Volk, taal en staat in Afrika

Label, verdeel en heers

Als ik Afrika zeg, denkt u aan stammen. Is dat terecht? Volgens heel wat experts vormen de tribale en etnische identiteiten een probleem voor de economische en democratische ontwikkeling van Afrika. Klopt dat? Olivia Rutazibwa volgde voor MO* de etnisch zwaar geladen verkiezingen in Kenia. Een uitstekende gelegenheid om het antwoord op deze en andere vragen te zoeken.

‘Hutu of Tutsi?’ Telkens wanneer iemand naar mijn origine peilt, is de kans groot dat ik deze opvolgvraag voorgeschoteld krijg. Ondanks de genocide van 1994 schrikken mensen er niet voor terug –niet alleen in België maar ook in pakweg Somaliland, Kenia, Senegal of Ethiopië– om op de vrouw af te informeren naar mijn Rwandese etniciteit.

Vaak is de etnische of andere verdeeldheid zowat het enige wat mensen via de media over landen ver weg te horen krijgen. Bovendien strookt de ongegeneerde indeling in groepen met de manier waarop mensen zichzelf zien of hun leven van alledag ervaren. Het valt daarbij op dat wanneer het over de eigen samenleving gaat, de vraag vaak niet gesteld hoeft te worden. Via naam, taal, of andere subtiele aanwijzingen weten mensen van elkaar tot welke groep ze behoren en wat dit betekent. Er zijn echter ook momenten waarop de etnische affiliatie belangrijker wordt, zoals tijdens of in de aanloop naar een conflict. Dan ruimt de vanzelfsprekendheid plaats voor vaak explicietere of geïnstitutionaliseerde groepsverwijzingen. We kennen de extreme vormen: de davidster als voorbode van de Holocaust, de Belgische kolonisator die Hutu-Tusti-verwijzingen introduceerde op identiteitskaarten in Rwanda en Burundi, en de Rwandese genocides. In een minder dramatische context merkte auteur Binyavanga Wainaina in 2009 –een jaar na het bloedige Keniaanse verkiezingsgeweld– op dat er een tijd was waarin niemand naar zijn tribale achtergrond zou hebben gevraagd. Vanaf een bepaald moment werd dat plots wel een geoorloofd en noodzakelijk gespreksonderwerp.

Meer dan een label

Waarover gaat het eigenlijk als we het hebben over etniciteit of tribalisme? In een poging tot definiëring haalt politicoloog Peter Vermeersch in zijn boek Het Vredesfront zaken aan als huidskleur, afkomst, traditie, geloof, taal en verleden. Een strikte definiëring lijkt echter moeilijk want soms heeft het met dit alles te maken, ‘soms met niets van dat alles.’ Het lijkt Vermeersch dan ook nuttiger in te zoomen op de verschillende manieren waarop etniciteit tot nog toe benaderd werd. Hij onderscheidt er drie: de biologische, de cultuur-historische en de interactionele. De biologische benadering gaat uit van fysieke en vaak raciale kenmerken alsook van homogeniteit binnen de groep. De cultuur-historische legt vooral de nadruk op tradities en gebruiken die groepen van elkaar onderscheiden. Aangezien het om cultuur gaat, is er in deze benadering meer ruimte voor verandering en elasticiteit. De interactionele benadering ten slotte houdt zich niet zozeer bezig met het definiëren van wat etniciteit is. De focus ligt veeleer op hoe en in welke context de opdelingen tot stand komen en een betekenis krijgen.

Zo beschreven spreekt het voor zich dat groepsindelingen niet anders dan universeel zijn. Toch krijgen we vaak de indruk dat ze in Afrikaanse landen meer spelen dan elders in de wereld. Vooral het gebruik van woorden als stammen en tribalisme, die speciaal lijken weggelegd om conflicten buiten het Westen te beschrijven én verklaren, strijkt menig (Afrikaans) observator tegen de haren. Critici zoals de Keniaanse onderzoeker Killian Ngala vinden de termen ronduit denigrerend en racistisch. Gelanceerd vanuit een zogenaamde geciviliseerde positie geven ze steevast een primitieve, achterlijke en barbaarse connotatie mee.

Dit neemt niet weg dat het termen zijn die mensen in het continent zelf ook gebruiken. Los van de labels en wie ze al dan niet gebruikt, is het moeilijk te ontkennen dat het om iets reëels gaat. De Keniaanse Vera Magero beschrijft in een blogpost over tribalisme en identiteit dat ze tijdens haar kindertijd in Kenia eerst de taal van haar groep aangeleerd kreeg, en pas daarna de twee nationale talen Engels en Swahili. ‘Aangezien we als kinderen voornamelijk blootgesteld worden aan de overtuigingen en rituelen van onze stam,’ schrijft ze, ‘vormen ze op jonge leeftijd onze identiteit.’ De anekdotes en verhalen die zij als kinderen meekrijgen, zorgen er mee voor dat ze zich als anders dan de andere groepen gaan zien.

