Welke identiteit voor de Congolese 'société civile'?

Er lijkt een algemene mobilisatie aan de gang te zijn voor het herstel van de vrede in de Democratische Republiek Congo. De Verenigde Naties op kop, maar ook de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid en de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC), zijn druk op zoek naar een vreedzame oplossing voor het conflict in Congo-Kinshasa.
Maar intussen zijn er nog andere protagonisten op het toneel verschenen, organisaties van de nationale en internationale ‘société civile’. Buiten Congo zijn er verscheidene pogingen geweest van de religieuze Sint-Egidiusgemeenschap om te bemiddelen in het conflict. Op het binnenlandse vlak zijn er acties van de verschillende onderdelen van de ‘société civile’ om de eenheid te herstellen. Die is, sinds 2 augustus 1998, voor de tweede keer in minder dan twee jaar verbroken door de Congolese rebellenbewegingen, met steun van de Burundese, Ugandese en Rwandese legers.

Bij de gesprekken onder oorlogvoerende partijen in Lusaka is de Congolese ‘société civile’ volledig genegeerd door de onderhandelaars, net als de ongewapende oppositie. Dat heeft de ‘société civile’ niet verhinderd een rol te spelen in het schema dat in de Zambiaanse hoofdstad was uitgewerkt voor een oplossing van het conflict. Van in het begin van de nieuwe oorlog -die volgde op de strijd om de macht door Laurent Désiré Kabila, in 1996 en 1997- ondernamen de bezielers van de ‘société civile’ talloze campagnes van burgeropvoeding en acties voor een snel herstel van de vrede in het land. Enkele voorbeelden: in Bukavu heeft de coördinatie van de ‘société civile’ in de provincie Zuid-Kivu een vredesplan uitgewerkt; vanuit Kinshasa zijn talrijke informatiemissies vertrokken naar de Afrikaanse hoofdsteden en de westerse mogendheden. De reis ging onder meer naar Addis-Abeba, Nairobi en Dakar in Afrika, naar Brussel, Parijs, Washington en Londen in de rijke landen van het Noorden. Zowat overal is er overleg geweest tussen de verschillende verantwoordelijken van de ‘société civile’: in Kinshasa, Nairobi, Antwerpen, Montreal, Bonn en Washington.

Na de ondertekening van de akkoorden van Lusaka in juli 1999 hebben de bezielers van de ‘société civile’ het niet laten afweten. Hun voornaamste bekommernis was de verdediging van de nationale eenheid en van de onaantastbaarheid van het Congolese grondgebied, tegenover het risico dat dit reusachtige land, 81 maal groter dan België, zou uiteenvallen. In de tekst die in Lusaka is goedgekeurd worden ze eindelijk erkend als ‘sociale krachten’ en sindsdien heeft de ‘société civile’ geen gelegenheid laten voorbijgaan om aan te dringen op de eenheid en de onaantastbaarheid van het land.

De verantwoordelijken van de ‘société civile’ hebben de doodsbedreigingen vanuit beide kampen en de arrestaties getrotseerd. Voor hen was het essentieel hun wil te bewijzen om vreedzaam samen te leven. En ze wilden ook de ondertekenaars van het akkoord confronteren met hun belofte de bewegingsvrijheid te herstellen. Daartoe organiseerden ze in oktober 1999 in Kinshasa, met deelnemers uit alle hoeken van het land, een nationale bijeenkomst over de vredesgesprekken in Lusaka, op uitnodiging van verscheidene religieuze en lekenorganisaties. Vervolgens is de conferentie van de Congolese katholieke bisschoppen in Nairobi, Kenya, bijeengekomen. De deelnemers hebben daar een uitdrukkelijke verklaring goedgekeurd over de toestand in de Democratische Republiek Congo. En in januari 2000 hebben ook de anglicaanse bisschoppen, eveneens in de Kenyaanse hoofdstad, zich uitgesproken voor een dringende pacificatie van het land. De voornaamste religieuze leiders van het land hebben, in een oecumenische geest, een proces in gang gezet van verzoening en interne dialoog.

