Voedselhulp veroorzaakt armoede

Chronische honger en vooral hongersnood lijken in Afrika een terugkerend en sterker wordend noodlot. Er gaat geen jaar voorbij zonder voedselcrisis, inclusief dramatische oproepen en schokkende beelden. Voedselhulp was altijd de standaardreactie vanuit de rijke wereld. Maar deze humanitaire geste blijkt eerder onderdeel van het probleem dan de oplossing.


De zoveelste hete, droge dag in Whitkal, een Ethiopisch dorp nabij het provinciestadje Cherati. Een jongeman rijdt een kruiwagen rond, volgeladen met grote witte zakken vol voedselhulp. Op de zakken met graan en linzen staat een Amerikaanse vlag, het logo van USAID -de Amerikaanse overheidsorganisatie voor ontwikkelingswerk- en de waarschuwing ‘Not to be sold or exchanged’. Deze zakken duiken overal op in het zuiden van Ethiopië aan de grens met Kenia. In het koffiehuisje waar we sterke koffie drinken, liggen er zeker tien en ook in winkels kom je ze tegen. In het dorpswinkeltje van Whitkal is naast wat beduimelde waar en sigaretten niets te koop, behalve maïs, granen en olie: de USAID-voedselhulp. ‘
Nee, dit ligt hier alleen voor verdere distributie’, verzekeren de winkeliers steevast. Maar hulpverleners die al jaren in het gebied werken, weten beter: veel voedselhulp verdwijnt in het commerciële circuit.
De nonchalance waarmee omgesprongen wordt met de voedselhulp botst met de noodkreten van de voorbije maanden. Volgens een rapport van de VN-organisatie voor voedsel en landbouw (FAO) begin dit jaar is de voedselzekerheid van 15 miljoen Ethiopiërs in gevaar. Ruim 5 miljoen mensen zijn chronisch ondervoed. Zelfs onder normale weersomstandigheden zijn ze niet meer in staat om voldoende voedsel te produceren of te kopen. In februari lieten UNICEF en het Rode Kruis weten dat er in de Hoorn van Afrika zeker 11 miljoen mensen dringend voedsel nodig hebben, door de ergste droogte sinds vele jaren en niet-natuurlijke oorzaken.

Er is honger voor en na elke hongersnood


‘Honger is niet onvermijdelijk, het een schending van de mensenrechten’, zegt de speciale VN-rapporteur over het recht op voedsel, Jean Ziegler. Hij stelt bezorgd vast dat honger wereldwijd blijft toenemen: ‘Zeker 852 miljoen mensen zijn ernstig en permanent ondervoed. Miljoenen mensen sterven jaarlijks door een gebrek aan voedsel. Elke vijf seconden sterft een kind onder de vijf jaar door ondervoeding of gerelateerde ziekten (17.000 per dag).’
Ziegler citeert recent onderzoek van het International Food Policy Research Institute (IFPRI) waaruit blijkt dat het aantal ondervoede mensen in sub-Sahara Afrika is gestegen van 88 miljoen in 1970 naar 200 miljoen rond de eeuwwisseling. In zijn laatste aan de VN overhandigde rapport van 16 maart 2006, zegt Ziegler dat het absurd is dat de Millenniumdoelstelling om de honger te halveren niet gehaald zal worden, als je weet dat volgens de FAO de mondiale productie van voedsel volstaat om 12 miljard mensen ruim 2000 calorieën per dag te serveren.
Ook het Amerikaanse Institute for Agriculture and Trade Policy (IATP) schreef in het vorig jaar verschenen rapport U.S. Food Aid: Time to Get It Right dat in Afrika het hongerprobleem verergert: ‘Ruim 200 miljoen mensen in Afrika zijn ondervoed, waarvan jaarlijks 40 miljoen bedreigd worden door acute hongersnood. De FAO rapporteert dat één op drie Afrikanen uit sub-Sahara Afrika onvoldoende toegang heeft tot voedsel voor de basisbehoeften. Naar schatting 28 procent van alle overlijdens in heel Afrika -bijna 3 miljoen per jaar- heeft te maken met ondervoeding.’
Ziegler is verontrust door de omvang van de recente voedselcrises die Afrika teisteren: ‘Van Niger en West-Afrika vorig jaar, tot Kenia, Tanzania en de Hoorn van Afrika dit jaar. Landen moeten snel optreden als reactie op deze voedselcrises, ze moeten een langetermijnvisie ontwikkelen en daarin investeren om de zich herhalende hongersnoden te voorkomen.’
Intussen wordt aan de structurele oorzaken van honger weinig gedaan. De voedselproductie in Afrika neemt af, de afhankelijkheid van voedselhulp neemt toe. Volgens vele rapporten en experts zal de Afrikaanse landbouw alleen zelfvoorzienend kunnen worden als in de eerste plaats de westerse landbouwproducten niet meer in de vorm van voedselhulp of gesubsidieerde “handel” op Afrikaanse markten worden gedumpt.
Volgens het World Food Programme (WFP) is het gemiddelde aantal acute voedselcrises in Afrika sinds medio jaren tachtig verdriedubbeld. Vijftig jaar geleden was het continent meer dan zelfvoorzienend, stelt de FAO. Eind jaren zestig exporteerde Afrika nog gemiddeld 1,3 miljoen ton voedsel meer dan het importeerde. Een decennium later was het importoverschot al ruim 4,4 miljoen ton per jaar, in de jaren tachtig al 10 miljoen ton en in de jaren negentig is Afrika “verslaafd” gemaakt aan voedselhulp. Volgens de laatste FAO-onderzoeken bedroeg de totale voedselhulp in 1990 nog 13 miljoen ton, met verschillende pieken gedurende dat decennium, om de laatste jaren heel geleidelijk te dalen tot 7 miljoen ton in 2004.
Volgens het IATP is het percentage hongerige mensen in Afrika recent licht gedaald, maar zijn er ‘vandaag 20 procent meer ondervoede Afrikanen dan 15 jaar geleden. Bevolkingsgroei is een factor, maar belangrijker zijn de onderliggende oorzaken als verwaarlozing van de landbouwsector door overheden en institutionele organisaties, en een economisch beleid dat ervoor zorgde dat Afrikanen tegelijk afhankelijker werden van voedselimport én minder financiële middelen hebben om hiervoor te betalen.’

