Hier, in Chucuito, is Simon Pedro -nu zo’n vijftig jaar oud- een nieuwe mens geworden. Jarenlang woonde hij in Lima, als monnik van de enige contemplatieve orde die Peru rijk is. Enkele jaren geleden zette hij, samen met enkele andere monniken en een aymara-echtpaar, dit monasterium in Chucuito op. ‘Wat ons hiertoe inspireerde’, vertelt Simon Pedro, ‘was een leven in armoede, maar ook een contemplatief leven in een indiaanse cultuur.’ De monnik was tot voor kort universiteitsprofessor en is voorzitter van de theologische commissie van de Latijns-Amerikaanse Confederatie van Religieuzen. Toch heeft hij geen behoefte aan grote theorieën om te vatten wat inculturatie betekent. ‘Het gaat er vooral om, die andere cultuur ernstig te nemen en vanuit die optie het leven te delen.’ Dat heeft de gemeenschap van in het prille begin gedaan. Zo werd een yatiri, een aymara-priester, geraadpleegd om uit de maken waar de meest uitgelezen plek was om het klooster op te trekken. Elke etappe van de bouw ging gepaard met de nodige rituelen. Conflicten in de gemeenschap worden opgelost met het aymara-verzoeningsritueel. De dagen van de week worden gerespecteerd volgens de betekenis die de indianen aan de dagen geven. Er hoeft geen eucharistieviering op zondag. En dinsdag en vrijdag zijn ongeschikt voor bepaalde activiteiten. Dromen hebben wel degelijk een betekenis en dwingen je tot nadenken. Ik vraag de monnik of de verschillende religies toch niet onverzoenlijk zijn op bepaalde punten? Simon Pedro vindt van niet. ‘Het geloof in beschermende krachten die ons omringen, sluit helemaal aan bij ons concept van de engelen. We hoeven die ervaringen niet direct met een christelijke terminologie te duiden. Hun religiositeit drukt een duidelijke aanwezigheid van de Geest uit, waar wij, in ons christelijk geloof, dringend wat meer werk van moeten maken. De aymara’s hebben een speciale aura, antennes die gevoelig zijn voor de kracht van de Geest. Wij, in het Westen, hebben een te eenzijdige rationaliteit ontwikkeld om die dimensie nog toe te laten. Heel vaak vinden we in de aymara-religiositeit elementen terug die bij ons verloren gingen. In de westerse cultuur is de mens het middelpunt van de schepping. Voor de aymara’s is de mens een deel van de schepping, niet meer, maar ook niet minder dan de hem omringende elementen. De vroege contemplatieve ordes plaatsten nooit de mens in het middelpunt. Wel Christus of God, maar nooit de mens. Over de hele wereld herontdekt de ecologische stroming dat besef.’ Aan evangeliseren doen de monniken niet. ‘Vele pastorale werkers klagen erover dat de indianen niet naar hun vieringen en vergaderingen komen. We voelen duidelijk dat de aangepaste liturgische vieringen die we aanvankelijk uitwerkten, te theoretisch blijven. Het enige wat we willen is met hen het leven te delen en zo binnen te dringen in hun mysterie en zij in het onze. Als monniken zijn we vrij genoeg van de kerkelijke structuren om daarin een eigen weg te volgen. Al begrijpen we niet alles van hen en zullen we daar misschien nooit in slagen.’