Denken voorbij de twee-statenoplossing

Denken voorbij de twee-statenoplossing

Martin Sieperman en Ewoud Poerink

01 juni 2003

Ilan Pappe is één van de bekendere Israëlische revisionisten of New Historians. Zijn boek The Making of the Arab-Israeli Conflict, 1947-1951 (1992), was ÉÉn van de publicaties die een substanti‘le bijdrage leverden aan de ontmythologisering van Israëls ontstaansgeschiedenis.

Pappe (47) is hoofd van het Instituut voor Vredesonderzoek van de universiteit van Haifa en werkt samen met Palestijnse wetenschappers aan een nieuwe historiografische benadering van het Palestijns-Israëlische conflict. “Oslo-achtige benaderingen van het conflict met de Palestijnen zullen nooit tot een werkbare oplossing leiden.”

U bent actief in Hadash, de enige joods-Arabische Israëlische partij, en beschouwt zichzelf als een post-zionist. In hoeverre hebben uw opvoeding en jeugd uw opvattingen over het Israëlisch-Palestijnse conflict be•nvloed?

Ik ben in Haifa geboren, een gemengd Arabisch-joodse stad. Mijn ouders waren uit Duitsland afkomstige overlevenden van de Holocaust. Zij waren liberale mensen, die vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel hadden staan.

Voor hen was het zionisme niet in strijd met liberalisme en democratie. Voor mij daarentegen wel, en dat is het nog steeds. Het huis van mijn ouders was echter geen politiek huis en heeft daarom amper directe invloed gehad op mijn politieke posities. Deze posities werden veel eerder bepaald door het contact met een aantal Palestijnse kinderen op school. Op jonge leeftijd heb ik Arabisch geleerd. Deze sociale en uitermate positieve kennismaking met de taal en cultuur van de Palestijnen heeft grote invloed gehad op mijn ideologische standpunten in latere jaren.

Op welke wijze bent u in de loop van uw carri?re tegengewerkt om uw standpunten te bepalen en uit te dragen?

Alles wat ik tot het eind van de jaren ’80 dacht en deed was nogal vaag, waardoor de tegenwerking die ik ondervond ook niet al te duidelijk was. Vanaf 1988 werden mijn denkbeelden zeer expliciet. Omdat ik toen al docent op de universiteit en een publiek figuur was, konden de autoriteiten mij niet al te eenvoudig aanpakken. Ik was in die tijd niet bereid als reservist in het leger te dienen. In plaats van mij toe te staan om politieke munt uit de situatie te slaan en me in de gevangenis te gooien, heeft het leger mij toen simpelweg laten weten me niet langer nodig te hebben.

Belangrijker is echter wat zich op de universiteit afgespeeld heeft. Tot het uitbreken van de recente Intifada heb ik meerdere keren moeilijke tijden doorgemaakt, maar niets daarvan was al te dramatisch. Zo moest ik bijvoorbeeld internationale steun vergaren om de academische positie te bereiken die ik op basis van mijn loopbaan verdiende. Met een honderdtal joods Israëlische academici heb ik de jaren ’90 als een goede periode van pluralisme en vrijheid van meningsuiting op de universiteiten ervaren. Sinds oktober is dit totaal veranderd. Er is een serieuze poging gaande om mij van de universiteit te gooien. Veel mensen in Israël denken dat ze opnieuw in een oorlogssituatie verkeren en andersdenkenden niet kunnen tolereren.

Gedurende de eerste Intifada heb ik de academische kringen in Israël zwaar bekritiseerd voor hun lafheid. Mijn eigen universiteit heb ik aangevallen voor de slechte behandeling van Palestijnse studenten en het tegenwerken van onderzoek over de gebeurtenissen van 1948. Het is mogelijk dat zij zich nu nog meer door mij bedreigd voelen.

Vergaande intimidatie van offici‘le zijde heb ik nooit meegemaakt, dus misschien ben ik niet gevaarlijk genoeg. Israël is geen politiestaat. Bovendien is er een groot verschil tussen wat een jood en een Arabier kan doen. Had een Arabier een kwart van datgene gedaan dat ik gedaan heb, dan had hij op zijn best in de gevangenis gezeten. De tegen mij gerichte intimidatie komt van het Israëlische publiek. Ik ontvang veel dreigbrieven en telefoontjes. En groot deel hiervan is anoniem.

