Vrouwen ondervertegenwoordigd in de politiek

Vrouwen bezetten nu 17,7 procent van de parlementszitjes in de wereld, tegenover slechts 11,3 procent in 1995, zo blijkt uit een rapport van de Interparlementaire Unie (IPU). De in Genève gevestigde organisatie werd in 1889 opgericht en vertegenwoordigt de parlementen van soevereine staten.
Vrouwen haalden 16,9 procent van de zitjes bij de 63 parlementsverkiezingen die in 2007 plaatsvonden. 1764 werden rechtstreeks verkozen, 116 indirect en 133 benoemd na de verkiezingen.
De vooruitgang sinds 1995 is reëel, maar IPU-secretaris-generaal Anders B. Johnsson ziet geen reden om de strijd te staken. “Aan dit ritme duurt het nog tot 2050 voor er evenveel mannen als vrouwen in het parlement zitten”, zegt Johnsson.
In slechts vier landen maken vrouwen meer dan 40 procent van de volksvertegenwoordigers uit: Rwanda, Zweden, Argentinië en Finland. Voor de Senaat zijn de Bahamas koploper met meer dan 60 procent vrouwelijke senatoren. Meer algemeen zijn het de Scandinavische landen waar vrouwen de meeste wetgevende macht hebben, terwijl er in de kleine eilandstaten in de Stille Oceaan minder dan 2 procent vrouwelijke volksvertegenwoordigers zijn.
De IPU stelt vast dat er inzake vrouwelijke ministers weinig vooruitgang wordt geboekt. In 2007 hadden vrouwen 16 procent van de ministerportefeuilles in handen, 2 procentpunt meer dan in 2005. Dertien landen hadden helemaal geen vrouwelijke minister. De Scandinavische vrouwen scoren ook hier weer het best. In de Finse regering zijn elf op twintig ministers vrouwen en in de Noorse tien op negentien.
Op het allerhoogste niveau zijn vrouwen het zeldzaamst. Begin 2008 waren er slechts zeven op 150 vrouwelijke staatshoofden en acht op 192 vrouwelijke regeringsleiders.