen en uitleggen, en dat de Westerse, blanke invalshoek niet de enige juiste of zaligmakende hoeft te zijn. Je hebt die enorme diversiteit aan interpretaties, en die moet je ruimte bieden, want dat geeft een veel accurater beeld van de werkelijkheid, van de wereld waarin we leven.

Een project als GEN2020, dat focust op allochtone kunstenaars om net in te gaan tegen die categorie ‘allochtone kunst’, wat denkt u daarvan?

Rachida Lamrabet: Ik sta volledig achter GEN2020. We leven nog steeds in een veel te eenzijdige maatschappij, hoewel onze samenleving echt wel divers is. Een tijd terug stelde Wouter Hillaert in De Standaard [http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=N83A26OO] dat tegen het jaar 2020 zo’n veertig tot vijftig procent van de bevolking in de grote steden gekleurd zal zijn. Maar je ziet ze niet op televisie, in de kranten, op de bühne. En niet alleen daar, ook niet in belangrijke functies, er is in die groep ook een hoge werkloosheid, onderwijs is nog niet wat het moet zijn. Op alle maatschappelijke vlakken zijn er heel wat inhaalmanoeuvres nodig, en dus ook in het culturele domein. En dan zeggen sommigen inderdaad, ‘je moet daar geen speciale initiatieven voor nemen, want zo zet je ze dan toch nog in die aparte hoek en doe je eigenlijk meer kwaad dan goed. Het komt vanzelf wel goed, geef het de tijd’. Alleen is de vraag, hoe lang gaat dat dan nog duren, en kunnen we ons dat permitteren? Ik denk niet dat dat een goede zaak is, want dat zijn cruciale dingen en als we er niet actief iets aan doen, trekken we onze samenleving gewoon heel scheef. En blijft een hele groep mensen het gevoel hebben dat ze niet echt deel uitmaken van de maatschappij, en dat is voor beide groepen ongezond.

De laatste jaren zien we toch dat iemand als u deel begint uit te maken van het Belgische literaire patrimonium. Zijn de dingen aan het veranderen?

Rachida Lamrabet: Ja ik ben hoopvol gestemd. Je gaat pas je verhaal willen vertellen als je ook het gevoel hebt van, ‘hé, dit is mijn samenleving, en ik wil hier ook een verhaal over vertellen’. Ik vind het mooi dat ik aangekondigd word als Marokkaans-Vlaamse of Marokkaans-Belgische schrijfster, dat is iets waar ik mij veel meer mee kan verzoenen dan het etiket van allochtone schrijver. Je hanteert tenslotte een taal die we allemaal begrijpen, en je vertelt het verhaal van mensen die universeel en herkenbaar zijn. Hoewel de mensen in mijn boeken misschien voor het grootste deel Marokkaanse namen hebben, zijn het toch in eerste instantie mensen zoals u en ik, en dat moet voldoende zijn om erbij aan te knopen. En dat is wat ik wil bereiken.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.