Ik ben ervan overtuigd dat de situatie voor mij gaat verslechteren, daar twijfel ik niet aan. Het is mogelijk dat ik van de universiteit getrapt word en als publieke vijand gebrandmerkt word. In een dictatuur is de bevolking bang en is ze het niet eens met het beleid van de machthebbers. In Israël ondersteunt de bevolking de regering daarentegen, dus het regime hoeft niet veel tegen mij te ondernemen.

Er is weinig onderzoek gedaan naar het enorme succes van de joods-Israëlische indoctrinatie. Het is natuurlijk duidelijk dat het zionisme een dominante positie toebedeelt aan de joden. Het zorgt ervoor dat op elk vlak, economisch, sociaal, cultureel en politiek, de joden de boventoon voeren. Voor velen zou het su•cidaal zijn om hier tegen te zijn.

Critici van de erfenis van het zionisme hebben het vandaag de dag in Israël moeilijk. Revisionistische schrijvers zouden het voortbestaan van de staat Israël in gevaar brengen door de Palestijnen tal van morele argumenten aan te reiken. Hoe reageert u op deze beschuldigingen?
De toon is veel harder dan dit. Ik word gezien als een landverrader. Om echt kritisch te kunnen schrijven moet je volledig ‘gedenationaliseerd’ zijn en de situatie vanuit een menselijk perspectief bekijken. Ik schat de Palestijnse beschuldigingen richting Israël op twee manieren in. Ten eerste is er het morele oogpunt.

Wat de Palestijnen is aangedaan in 1948 is moreel volstrekt verwerpelijk. In de tweede plaats moet Israël naar de Palestijnen leren luisteren. Zo niet, dan kan het conflict alleen verder escaleren. Israël is militair zonder twijfel de sterkste, maar op den duur heeft de kracht van een atoombom of een F-16 minder betekenis. Men kan niet altijd in een vijandige omgeving leven. We kunnen wel een nieuw ‘Sparta’ bouwen, maar vraag je eens af wie daar in zou willen leven. Het is op deze morele en pragmatische gronden dat ik de kritiek op mijn werk verwerp. En hoe meer tegenstand ik krijg, des te zelfverzekerder ik word.

Wat is de impact van de New Historians op de Israëlische samenleving als geheel en de politieke elite in het bijzonder geweest?

Op de politieke elite hebben we nauwelijks invloed gehad. Zij is zo goed als immuun voor onze argumenten. Voor haar is de oude zionistische mythologie de beste manier om met politiek om te gaan. Zelfs Barak hangt nog altijd de standaard-mythen aan. Op twee terreinen hebben we echter wel degelijk invloed gehad: onderwijs en media.

Zou de gevestigde orde in Israël niet stiekem bang zijn dat u moreel gelijk heeft?
Absoluut. Daar schuilt ook het grote gevaar voor links-Israël, dat lijdt aan het syndroom van de ‘doos van Pandora’. Linkse politici zijn erg bang om het morele debat aan te gaan. De rechtervleugel van Israël heeft dit probleem daarentegen niet. Zij heeft haar eigen morele visie op de wereld en ziet geen noodzaak om die aan te passen. Het overleven van de joodse staat is boven alles verheven.

En het maakt niet uit of je hiervoor iemand doodt, verdrijft of verwondt. De mensen met een moreel dilemma zijn de linkse zionisten. Van 1882 tot 1977 hebben zij bepaald hoe Israël er uit ziet. Zij beheersen nog steeds de universiteiten, de culturele instellingen en zijn geen marginale factor in de politiek. Maar zij zijn verschrikkelijk bang voor het morele vraagstuk. De manier waarop wij het gedrag van Israëlische soldaten in 1948 aan de kaak stellen speelt in die context een belangrijke rol. Voor links-Israël was de onafhankelijkheidsoorlog hÉt moment waarop de wereld kon zien dat de zionisten moreel volstrekt gerechtvaardigde doelen nastreefden.