DE DRIEHOEK IS GESLOTEN

Het is niet de eerste keer dat de Congolese ‘société civile’ zo in beweging komt rond een nationaal probleem. Na de razzia’s van de Portugese en de Arabische slavenhandelaars in de prekoloniale periode gaat Congo in 1885 over in handen van Belgische colons . Ook zij zullen uitblinken door de wreedheden die ze begaan bij de uitbating van de onmetelijke rijkdommen waarmee dit uitgestrekte land van Centraal Afrika is begiftigd. Toen al was het de katholieke kerk die (nadat ze de onderbouw had geleverd voor de kolonisatie) een tipje van de sluier lichtte, waardoor de slavernij werd afgeschaft en waardoor er aandacht kwam voor het respect van de mensenrechten bij het bestuur van de kolonie. In 1956 neemt de Congolese intellectuele elite de pen ter hand. Zij publiceert een ‘Manifest van het Afrikaanse bewustzijn’ en eist de emancipatie van de Belgische kolonie. Dat was dus niet zo lang na de Tweede Wereldoorlog, toen er voor de bevrijding van het Westen een beroep was gedaan op de Congolezen en de rijkdommen van hun land, en terwijl Generaal De Gaulle de Franse kolonies onafhankelijkheid had beloofd. Enkele jaren voor de publicatie van die tekst door Abbé Joseph Malula (de toekomstige eerste Congolese kardinaal), had een andere geestelijke, maar van niet-westerse inspiratie, Simon Kimbangu, zijn gelovigen toegesproken in duidelijk antikoloniale preken.

Sinds de onafhankelijkheid van Congo tot nu heeft de ‘société civile’ voortdurend een rol gespeeld. Haar protagonisten duiken steeds vaker op in de verschillende sociale structuren. Het ontstaan van corporaties, beroepsorganisaties en niet-gouvernementele organisaties gaat haar meer gewicht geven op het nationale schaakbord. Zo zullen enkele opvallende acties het bestaan van die sociale krachten in de schijnwerper zetten. In 1960 en 1973 wordt de nationale hymne , Debout Congolais en La Zaïroise, gecomponeerd door een katholieke priester en een Congolese leerkracht. In 1968 openbaart de revolte van de studenten aan de universiteit Lovanium en aan andere katholieke, protestantse en openbare instellingen voor hoger onderwijs, het repressieve karakter van het Mobuturegime. Andere studentenopstanden (Kinshasa 1980, Bukavu en Lubumbashi 1990 met moordpartijen in opdracht van het regime) zullen zelfs leiden tot het isolement van het hele land door de internationale gemeenschap. In 1980 wordt het bewustzijn van de politieke verantwoordelijken wakker geschud door een herderlijke brief van de Zaïrese katholieke kerk over het catastrofale sociale en economische beleid van het land. Er ontstaan dan politieke partijen, eerst clandestien, in binnen - of buitenland, vervolgens open en bloot, na 1990.

Eind jaren tachtig waait er een democratiseringswind door de wereld. De Congolese ‘société civile’ grijpt haar kans, vooral de niet-gouvernementele organisaties en de kerken. Ze organiseren programma’s van burgeropvoeding en inleidingen tot de democratische cultuur. Net als na de Tweede Wereldoorlog wil het land niet gemarginaliseerd worden door de geschiedenis. Het resultaat is spectaculair: de Soevereine Nationale Conferentie, die vergadert van juli 1991 tot december 1992. Ze beantwoordt aan een eis van de société civile, die ze ook heeft voorbereid en er haar stempel op heeft gedrukt. Het Mobuturegime is onbekwaam gebleken het sociale gewicht ervan correct in te schatten. Op 16 februari 1992 begaat het bewind een dubbele vergissing: het zet eenzijdig de werkzaamheden van de Nationale Conferentie stop en onderdrukt op brutale wijze een betoging die was georganiseerd door de ‘société civile’, aangevoerd door de christenen. Er volgen algemene stakingen (‘opérations villes mortes’) en acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, door de ‘société civile’ - al dan niet samen met de politieke oppositie - georganiseerd om het land de weg op te krijgen van een democratische rechtsstaat. Die ondermijning van het Mobuturegime zal het terrein effenen voor de rebellie van Kabila, gesteund door de buurlanden Angola, Burundi, Uganda en Rwanda. Wanneer het nieuwe bewind plaatsneemt in Kinshasa, in mei 1997, manifesteert de société civile zich met een voorstel voor heropbouw en democratisering van het land. Niemand heeft er oor naar. Het vervolg is bekend.