Voedselhulp verergert voedselonzekerheid


Na vijf decennia van westerse hulp bij voedselcrises, is duidelijk dat de aanpak niet werkt, stelde Oxfam International in het afgelopen zomer verschenen rapport Causing Hunger: an overview of the food crisis in Africa. Anne Pieter van Dijk, coördinator humanitaire programma’s van de ngo Oxfam Novib: ‘Ondanks de beloften die sinds 1960 zijn gemaakt, was noodhulp, en voedselhulp in het bijzonder, het belangrijkste instrument als antwoord op voedselcrises. Op zijn best redt voedselhulp levens op korte termijn, maar in het ergste geval verergert het de voedselonzekerheid. Het is een bekend gegeven, maar terwijl de uitgaven voor humanitaire hulp fors zijn gestegen, zijn de uitgaven voor landouwproductie in sub-Sahara Afrika begin jaren negentig en opnieuw van 2000 tot 2002 met 43 procent gedaald. Niemand heeft voldoende gedaan om de basisoorzaken van honger aan te pakken.
We moeten onder ogen zien dat we nu te maken krijgen met voedselcrises in Afrika die, deels, te wijten zijn aan onze antwoorden op eerdere voedselcrises.’
Het WFP onderscheidt drie soorten voedselhulp: programmahulp, projecthulp en noodhulp, hoewel in de praktijk het verschil tussen deze voedselleveringen niet altijd even helder is. Programmahulp is een afnemende variant die bestaat uit kredieten waarmee het ontvangende land voedsel(overschotten) kan aankopen in het donerende land. De projecthulp verloopt vooral via ngo’s en multilaterale organisaties als WFP en omvat projecten als ‘food for work’. Ook krijgen acht grote Amerikaanse ngo’s, met als belangrijkste Care, World Vision en Catholic Relief Services, van de overheid voedseloverschotten, die ze mogen verkopen in ontwikkelingslanden om er vervolgens projecten mee te financieren. In 2001 was deze vorm van financiering goed voor anderhalf miljard dollar, stelt het IATP. En tot slot is er de noodhulp, die ruim de helft van alle voedselhulp uitmaakt.