Slechts Één grote misdaad uit die periode is opgenomen in de geschiedenis van Israël: het bloedbad van Deir Yassin. Niet omdat links hiervoor verantwoordelijk was, maar omdat het ging om een rechtse paramilitaire groepering. Het is erg makkelijk om de morele vraag op zo’n manier af te schuiven op anderen. Wat de New Historians hebben gedaan is aantonen dat Deir Yassin niet het enige Én niet het grootste bloedbad was en dat linkse groeperingen zich ook inhumaan gedragen hebben. Het zijn mensen van deze groeperingen die roepen dat ze zo moreel handelen en de Arabieren van immoreel gedrag betichten.

De linkse zionisten kampen met een dilemma, omdat zij zich niet willen beroepen op een joodse moraliteit, maar op een Europese moraliteit van democratie en liberalisme. Als wij kunnen aantonen dat het gedrag van deze mensen in strijd is met de morele beginselen die zij volgens eigen zeggen nastreven, dan ondermijnen wij hun morele gezag en hun politieke macht. In feite is dat al gaande en hebben veel linkse politici zich daarom bij rechtse stromingen gevoegd. De joodse moraliteit komt hen uiteindelijk toch het beste uit, want die legitimeert haat jegens en bezetting en vernietiging van de ander.

Wat zijn de voornaamste scheidslijnen in de Israëlische politiek? In hoeverre verschillen de Arbeidspartij en Likoed van elkaar?

De Arbeidspartij en Likoed zijn Één pot nat, er is geen wezenlijk verschil. Ik denk niet dat we in de toekomst nog veel verschillen tussen de twee partijen zullen zien. Die tijd is voorbij. De belangrijkste scheidlijn betreft het zionisme. Men is —f zionist —f post-zionist. Een overgrote meerderheid staat nu achter het zionisme, slechts een zeer kleine groep steunt het post-zionisme. Ik geloof dat aan het eind van de Intifada andere scheidslijnen naar boven zullen komen, die nu nog onder de oppervlakte zitten. Zoals de Arabisch-joodse tegenstelling binnen Israël, die een zeer groot probleem gaat vormen. Na de lessen van de huidige Intifada zal men op een andere manier met elkaar omgaan. De strijd die hieraan voorafgaat, zal niet alleen in de politiek worden uitgevochten, maar ook op straat.

Verder heb je de fundamentalistische joden, die Israël willen besturen volgens een theocratisch model. Zij staan zeer intolerant tegenover andersdenkenden, seculiere joden, Israëlische Arabieren en gastarbeiders. Vergeet ook niet de diepe tegenstellingen tussen ori‘ntaalse en ashkenazische joden. Het draait hier om de omgang met het ontstaan van Israël. Er wordt gestreden om de Israëlische culturele identiteit. Door het kapitalistische systeem is de sociaal-economische achterstand van de ori‘ntaalse joden nooit aangepakt. De woede hierover zal toenemen en uiteindelijk uitmonden in een politieke strijd.

Zullen deze tegenstellingen zich vertalen in nog meer politieke partijen, waardoor er alleen nog androgene coalities gaan ontstaan?

Dat gebeurt al, zoals de huidige situatie in Israël laat zien. Iedere groepering heeft een eigen partij. Israël gaat een zeer onstabiel land worden met vreemde coalities, die snel opgevolgd worden door andere vreemde coalities. Slechts Één groep zal stelselmatig buiten de boot vallen: de Israëlische Arabieren. Zij zullen nooit deel mogen nemen aan de Israëlische politiek.

Zeer conservatieve demografische voorspellingen duiden erop dat over 15 jaar ongeveer 40 procent van de Israëlische bevolking op deze manier van de politiek buiten gesloten wordt. Slechts Één land heeft dat eerder gedaan: Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika hebben de anti-apartheidsstrijders zelfs in de donkerste uren vastgehouden aan hun positieve idealen en is het apartheidsregime uiteindelijk omver geworpen. Ergens blijf ik daarom hoopvol. Joden zullen op den duur een minderheid vormen in Israël. De machtsbalans op de lange termijn is niet in hun voordeel. Wat ons dan te wachten staat, valt te verafschuwen. Ik hoop dat we samen met de toekomstige meerderheid een vreedzame oplossing kunnen vinden, voor het te laat is.