Dat hoeft op zich natuurlijk geen probleem te zijn. Het is pas wanneer de verschillen afgeschilderd worden als vijandig of superieur, dat het gevaarlijker wordt. Auteur Wainaina, schrijvend vanuit de dominante Keniaanse Kikuyu groep, omschrijft treffend hoe zo’n proces niet eens erg expliciet hoeft te zijn maar zich kan beperken tot het bepalen van wat normaal is. ‘Kikuyu zijn, is redelijk zijn. Wij zijn de onzichtbare middenklasse-objectiviteit van Kenia. Wie bij ons wil horen, moet zich zoals ons gedragen. Wij moeten onszelf niet bevragen.’ En nog: ‘De Kikuyu waren er gewoon, de rest was etnisch.’

Koloniaal erfgoed

Auteurs zoals Juma, die vinden dat tribalisme en moderne democratie niet samengaan, missen volgens anderen een belangrijk punt. Ze lijken te vergeten dat de etnische opdelingen precies tijdens het kolonialisme ingevoerd of verscherpt werden, met name door de invoering van westerse staatstructuren en het kapitalistische systeem. In vele gevallen maakte de kolonisator een simplistische etnische lezing van de samenleving en deelde de macht enkel met die groepen die hem het meest geschikt leken om over de andere groepen te regeren. Na de kolonisatie werd deze ongelijke machtsdeling vaak simpelweg overgenomen door de Afrikaanse elites uit die dominante etnische groepen. Zo zien we in het geval van Kenia dat de Kikuyu’s vaak als toezichthouders waren aangeduid onder de Britten, en vanuit die functie naar andere delen van het land werden uitgezonden en land toegewezen kregen. De landproblemen in Kenia vandaag zijn in grote mate terug te voeren op die initiële scheeftrekking.

Critici vinden woorden als stammen en tribalisme ronduit denigrerend en racistisch omdat ze steevast een primitieve, achterlijke en barbaarse connotatie meegeven.

Etniciteit weegt niet overal in Afrika even veel door. Historicus Leroy Vail wees er op dat het belangrijk is niet alle Afrikaanse landen op één hoop te gooien. Er was niet overal eenzelfde soort kolonisatie en ook de sociaaleconomische ontwikkelingen waren erg verschillend. In zijn boek The creation of tribalism in Southern Africa (1989) legt hij enkele specifieke fenomenen voor zuidelijk Afrika bloot: snelle economische omwentelingen, het feit dat mannen hun dorpen en families moesten verlaten om in de mijnen te gaan werken, alsook de ongelijke toegang tot land en grondstoffen. Dit leidde er toe dat niet alleen de intellectuele elite –missionarissen en hoogopgeleiden– bijdroeg aan de etnische definiëring en categorisering van mensen. Ook de getroffen migrantenarbeiders zagen heil in het zich terugplooien op een vertrouwd en gedeeld verleden binnen de eigen groep, omdat het hen controle en een houvast gaf in een snel veranderende en vaak miserabele nieuwe realiteit. Na de kolonisatie bleven de beloofde economische groei en welvaart in de officieel onafhankelijke natiestaten echter uit. Hierdoor werden mensen gesterkt in hun geloof dat ze iemand van hun eigen groep aan de macht moesten helpen om een graantje te kunnen meepikken van de economische ontwikkeling.

Etniciteit en democratie

In het slechtste geval leidde dit tot openlijke gewapende conflicten die gemakkelijkheidshalve aan de etnische verdeeldheid werden toegeschreven. Maar zelfs in de afwezigheid van openlijk conflict vinden sommigen dat etniciteit op gespannen voet staat met liberale democratie. Voor Calestous Juma en anderen is dat omdat mensen stemmen voor een persoon op basis van diens affiliatie in plaats van diens programma dat heel het land vooruit moet helpen.

Het is allicht te simplistisch om te stellen dat de massa’s domweg om de tuin geleid worden door de manipulatieve leiders die de etnische kaart trekken om verkiezingen te winnen. Het feit dat mensen etnisch blijven stemmen wijst er op dat etnische politiek een nood ledigt, een bepaald vertrouwen schept dat kiezers niet vinden in de klassieke westerse visie op democratie die veeleer op programmapunten dan op personen gebaseerd zou zijn. Juma presenteert deze twee opties als incompatibel met elkaar, terwijl auteurs als Ngala niet geloven dat het ene het andere uitsluit. De uitdaging ligt voor hem in het zoeken naar manieren om etniciteit te democratiseren, niet om ze weg te wensen.