Te weinig, te laat en te duur


Volgens recent onderzoek van de OESO is voedselhulp duur en niet efficiënt. 90 procent ervan is nog altijd “gebonden” hulp, zegt de OESO, wat betekent dat het voedsel moet worden gekocht en/of verwerkt in het donerende land. Volgens Oxfam wordt van al de voedselhulp die de Verenigde Naties verdelen 70 procent in westerse landen geproduceerd. Volgens de OESO kost deze vorm van voedselhulp liefst 50 procent méér dan wanneer dat voedsel in het ontvangende land zelf of een andere Afrikaanse regio gekocht zou worden.
De OESO berekende ook dat de geldverspilling via voedselhulp nog groter is als het gaat om verwerkte producten. Zo kregen Ethiopische hongerenden ooit westerse hulppakketten met onder meer ingeblikte boontjes uit…Ethiopië. ‘Voedselhulp komt vaak te laat, leveringen kunnen tot vijf maanden op zich laten wachten, tot het regenseizoen weer is begonnen’, zegt Thom Sprenger, een expert van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘De hulp komt dan net als boeren weer gaan oogsten. Op dat moment maakt die westerse voedselhulp de boeren kansloos. Zij raken hun producten niet meer kwijt voor een goede prijs. Voedselhulp is voor boeren in ontwikkelingslanden daardoor niet de directe oorzaak van honger, maar vaak wel een oorzaak van armoede.’ En dat alleen maar omdat Amerikaanse maïsboeren een goede oogst hebben gehad.
Ruim 56 procent van alle voedselhulp komt uit de Verenigde Staten, gevolgd door de Europese Unie (20 procent) en Japan (8 procent). In 1990 spendeerden de rijke landen in totaal nog 3 miljard dollar aan voedselhulp, de laatste jaren stabiliseerde zich dat tot zo’n anderhalf miljard.
Amerikaanse ngo Food First publiceerde afgelopen zomer De 12 mythen over honger en stelt dat de ‘meeste Amerikaanse voedselhulp de hongerenden direct benadeelt’. Volgens Food First ‘dient onze hulp om vrijhandel op te leggen, markten open te breken en om export te bevorderen ten koste van voedselproductie.’ Voedselhulp wordt al sinds de jaren vijftig door de VS en later door andere westerse landen gebruikt om nieuwe afzetmarkten te creëren, zegt ook het Institute for Agriculture and Trade Policy.
Het rapport U.S. Food Aid: Time to Get It Right stelt het zo: ‘In juli 1954 nam het Congres de zogenaamde Wet 480 aan, die toestond om concessies te verlenen voor de verkoop en donatie van voedsel aan ontwikkelingslanden, met de expliciete bedoeling toekomstige markten in die landen te creëren. Gesubsidieerde verkoop van voedsel werd gezien als een manier om afhankelijkheid van import te bevorderen die de traditionele voedselproductie in ontwikkelingslanden kon vervangen. Het idee was een “meel en vlees dieet” te promoten. Wet 480 vestigde de VS als ‘s werelds eerste bron van voedselhulp, een status die het vandaag nog altijd heeft.’

Opgeblazen cijfers


Beslissingen over het al dan niet sturen van voedselhulp -en over het aankopen van die hulp in het Noorden of in de regio- worden op veel verschillende plaatsen genomen. Een van de machtigste maar minder bekende organisaties is de International Grains Council (IGC) in Londen -het kartel van de internationale graanhandel- waar de grote graanproducerende landen vraag en aanbod op elkaar afstemmen. Anne Pieter van Dijk van Oxfam: ‘Deze 23 landen tellende club maakt vrijwillige afspraken over voedselhulp binnen de Food Aid Convention. Die FAC loopt in 2007 af en er moet nu een nieuw verdrag komen, waarvoor onderhandelingen op ministerieel niveau plaatsvinden.
Op papier leken de afspraken van de conventie goed. Het verdrag bepaalt bijvoorbeeld minimumleveringen voor voedselhulp, een zo stabiel mogelijke stroom van voedselhulp om al te grote marktschommelingen te voorkomen. Maar de zelfcontrole bleek niet te werken. Wij eisen dat ook ontvangende landen een stem krijgen in een nieuwe FAC.’ De onderhandelingen over een nieuwe conventie werden uitgesteld tot er binnen de Wereldhandelsorganisatie eensgezindheid over de landbouwhandel komt. Die onderhandelingen zitten echter muurvast en dus moet binnen de club van graanproducenten toch nog opnieuw onderhandeld worden.
De echt grote spelers op het vlak van voedselhulp zijn natuurlijk de VN-organisaties: het World Food Programme en de Food and Agriculture Organisation. Beide liggen onder vuur. In de meeste gebieden in de Hoorn van Afrika controleert het WFP amper of de voedselhulp terechtkomt bij degenen met de meeste honger. ‘In heel het noordwesten van Kenia en het zuiden van Ethiopië bijvoorbeeld, heeft het WFP twee controleurs met een 4x4 jeep. De meeste voedselhulp belandt dus bij de dominante clans. Overschotten worden verkocht aan de allerarmsten,’ zegt een hulpverlener met veel ervaring in het gebied, maar die contractueel gebonden is geen publieke kritiek op andere organisaties te leveren. ‘
Het WFP is voor zijn eigen overleven afhankelijk van honger, en dus worden de cijfers over mensen in acute nood soms opgeblazen.’ 2005 was een goed oogstjaar in de meeste streken van Ethiopië en de vooruitzichten voor 2006 zijn zelfs beter, stelde het Wereldvoedselprogramma. Ethiopië kan zelfs voedsel exporteren. En toch zijn er ook die dramatische cijfers, zoals ‘één op zes Ethiopiërs is afhankelijk van voedselhulp’. Het resultaat is bijvoorbeeld een opslagdepot in het Ethiopische plaatsje Nazareth dat volgestouwd ligt met duizenden witte zakken met Amerikaanse vlaggen. Ook al stelden hulpverleners dit voorjaar ter plekke vast dat de hongercrisis in bepaalde regio’s in de Hoorn van Afrika toch niet zo acuut was als aanvankelijk gedacht. De voedselhulpindustrie van de NV Honger draaide al op volle toeren en de leveringen moeten dan ook doorgaan.

