Sri Lanka schuift schuld bloedbad op Franse hulporganisatie

De moorden werden gepleegd op het moment dat het Srilankaanse leger en de Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam (LTTE) slag leverden om de stad. Ondanks twee onderzoeken op hoog niveau en veel internationale aandacht, zijn een jaar na dato nog geen verdachten gearresteerd.
Nog steeds klinken er beschuldigingen over een weer tussen overheidsorganen en internationale waarnemers. Het hoofd van het Vredessecretariaat, Rajiva Wijesinha, roept nu zelfs op tot een onderzoek naar ACF zelf omdat de organisatie zijn hulpverleners niet heeft geadviseerd de belegerde stad te verlaten.
Wijesinha’s oproep kreeg bijval van defensiewoordvoerder en minister Keheliya Rambukwella. “De zeventien hulpverleners hebben voor hun dood te horen gekregen dat ze de stad moesten verlaten”, zegt hij. Wijesinha heeft tevens de Internationale Commissie van Juristen (ICJ) aangeschreven met het verzoek tot een officieel excuus voor de beschuldiging dat er geknoeid zou zijn met het onderzoek.
De Sri Lanka Monitoring Mission (SLMM), een organisatie met een Noorse staf, kwam een maand na de moorden als eerste met beschuldigingen dat overheidstroepen betrokken zouden zijn geweest bij het bloedbad. De regering verwierp dat meteen. Maar de beschuldiging werd drie maanden later herhaald door voormalig SLMM-hoofd Ulf Henricsson, tijdens een door ACF georganiseerde herdenking in Parijs.
De SLMM heeft tot taak om het inmiddels vijf jaar durende staakt-het-vuren tussen Tamil Tijgers en de regering te monitoren, een bestand dat alleen nog op papier bestaat. De afgelopen twintig maanden kwamen meer dan 4.500 mensen om, waaronder 1.500 burgers. De afgelopen twintig jaar kostte het etnische conflict al 65.000 mensen het leven.
Tot afgelopen week hield ACF zich afzijdig in de woordenstrijd, hoewel de organisatie wel het gebrek aan transparantie en getuigenbescherming aan de orde stelde. Dat zou het onderzoek gehinderd hebben.
Wijesingha haalt in zijn brief uit naar de Franse hulporganisatie. “ACF heeft er veel energie gestoken om te wijzen op de kennelijke schuld van de Srilankaanse troepen aan de moorden. Dergelijke emotionele propaganda, inclusief dure advertenties in Frankrijk, zijn geen vervanging voor compensatie, gebaseerd op Europese normen, die zij schuldig is aan de slachtoffers van onachtzaamheid danwel ongevoeligheid.”
Het ACF-kantoor in Colombo zegt open te staan voor een internationaal onderzoek. “ACF zal volledig meewerken en vragen beantwoorden die te maken hebben met de moorden in Muttur, als die vragen gesteld worden in het kader van een onafhankelijk en internationaal onderzoek”, zegt Lucile Grosjean van ACF. Ze benadrukt echter dat de Franse hulpverleningsorganisatie het bovenal belangrijk vindt dat de daders vervolgd worden. 
ACF heeft veel moeite gedaan om de herdenking van de moorden op 6 augustus zoveel mogelijke uit de publiciteit te houden. De media mochten niet aanwezig zijn bij het hoofdevenement in de hoofdstad Colombo, dat werd bijgewoond door de Noorse ondersecretaris voor Humanitaire Zaken van de VN, John Holmes, en Samarasinghe en bij andere evenementen in Trincomalee en Batticaloa.
“Ik weet niet waarom de media geweerd werden, dat moet je aan ACF vragen”, zei minister Samarasinghe later. Duidelijk is wel dat regering zich opnieuw geconfronteerd ziet met onwelkome aandacht voor de bloedige tragedie.