Wissen of erkennen?

Na een bloedig etnisch conflict zijn er verschillende wegen die landen kunnen inslaan in de zoektocht naar een vreedzame toekomst. Peter Vermeersch deelt de opties ruwweg op in twee categorieën: integratie of consociatie –samensmelting of verkaveling zeg maar. De eerste optie ziet de opdeling van de samenleving in groepen als iets schadelijk en wil er alles aan doen om die met de tijd uit te wissen. De tweede gaat uit van de bestaande verdelingen in de samenleving en zoekt naar een formule waarbij alle groepen op eerlijke wijze toegang krijgen tot de macht en deelname aan de samenleving. In het geval van Rwanda en Burundi bijvoorbeeld zien we dat hoewel ze een gelijkaardige etnische opdeling en bloedige conflicten kenden, deze buurlanden niettemin voor een radicaal verschillende koers kozen. Burundi opteerde voor een quotasysteem om de vertegenwoordiging van alle groepen in de politiek te verzekeren. Rwanda koos voor een kordate breuk met het etnisch denken. Voortaan zouden er slechts Rwandezen bestaan, geen Hutu, Tutsi of Twa. Een opmerkelijke evolutie is dat in beide landen de machtsconcentratie zich vandaag de dag minder en minder via etnische lijnen aftekent maar dat zowel de economische als politieke macht meer en meer afhankelijk wordt van iemands affiliatie met de regeringspartij. De etnische spanningen zijn in de afgelopen jaren op die manier in intensiteit afgenomen, maar nieuwe breuklijnen van inclusie en uitsluiting duiken niettemin op.

Niet enkel in afrika

Is –zoals Juma het stelt– etniciteit dan echt de kern van het probleem om conflict en achteruitstelling in Afrika te vatten? Tijdens een debat op de Iraanse internationale nieuwszender Presstv naar aanleiding van Juma’s opiniestuk, vond Nigeriaans activist Toyin Agbetu alvast van niet. ‘Ik ben een Yoruba man en ik ben er fier op’, verklaarde hij. Wat Agbetu betreft, staan zijn specifieke culturele achtergrond en het feit dat hij die wil behouden niet automatisch haaks op het hebben van een visie voor het hele land.

Om conflicten in Afrika te begrijpen, mogen we ons dus niet blind staren op etniciteit. Een rigide interpretatie van etniciteit onderscheidt zich van andere opdelingen in de samenleving door het feit dat, net zoals met raciale verschillen, iemand in een bepaalde groep geboren wordt en in principe moeilijk kan kiezen om er uit te stappen of toe te treden. Niettemin zien we dat andere identiteiten zoals religie of cultuur als gelijkaardige schadelijke verdeelsleutels optreden en mee in rekening moeten worden genomen om conflict en achteruitstelling te begrijpen.

Bovenal is het belangrijk om deze categorieën niet als de oorzaak van de problemen te zien, maar als de instrumenten waarlangs de conflicten worden gecreëerd, in stand gehouden of uitgevochten. Een tweede belangrijk element is allicht dat het niet iets typisch Afrikaans is.

Dat etniciteit zich scherper lijkt af te tekenen op het Afrikaanse continent heeft vaak meer te maken met historische processen, met het koloniaal verleden en met het feit dat we maar beperkte info krijgen over die plekken, dan dat de mensen daar zo fundamenteel anders zouden zijn.

Ook de eigen regionen blijven niet gespaard van deze fenomenen. Is er zo’n groot verschil tussen de hierboven beschreven processen en het feit dat bij ons mensen met een moslimachtergrond, niet-Europese huidskleur of gebrek aan papieren subtiel of expliciet van onze arbeidsmarkt, onderwijs, politiek of woonmarkt worden geweerd? Ook hier dienen zich verschillende oplossingen aan. Kiezen we voor (tijdelijke) correctiemechanismen, zoals quota, die de verschillen erkennen maar niettemin de toegang voor iedereen willen verzekeren? Opteren we voor een integratie van de verschillende groepen in de samenleving door te drukken op gedeelde of te delen normen en waarden?

De jury is er nog niet uit welk systeem het beste resultaat oplevert, en of er al dan niet één toverformule zou bestaan die op elke context toepasbaar is. De doorslaggevende factor ligt allicht in de reden waarvoor we een gekozen instrument inzetten: uitsluiting of insluiting. Verkaveling noch versmelting zijn op zich een garantie tot een vreedzaam samenleven en gelijke toegang tot macht en rijkdom. Etnische politiek, ook in Afrika, is maar één van de vele verschijningsvormen van dit universeel machtsfenomeen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.