Het Amerikaans Belang


Alle voedselexperts en hulpverleners die we voor dit dossier contacteerden, bevestigen dat het doen en laten van het WFP erg Amerikaans georiënteerd is. Paul Hoebink, expert ontwikkelingsbeleid en hoofddocent ontwikkelingsstudies aan de universiteit Nijmegen: ‘Het WFP is erg bureaucratisch en houdt er dubieuze, achterhaalde en versnipperde projecten op na, die amper iets met ontwikkelingswerk te maken hebben. De keuzes die men maakt zijn ook erg Amerikaans georiënteerd.’ De helft van het voedsel dat het WFP krijgt om te verdelen, is in de VS geproduceerd. In de EU is intussen een consensus gegroeid om geen voedselhulp in natura te geven, maar wel financieel tussen te komen zodat ngo’s en de ontvangen overheden zelf voedsel in de regio konden inkopen.
Hoebink: ‘In de EU heeft die omslag in het denken plaatsgevonden, maar in de VS niet. Je ziet dat de Amerikaanse landbouwlobby nog altijd zwaar doorweegt. Andrew Natsios, ex-directeur van USAID, getuigde begin dit jaar voor het Congres over de kwalijke kanten van de Amerikaanse voedselhulp. Maar zijn pleidooi voor het opschorten van “onaangepaste voedselhulp” werd terzijde geschoven.’
Ook binnen het WFP hoor je de roep om voedselhulp zoveel mogelijk regionaal aan te kopen, toch gebeurt dit slechts in een derde van de gevallen. Het maakt dat het WFP voorzichtig is om de -Amerikaanse- gebonden hulp al te hard aan te klagen, omdat de organisatie voor het functioneren hoe dan ook erg afhankelijk is van de aangeboden voedselhulp.
Een ervaren hulpverlener en oud-medewerker van WFP: ‘Het WFP is inderdaad behoorlijk gecontroleerd door de VS, die ook de helft van het budget leveren. Het WFP is een verlengstuk van het US Department of Agriculture, inclusief de beleidsbepaling.’ Een voorbeeld van die VS-invloed, is dat het WFP, om te bepalen waar en hoe het in actie moet komen, vooral steunt op het cijfermateriaal van de organisatie het Famine Early Warning Systems Network (FewsNet ), een onderdeel van USAID. Hoewel de FAO ook zo’n waarschuwingssysteem heeft, zijn de adviezen van FewsNet richtinggevend voor het beleid van het WFP.

