Vlaams vredesinstituut uit de startblokken

Op 20 oktober organiseert het Vlaams Vredesinstituut een colloquium over vredeseconomie en publiceert het zijn eerste rapport over Vlaamse wapenhandel. De defensie-industrie kijkt alvast met spanning uit naar dit rapport. ‘Zolang het Vredesinstituut op een wetenschappelijke manier zijn rol speelt, is het voor ons aanvaardbaar.’
In mei is in het parlement het Vlaams Vredesinstituut boven de doopvont gehouden. Een van zijn opdrachten is advies te geven aan het Vlaams Parlement en de regering. Daarnaast moet de instelling -een vijfkoppig secretariaat geleid door directeur Tomas Baum- informatie verzamelen over de vredesthematiek, eigen onderzoek opzetten en het brede publiek informeren.
Het eerste colloquium, op 20 oktober, focust op vredeseconomie. Baum: ‘Vanuit verschillende disciplines zoals geschiedenis, wijsbegeerte en politieke wetenschappen gaan we in een eerste luik na wat de relatie is tussen vrede en economie. In het tweede luik zal het bijvoorbeeld concreet gaan over bedrijven in Vlaanderen die direct of indirect actief zijn in de defensiesector.
’ Een thema dat op het colloquium wellicht aan bod komt, is de regionalisering van de wapenexport. Sinds juli 2003 zijn Vlaanderen, Brussel en Wallonië elk afzonderlijk bevoegd om vergunningen voor wapenexport af te leveren -tot ongenoegen van de Staatsveiligheid en de federale politie overigens. Voorlopig baseren de regio’s zich voor exportlicenties op de bestaande federale wapenwet van 1991, al werkt Vlaanderen intussen aan een eigen wapendecreet.
Op een perslunch eind augustus zei minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (VLD) dat de geregionaliseerde wapenexport niet de ideale oplossing is, maar wel functioneert ‘omdat het Belgisch buitenlands beleid de toetssteen vormt’. De Gucht vreest echter dat, wanneer regio’s hun eigen wetten maken, het moeilijker zal zijn om daar als federale staat greep op te krijgen.
Voor Baum is een nieuw Vlaams wapendecreet niet problematisch: ‘Als dat Vlaamse decreet kwalitatief hoogstaander is dan de bestaande federale wet, is dat een goede zaak. Bovendien zit de zwakheid van wapenexport niet alleen in de wetgeving maar ook in de implementatie ervan. Je kunt goede wetten maken, maar ze moeten ook uitgevoerd worden. Of de defederalisering van de wapenexport een goede zaak was of niet, daarover kan ik mij nu nog niet uitspreken. In ieder geval is het Vredesinstituut ontstaan vanuit die bevoegdheidsoverdracht naar de regio’s en dat is vanuit Vlaams perspectief al een vrucht.’

‘Totaal overbodig’


