Zijn creatieve steden emancipatorisch?

Op zoek naar een nieuwe toekomst profileren steden zich als broedhaarden van creativiteit. Ze presenteren als motor van economische innovatie die alle bevolkingsgroepen ten goede zou komen. En als kers op de taart nodigt men graag een spraakmakende expert uit. Het is dan ook niet toevallig dat op 18 november Charles Landry naar Gent afzakt.

Landry is een van de gezichten van de stedelijke creativiteitstheorie. Het is van belang stil te staan bij de oorsprong van dit gedachtengoed, en te zien hoe een stad als Gent dit vandaag in de praktijk brengt. Die oorsprong situeert zich begin jaren ‘80. Als reactie op Tatcher’s asociale marktgedreven beleid, ontwikkelen zich in de UK denktanks die later de New Labour-ideologie van ‘De Derde Weg’ zouden voeden. De ideologische positionering was duidelijk: een consensusdenken ‘voorbij ideologische breuklijnen’ van sociale democratie én marktontwikkeling. Charles Landry speelde een centrale rol in één van die denktanks COMEDIA, die heil zochten in nieuwe ontwikkelingsstrategieën gebaseerd op ‘sociale en culturele innovatie’ in plaats van enkel platte marktontwikkeling en technologische innovatie.

Deze denksporen zou de bakens uitzetten voor een ‘en-en’-strategie met zowel economische opleving door middel van investeringen in innovatie, cultuurmarketing en creativiteitseconomie, als het versterken van sociale en culturele netwerken via creatieve cultuur-projecten vanuit de alledaagse leefwereld. Het is dan ook niet vreemd dat gemeenschapsvorming via culturele projecten op de kaart worden gezet in stads- en wijkontwikkelingsprojecten. Het beroemde boek waarin Landry deze ideëen werden neerpende,The Creative City: A toolkit for urban innovators, kwam er in 2000, net twee jaar voor het verschijnen van Richard Florida’s invloedrijke The rise of the creative class. De dubbelstrategie van Landry onderscheidt zich van Richard Florida, die eerder eenzijdig gericht is op economische ontwikkeling en de versterking van één bepaalde ‘creatieve klasse’. Binnen het debat over creatieve industrie was Landry’s bijdrage daarom meer democratisch, gezien creativiteit als de drijvende kracht van en voor iedereen centraal gesteld werd.

‘De Scheppende Stad’, het Leitbild van de Stad Gent voor 2020, omvat diezelfde dubbelstrategie. Het gaat enerzijds om het zich inschrijven in de globale arbeidsdeling via investeren in kennis, innovatie, en technologie alsook over creatieve klassen aantrekken (Via het Departement Stadspromotie en Sport), en anderzijds over “het bundelen van àlle creatieve krachten” via de ‘Gent 2020’-missie (Via de Stafdiensten). Net in die dubbelzinnigheid steekt de valkuil, want het ene verhindert het andere: hoe meer het spoor van innovatie en creativiteit op maat van de markt gevolgd wordt, hoe kwetsbaarder dit net die groepen maakt die aan de toekomst van de stad zouden moeten participeren.

‘Cultuur en creativiteit’ worden zo geïntegreerd in de strategie van het Paarse (Derde Weg) consensusdenken. Meer aandacht voor cultuur is uiteraard niet slecht, integendeel. We vinden dit ook terug in ‘De Scheppende Stad’ met zijn geïntegreerde visie op cultuur en creativiteit als hefboom voor stads- en wijkvernieuwing. De voordelen van dergelijke aanpak werden duidelijk in het stadsvernieuwingsproject “Zuurstof voor de Brugse Poort”, dat niet-onlogisch op Landry’s programma staat de dag na zijn lezing. Daar werd door een lokale ontwikkelingscoalitie, sterk van onderuit gedreven, heel wat gerealiseerd voor de buurt. Echter, dit amalgaam van creatieve projecten is nog steeds teveel ontkop

In het huidig stedelijk beleid vormt ‘creativiteit’ daardoor te weinig onderdeel van een groter emancipatorisch verhaal; vooral in het voordeel van die groepen die uit de boot vallen.
d van de sociale en –woonproblematiek in de wijk die aanwezig blijft, ondanks de sterke creatieve projecten. Recent werd het creatieve beeld van deze zich-opwaarderende volkswijk doorbroken door de tentoonstelling ‘Lijn 3’ van Jan Beke, die de reële en rauwe sociale ellende in de wijk blootlegde. Heel wat actoren actief in de wijk toonden hun ontgoocheling over deze kritische tentoonstelling, door het contrast met de positieve beeldvorming op gang gebracht door culturele interventies. Toch was precies dit breukmoment vruchtbaar voor het binnenbrengen van nieuwe claims die buiten het vizier lagen.

De filosoof Jacques Ranciere zou stellen, dat zo’n creatieve breukmomenten hét politieke moment zijn bij uitstek waarop in en-uitsluitingsprocessen worden bevraagd en het “niet-behoren tot” worden gecontesteerd. Op momenten waar de geijkte machten en krachten tekort schieten ten aanzien van kwetsbare groepen, zoals in “het woonbeleid” of “armoedebeleid” in achtergestelde wijken, moet de focus worden verlegd naar die kwetsbare doelgroepen. Maar, dat vraagt ook soms ‘breukmomenten’ creëren in de gangbare (beleids-)praktijken en consensus van de stedelijke overheid en/of private actoren. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat doorheen de tijd ‘cultuur’ en ‘creativiteit’ sterk zijn veranderd. De tijd dat deze een kritisch-pedagogische invulling kreeg als een emancipatorisch proces vanuit de alledaagse leefwereld door een echte bundeling van ‘creatieve krachten’, strevend naar de collectieve hefbomen voor, door en mét kwetsbare groepen, lijkt steeds verder af.

Als je naar het Gent van de jaren ‘70 en ‘80 kijkt, dan was creativiteit onderdeel van een sociale strijd van-onder-uit voor “een stad op mensenmaat”, waarbij (ook kwetsbare) buurtbewoners sterker betrokken werden. Creativiteit liet met andere woorden toe om mensen participatie te laten nemen vanuit de alledaagse leefwereld, vooral omdat het complexe sociale en materiële vraagstukken begrijpbaar maakte voor àlle participanten. De vraag is of we niet terug wat inspiratie moeten halen uit deze emancipatorische culturele beweging? Voorwaarde is wel dat het ook deze ‘van onderuit’ invulling krijgt met een open vizier wat betreft het streefdoel- wat veelal haaks staat op de consensuslogica-, en dat het niet enkel ‘van bovenaf’ geregisseerd wordt, zoals nu met de door overheidswege geregisseerde Gentse “De Scheppende Stad”-strategie wel het geval is, met haar combinatie van citymarketing en het goedbedoelde stadsbrede debat.

Bas Van Heur omschrijft het huidig creativiteitsdiscours als volgt: “Aangezien ook Landry’s ‘theorie’ alleen maar mogelijkheden en geen obstakels ziet, wordt het snel geneuzel over potentie zonder aandacht voor in-en uitsluitingsprocessen. Het leidt tot een ‘feel good’ verhaal waarmee iedereen het alleen maar eens kan zijn.” In het huidig stedelijk beleid vormt ‘creativiteit’ daardoor te weinig onderdeel van een groter emancipatorisch verhaal; vooral in het voordeel van die groepen die uit de boot vallen. En daar zal de lezing met Landry in Gent deze week, hoe goed ook gebracht, waarschijnlijk niet zoveel aan veranderen.

Pascal Debruyne (UGent) en Dirk Holemans (OIKOS)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.