Afschaffen die boel


Eind 2005 viel WFP-directeur James T. Morris als Amerikaans staatsburger even uit zijn rol. Terwijl Europese ministers op de tweejaarlijkse WTO-conferentie in Hongkong onderhandelden om voedselhulp ook te beschouwen als een verkapte subsidiëring van de landbouw in producerende landen, liet Morris een paginagrote advertentie plaatsen in kranten als The Financial Times. Daarin propageerde hij onverkort het Amerikaanse standpunt dat er door die stap in Afrika nog meer slachtoffers zouden vallen. Morris werd op het matje geroepen en beloofde het niet meer te doen. Eind dit jaar gaat Morris weg, in de EU maakt men zich op om ook wat zijn opvolger betreft het automatisme om een VS-burger op die post te benoemen, te doorbreken.
Het WFP is niet de enige internationale organisatie die in een kwaad daglicht staat. Enkele maanden geleden lekte de ontslagbrief uit die Louise Fresco schreef aan de Senegalese FAO-directeur Jacques Diouf. Er ging een schokgolfje door de VN-gemeenschap. Fresco benoemde zaken die nooit openlijk worden gezegd: ‘Er heerst een leiderschap van stilte, geruchten en angst. De FAO verkeert in een diepe crisis, een bureaucratische verlamming, gebrek aan transparantie. De FAO kan met de huidige hervormingen en besparingen de uitdagingen niet aan.’
In een recent interview met de Volkskrant zegt Fresco: ‘VN-organisaties als de FAO worden autoritair en hiërarchisch geleid. Zij hebben zestig jaar lang geen enkele managementhervorming gekend. Bij de FAO bijvoorbeeld gaat elke beslissing in acht of negen stappen. Veel mensen binnen de FAO denken er net zo over als ik, maar durven het niet hardop te zeggen. (…) De VN zijn ook niet transparant, mede omdat veel leiders vooral geïnteresseerd zijn in het uitbouwen van hun politieke basis en dus allerlei landen te vriend willen houden. Dat leidt makkelijk tot nare belangenverstrengeling.’
Paul Hoebink: ‘De hervormingen bij FAO en WFP gaan al jaren uiterst traag. Ik pleit voor het afschaffen van de WFP. Wat is de meerwaarde van deze bureaucratische organisatie nog? Als het om acute humanitaire rampen gaat is het VN-orgaan OCHA [het coördinatiecentrum voor humanitaire hulp, nvdr] tegenwoordig erg goed ingesteld om die hulpopdracht aan te kunnen. Dat is veel slagvaardiger.’
Oxfam is wantrouwen bij donoren over het efficiënt optreden van VN-instellingen als WFP een reden waarom er soms te weinig financiering voor noodoproepen van het WFP binnenkomt. Mede daardoor en in het kader van de VN-hervormingen, richtte de VN-noodhulpcoördinator Jan Egeland eind 2005 het UN Central Emergency Response Fund (CERF) op om daarmee sneller en efficiënter noodhulp te kunnen verlenen. Als dat fonds niet transparant en goed wordt bestuurd, waarschuwt Oxfam, zal het in hetzelfde bedje ziek zijn als WFP en anderen.


WERELDHANDEL IN HONGER

‘De historische afname van acute honger op wereldschaal maskeert het feit dat chronische honger nog steeds bestaat’, zei Louise Fresco, tot voor kort adjunct-directeur-generaal landbouw van de FAO. ‘Aan de gevolgen van honger sterven per dag 20.000 mensen. In twee weken zijn dat er net zoveel als de slachtoffers van de tsunami van december 2004.’ Experts als Jean Ziegler stellen dat armoede en schuldenproblematiek, een slechte verdeling van het beschikbare voedsel, onvoldoende investeringen in landbouw en een ongelijke verdeling van grond belangrijke oorzaken zijn van het ontstaan van chronische honger. Anderen wijzen op de verantwoordelijkheid van de wereldhandel waarin rijke landen hun markten afschermen en tegelijk via exportsubsidies hun landbouwproducten dumpen in het Zuiden. Boeren produceren vaak een combinatie van marktgewassen en voedingsgewassen, waarbij de eerste voor het inkomen moeten zorgen. Honger ontstaat dus soms ook door het verliezen van de mogelijkheid om bijvoorbeeld katoen te produceren. ‘De Amerikaanse subsidies voor hun eigen 25.000 katoenboeren zijn drie keer hoger dan de totale Amerikaanse ontwikkelingshulp aan heel Afrika. De 20 miljoen Afrikaanse katoentelers willen geen liefdadigheid, wij willen gerechtigheid,’ aldus de directeur van een Senegalese katoenfabriek in Het gezicht van honger, een documentaire van Dirk Barrez. (hvs)


Reageer via info@mo.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.