Verhofstadts belofte wordt niet gehonoreerd

Daagt het einde van de traditionele hulp?

Hoewel België ondanks het begrotingstekort in 2010 vrij veel middelen aan ontwikkelingshulp besteedde, werd de beloofde 0,7 procent niet gehaald. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat dat de komende jaren wel zal gebeuren. Er beweegt immers iets in de ontwikkelingssamenwerking.

België besteedde vorig jaar 2,2 miljard euro aan ontwikkelingssamenwerking (zie kader). Dat is 0,64 procent van ons nationaal inkomen, goed voor een zesde plaats internationaal. Dat is niet de fameuze 0,7 procent die toenmalig premier Guy Verhofstadt in 2002 beloofde tegen 2010. Het is wel de hoogste score ooit van een Belgische regering. In 2003 haalde België wel al eens 0,60 procent, maar dat was toen uitsluitend te danken aan een zeer grote kwijtschelding van meer dan 500 miljoen euro aan stokoude Congolese schulden, die België in werkelijkheid niets kostte. Nu zit er meer “echt” geld in onze hulp; de Congolese schuldkwijtschelding bedraagt immers “maar” 320 miljoen euro, terwijl het Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (tegenwoordig afgekort als DGD) zijn budget op vier jaar tijd met 500 miljoen euro zag groeien tot ruim 1,3 miljard euro.

Ook positief aan de Belgische hulp is de keuze om veel samen te werken met echt arme landen –vooral in Centraal-Afrika. Wat evenwel al jaren ontbreekt, is een coherentiebeleid: dat is de keuze om ook op andere terreinen zoals handel, migratie, investeringen, milieu en klimaat rekening te houden met de noden van ontwikkelingslanden. Wat voor zin heeft het immers met de ene hand te geven, als je met de andere hand neemt? De DGD-administratie schreef in 2004 een coherentienota in opdracht van toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker (MR) maar die heeft daar nooit iets mee aangevangen. Ook De Deckers opvolgers toonden nooit interesse in die nochtans belangrijke kwestie.

Zorgde België vorig jaar voor een historisch maximum, dan is het zo goed als zeker dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking dit jaar al terugzakt naar 0,57 procent van het bnp. In 2011 is immers geen groot pakket schulden meer kwijt te schelden. Om op hetzelfde peil te blijven, zou 400 miljoen euro bijkomend echt geld nodig zijn en dat is niet in de begroting ingeschreven. Daarmee lijkt de vraag dus niet meer wanneer België de 0,7 zal realiseren, maar hoezeer het aan de druk naar beneden zal kunnen weerstaan.

Volop in beweging

België staat daarin overigens niet alleen. Niet alleen is de EU met 0,46 procent onder haar tussentijdse belofte gebleven om in 2010 0,51 procent van haar globale bnp aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. De kans dat de Unie in 2015 de beloofde 0,7 haalt, lijkt erg klein. België en het Verenigd Koninkrijk waren vorig jaar zowat de enige landen die in 2010 het forse groeitempo van de vorige drie jaren wisten aan te houden. De OESO-prognose voor de komende drie jaar is dat de jaarlijkse groei van acht procent zal terugvallen tot twee procent. Voor Afrika en de lage inkomenslanden zal de groei nog bruusker afnemen van dertien naar een procent.

Het ziet ernaar uit dat van de traditionele donoren alleen het Verenigd Koninkrijk –ondanks draconische besparingen op andere terreinen– op koers blijft om de beloofde 0,7 procent te halen. In Spanje, Ierland, Italië, Zweden en Ierland ging het vorig jaar al bergaf. Nederland heeft ook forse bezuinigingsplannen. Dat heeft zeker met de financiële problemen te maken waarmee vele staten kampen. Maar er is meer.

Op het ontwikkelingsveld zijn er heel wat nieuwe evoluties. Nieuwe spelers zoals grote private geldstromen (type de stichting van Bill Gates), goed voor 45 miljard euro in 2009, of opkomende landen als China en Brazilië, die op een heel eigen manier een rol spelen in de ontwikkeling van andere landen. Van de OESO-landen waren Turkije en Zuid-Korea in 2010 met respectievelijk 23 en 25 procent de grootste stijgers inzake hulp. Veel ontwikkelingslanden buiten Afrika hebben nu ook toegang tot de internationale geldmarkten, waardoor de klassieke hulp zich meer en meer zal toespitsen op Afrika. Anderen verwachten dat de scheidslijn tussen hulp en het realiseren van globale publieke goederen –bijvoorbeeld een stabiel klimaat en daartoe het behoud van de regenwouden– almaar kleiner zal worden. Zo zeggen heel wat traditionele donoren –zij het voorlopig nog binnenskamers– dat het geld om ontwikkelingslanden te helpen om te gaan met de klimaatverandering geen bijkomend geld zal zijn –zoals geëist door de ontwikkelingslanden en ngo’s– maar zal bestaan uit gerecycleerde ontwikkelingshulp.

‘De perceptie in heel wat ontwikkelingslanden is dat ontwikkelingshulp eigenlijk deel uitmaakt van de oude wereldorde en dat dit eigenlijk het laatste decennium van de klassieke hulp was’, zegt iemand die de sector al jaren volgt.

De vaststelling dat landen die relatief weinig ontwikkelingshulp hebben ontvangen, het vaak veel beter doen dan landen die sterk afhankelijk zijn van hulp, heeft het geloof ondermijnd dat ontwikkelingshulp ontwikkeling brengt. Sommigen in de traditionele hulpomgeving pleiten daarom voor een meer Chinese aanpak: meer aandacht voor wederzijds belang, een grotere rol voor de private actoren… Kortom, in een wereld die snel verandert, is het onvermijdelijk dat ook de ontwikkelingssamenwerking evolueert. Dit thema zal uitgebreid aan bod komen op de Staten-Generaal van de ontwikkelingssamenwerking die België op 4 mei in Brussel organiseert.

Belgische hulp in een notendop

Volgens de criteria van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) besteedde België in 2010 2,2 miljard euro aan officiële ontwikkelingshulp (ODA). Daarvan bestond 1,32 miljard euro uit echt geld, dat via het Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGD) effectief aan ontwikkelingssamenwerking werd besteed. Van die DGD-middelen ging meer dan een derde naar multilaterale organisaties als de Wereldbank, het Europees Ontwikkelingsfonds en bepaalde dochterorganisaties van de Verenigde Naties. 346 miljoen euro ging naar de ontwikkelingssamenwerking van de Belgische staat met een van zijn achttien partnerlanden in het Zuiden (vooral via de Belgische Technische Coöperatie).

228 miljoen euro ging naar indirecte samenwerking: in de eerste plaats de ngo’s, maar ook de Belgische universiteiten, de vakbonden… Een kleine tien procent ging naar de private sector in het Zuiden via diverse kanalen zoals de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (dikwijls microkrediet).

Van de 800 miljoen euro die niet via DGD verloopt, bestond 416 miljoen euro uit kwijtschelding van schulden aan vooral Congo, die al jaren niet meer werden afbetaald. De kwijtschelding daarvan vergt bijgevolg geen grote financiële inspanning van België maar mag volgens de OESO-criteria wel voor honderd procent als hulp worden verrekend. Ook hulp via de Europese Commissie (268 miljoen), humanitaire en voedselhulp (97 miljoen), opvang van vluchtelingen (71 miljoen), Vlaanderen (48 miljoen) en administratieve kosten (43 miljoen) waren belangrijke posten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.