Zo heeft zich tegenover de staatsstructuur, bestaande uit de decision makers in en om de regering en hun vertakkingen in de administratie, het leger en de staatsondernemingen, en tegenover de politieke partijen, een derde sociale groep gevormd: de ‘société civile’. En zo is de sociale driehoek in Congo gesloten.

TAAK EN STRUCTUUR VAN DE CONGOLESE SOCIÉTÉ CIVILE

Tegenover de afwezigheid van de staat bij het bestuur van het land en tegenover de aarzelingen van de politieke oppositie heeft de ‘société civile’ zich steeds meer geëngageerd in het onderzoek naar mogelijke armoedebestrijding, via de activiteiten van het verenigingsleven op het vlak van gezondheid, opvoeding, economie en sociale problematiek. Joseph Kyalangilwa, voorzitter van de ‘société civile’ in Zuid-Kivu, zegt het zo: ‘De société civile is iets heel anders dan een politieke partij, die een programma heeft voor machtsverwerving. Ze is geen vragende partij voor de macht, ze is veeleer een tegengewicht voor de macht, een tegenmacht . Daarom steunen we de regering noch de rebellen, hoewel beide partijen pogen ons in hun kamp te krijgen. We zullen elke macht blijven bestrijden die met de wapens is verworven, en elke anti-democratische staat. We zullen altijd ons oor te luisteren blijven leggen bij het volk, waar de macht hoort in te wortelen. Daarom worden wij gesteund en beschermd door de bevolking. Ook de internationale organisaties die begaan zijn om de vrede zouden ons moeten steunen. Want we hebben geen middelen om actie te voeren in de verschillende landen in de regio van de Afrikaanse Grote Meren, waar de macht van alle regeringen met de wapens is afgedwongen en zich handhaaft dank zij diezelfde wapens’.

De organisatie van de Soevereine Nationale Conferentie in 1991 heeft aan het licht gebracht dat de Congolese société civile beschikt over volgende onderdelen: ontwikkelingsorganisaties, vrouwenverenigingen, jongerenbewegingen, geleerde genootschappen, universiteiten en onderzoekscentra, mensenrechtenorganisaties, arbeidersvakbonden en beroepsverenigingen, menslievende en humanitaire organisaties, religieuze groeperingen (katholieken, protestanten, kimbangisten en islamieten), patroonsorganisaties (Kamers van Koophandel ) en sportieve, culturele en vrijetijdsverenigingen.

Sinds het einde van de Nationale Conferentie heeft de société civile verscheidene pogingen tot destabilisering ondergaan vanwege de staat en vanwege de politiek, die haar onder hun controle wilden krijgen of tenminste haar invloed wilden beperken. Daardoor werkt ze sinds het einde van de Conferentie haast zonder gestructureerde coördinatie. Er bestaat op het nationale vlak weliswaar een technisch secretariaat dat de band moet leggen tussen de verschillende verantwoordelijken van de ‘société civile’, maar de diverse onderdelen zoeken volkomen zelfstandig contact met andere soortgelijke, vaak plaatselijke, initiatieven. In de provincies is de top van de piramide van al die groeperingen vaak een ‘Provinciaal Coördinatiebureau van de Société Civile’. Elk van de elf provincies van de Democratische Republiek Congo moet theoretisch haar coördinatiebureau hebben waarvan de leden democratisch zijn verkozen door door de algemene vergadering van de aangesloten verenigingen. In sommige gevallen zijn het de provinciale raden van de niet-gouvernementele organisaties die een structuur leveren voor de ‘société civile’.