Een ander heet hangijzer dat op het colloquium op tafel komt: wat kan Vlaanderen in termen van wapenexport doen om de relatie tussen vrede en economie te bevorderen? Inzake wapenexport moet Vlaams minister van Economie Fientje Moerman (VLD) -bevoegd voor het toekennen van exportlicenties- in een aantal situaties het advies van het Vredesinstituut vragen. Maar opvallend is dat Moerman in april 2006 binnen haar administratie een eigen adviescommissie wapenhandel in het leven heeft geroepen die de cel Wapenhandel moet bijstaan.
Het verschil met het Vredesinstituut? Moermans adviescommissie kan adviezen geven over individuele dossiers, het Vredesinstituut enkel over ‘situaties’ die de minister in november in haar nieuwe beleidsbrief zal beschrijven. ‘De oprichting van die adviescommissie was een echte teleurstelling voor mij’, zegt Vlaams parlementslid Jan Roegiers (Spirit), voorzitter van de subcommissie Wapenhandel in het Vlaams Parlement en opsteller van het decreet over het Vlaams Vredesinstituut.
‘Ik vind dat het Vredesinstituut het eerste aanspreekpunt van de minister moet zijn.’ Ook de vredesbeweging onthaalde Moermans commissie niet op gejuich: ‘Totaal overbodig’, klonk het bij het Vlaams Netwerk Lichte Wapens. Dat Moerman voor advies over individuele dossiers niet aanklopt bij het Vredesinstituut vindt directeur Baum niet onbegrijpelijk. ‘Gezien de scheiding der machten is het normaal dat de uitvoerende macht ons daarover geen advies vraagt. Al worden in Zweden concrete exportdossiers wél aan het parlement voorgelegd.’
Meer moeite heeft Baum met de samenstelling van de adviescommissie. Die bestaat uit een ambtenaar van Internationaal Vlaanderen, een van Economie, Wetenschap en Innovatie en een van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT). Baum: ‘Het IWT ondersteunt innovatie. Gaat de ambtenaar pleiten tegen de export van innovatieve projecten die de Vlaamse overheid ondersteunt? In Duitsland bijvoorbeeld zijn innovatie en export strikt gescheiden Een kwalitatieve uitbouw van de wapencel binnen de administratie lijkt mij een gezondere benadering.’
Roegiers deelt die kritiek: ‘Moerman heeft een adviescommissie opgericht die voornamelijk bestaat uit mensen die vanuit een economische visie de zaken zullen bekijken. Dat vind ik een stap achteruit. Bovendien weet ik niet of de ambtenaren van het IWT het meest geschikt zijn om de minister te adviseren over mensenrechten of dubieuze landen.’ Volgens Moerman is het IWT vertegenwoordigd om te beoordelen in welke mate bepaalde technologie burgerlijke toepassingen kan waarborgen: ‘Deze mensen weten bijvoorbeeld of de kans bestaat dat een bepaald bestanddeel gebruikt kan worden ter voorbereiding van een chemisch wapen, terwijl men een aanvraag doet om een product te kunnen exporteren als landbouwmeststof.’

Joint Strike Fighter


‘Het Vredesinstituut is geen vijand van de bedrijfswereld’, zei voorzitster Nelly Maes (Spirit) op de officiële voorstelling van de instelling. Toch kijkt de Vlaamse defensie-industrie met spanning uit naar de rol die het instituut uiteindelijk zal opeisen. ‘Zolang het Vredesinstituut op een wetenschappelijke manier zijn rol speelt, is het voor ons aanvaardbaar’, zegt Freek Couttenier van Agoria Vlaanderen, die de technologische industrie -waaronder de defensiesector- vertegenwoordigt. ‘We verwachten dat het instituut alle belangen in exportdossiers in rekening zal brengen: niet alleen ethische maar ook economische. In de raad van bestuur van het Vredesinstituut zetelen wel vertegenwoordigers van de vredesbeweging en Unizo maar niemand van de betrokken bedrijven uit de industrie. Dat vind ik eigenaardig.’
Couttenier benadrukt dat Vlaamse technologische bedrijven de defensiemarkt zien als een testmarkt. ‘Defensiecontracten laten toe om een aantal jaar aan nieuwe technologieën te werken. Daarom zijn Vlaamse bedrijven actief in die markt. Vergeet niet dat gps en internet ooit defensietoepassingen waren.’ Couttenier hoopt vooral dat het Vredesinstituut voor duidelijkheid inzake wapenexport kan zorgen.
‘Het instituut moet een rol spelen in het objectiveren van de discussie en ze te ontdoen van alle controverse.’ Over de allereerste nota van het Vredesinstituut zal de defensiesector alvast niet ongelukkig zijn. Het instituut boog zich over de vraag of het Vlaamse bedrijf Barco overheidssteun zou kunnen ontvangen voor zijn bijdrage aan het Joint Strike Fighter-programma, de ontwikkeling van een nieuwe generatie gevechtsvliegtuigen voor het Amerikaanse leger. Het diplomatische antwoord: ‘Dat valt niet uit te sluiten.’
Reageer via info@mo.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.