EEN LASTIGE ROL

Ondanks haar verwezenlijkingen staat de ‘société civile’ zelf in het middelpunt van een controverse. Het ontbreken van eensgezindheid en samenhang tussen haar verantwoordelijken heeft als gevolg dat heel wat onder hen zijn gerecupereerd door de politieke leiders en voor hen gaan werken, maar altijd met het petje op van de ”société civile”. Zo komt het dat ze zwak geprofileerd is, omdat ze verscheurd wordt door polemieken onder de verantwoordelijken over onderlinge verhouding en leiderschap. Er komen steeds meer interne meningsverschillen aan het licht. Vaak houden die verband met personenkwesties, zelfs met eigenbelang.

De samenwerking tussen staat en maatschappij verloopt moeizaam. Staat en politici zijn van oordeel dat de ‘société civile’ werkt voor obscure belangengroepen of voor het buitenland, in plaats van voor het belang van de gemeenschap. Toch worden er inspanningen geleverd om invloed te kunnen uitoefenen op het verloop van de gebeurtenissen die het land verscheuren. De société civile is geregeld het slachtoffer van haar poging om een evenwicht te behouden in die ingewikkelde situatie.

Bij nader toezien merk je dat heel wat organisaties van de ‘société civile’ hun bestaansreden niet kennen, en ook niet de grenzen van hun acties. Daardoor beseffen de meeste onder hen niet wat de plaats of het belang is van de staatsstructuren of welke relaties ze moeten onderhouden met de staat. Er mogen dan al heel wat verantwoorde acties zijn die via volkseducatie of pressie op politieke verandering aandringen, in de praktijk hebben ze slechts weinig impact. Zo zijn bijvoorbeeld in augustus 1994 de verantwoordelijken van de ‘société civile’ van Burundi, Rwanda en de Democratische Republiek Congo in Kinshasa bijeengekomen om zich samen te bezinnen over de conflicten in de regio. In 1997, na de val van Mobutu, heeft de Congolese ‘société civile’ ernstig nagedacht over haar bijdrage tot de heropbouw en de democratisering van het land. In 1999 zijn er verscheidene belangrijke ontmoetingen geweest, in Antwerpen, Bonn, Kigali, Kampala, Nairobi en Kinshasa, om de militanten van de ‘société civile’ meer te betrekken bij de acties voor het herstel van de vrede in de regio.

Waarom hebben al die initiatieven de neiging te stoppen aan de deuren van de conferentiezalen waar ze zijn ontstaan? Hoe kunnen de acties van de ‘société civile’ efficiënter worden gemaakt? Wat moet er bovenop het programma komen? Welke strategieën moeten worden opgezet opdat de acties zouden worden aangevoeld als een inspanning om deel te nemen aan het herstel of de nationale reconstructie en niet als een strijdmiddel tegen de huidige machthebbers? Welk samenwerkingsmechanisme moet er worden opgezet om wederzijdse steun en voortdurende uitwisseling van informatie over activiteiten, strategieën en nieuwe plannen mogelijk te maken? Om de egoïstische motiveringen van de politici af te remmen? Waarom kunnen de militanten van de ‘société civile’ zich geen lidkaart aanschaffen van een politieke partij om te pogen de macht te verwerven in plaats van politieke standpunten in te nemen onder de dekmantel van verenigingen die officieel geen politieke bedoelingen hebben?

In 1998, vlak voor de aanvang van de jongste oorlog en de huidige politieke crisis in de Democratische Republiek Congo, organiseerde het SERACOB (Service de Renforcement des appuis aux Communautés de Base en Afrique Centrale) een informatiereis naar Zuid-Afrika voor enkele verantwoordelijken van de ‘société civile’ uit de landen van de regio. Het doel van de zending was in de eerste plaats: de ‘société civile’ in dat land bestuderen en er lessen uit trekken om mogelijke verbeteringen aan te brengen aan hun eigen werk.

In het licht van de talrijke uitdagingen in de regio van de Afrikaanse Grote Meren moet er dringend werk worden gemaakt van een betere functionering van de ‘société civile’. Daardoor zou die motor van sociale verandering haar rol beter kunnen spelen: een positieve invloed uitoefenen op de evolutie naar een rechtsstaat en een welvarender maatschappij.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.