De Israëlische samenleving is gedesillusioneerd. Israël is militair de dominante partij, maar het Palestijnse verzet kan niet gebroken worden met nucleaire wapens. Ik denk niet dat het re‘el is om ervan uit te gaan dat Israël altijd een vreemde eend in de bijt kan blijven. Nergens ter wereld heeft een ge‘migreerde bevolking zich op den duur in stand kunnen houden in een vijandige omgeving. Het werkt alleen als de autochtone maatschappijen vernietigd worden, zoals in Noord-Amerika, Australi‘ en Nieuw-Zeeland.

Ik denk echter dat het uitgesloten is dat Israël de hele Arabische wereld kan wegvagen. Wie niet tot een dergelijke vernietigende politiek kan of wil overgaan, moet zich dan ook neerleggen bij vreedzaam overleg dat aan alle betrokken partijen ruimte biedt. Helaas leven veel Israëli’s met de illusie dat het recht van de sterkste geldt. Sharon bijvoorbeeld. Toen hij Libanon binnenviel dacht hij de Libanese president te kunnen aanwijzen. Nu denkt hij de opvolger voor Arafat te kunnen kiezen.

U gelooft dat een ware vrede tussen Israëli’s en Palestijnen onhaalbaar is zonder dat beide partijen aan een gezamenlijke politieke structuur werken. Kunt u dit toelichten?

Hoe deze structuur er precies uit zou kunnen zien weet ik niet. Dat is ook niet relevant op dit moment. Nu moet gewerkt worden aan een reeks principes. Pas daarna is er ruimte voor de concrete uitvoering. Mijn interesse gaat dan ook uit naar de principes die de totstandkoming van een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse structuur mogelijk maken en de mensen aansporen een racistische zienswijze op te geven.

Het eerste principe is dat je geen democratie enkel en alleen baseert op de demografische meerderheid van je eigen volk. Men baseert een democratie op een meerderheid van mensen die in democratie geloven.

Ten tweede zijn in verband met de demografische situatie in Palestina twee gescheiden politieke entiteiten een illusie, indien a) geen mensen gedwongen verplaatst worden en b) de machtsbalans tussen joden en Arabieren niet verandert. Het eerste is verwerpelijk, het tweede onrealistisch. Dit betekent dat iedere twee-statenoplossing gebaseerd zal zijn op een sterke staat en een bantoestan. Een meer evenwichtige oplossing in het kader van een eenheidsstaat verdient duidelijk de voorkeur.

In de derde plaats moet gewerkt worden aan politieke modellen die rekening houden met het bestaan van verschillende nationale of culturele groepen. Deze groepen dienen in een op consensus gebaseerd politiek systeem vertegenwoordigd te zijn, zodat zij hun etnische, nationale of culturele standpunten kunnen uitdragen.

Het zal niet eenvoudig worden de ideale politieke structuur te vinden, maar we moeten er naartoe werken. Oplossingen gebaseerd op een tweestatenmodel of de huidige situatie zullen bezetting, verdrijving en discriminatie voort laten duren. Ik vrees dat een wenselijke oplossing pas dichterbij komt nadat zich een grote ramp voltrokken heeft.

U bent nogal pessimistisch over de nabije toekomst. Hoe zou u reageren op een tweede nakba en welke reactie verwacht u bij een dergelijke ontwikkeling van de internationale gemeenschap?

Het is belangrijk om te begrijpen dat historische scenario’s zich nooit herhalen. 1948 kunnen we daarom vergeten. Het verraderlijke is dat een hernieuwde structurele verdrijving van de Palestijnen zich geleidelijk zou kunnen voltrekken, zodat het proces niet eens herkend wordt.

Ik zou vermoedelijk in een dergelijke situatie niets anders doen dan wat ik nu doe. Misschien zou ik met mijn Palestijnse vrienden voor Israëlische tanks gaan staan, om de verdrijving van Palestijnen te verhinderen. Maar we zouden de strijd verliezen. We hebben geen macht. De voornaamste vraag is hoe de Arabische wereld zou reageren. In denk dat zij niets zou doen. De gedachte dat Israël in een oorlogssituatie een nieuwe nakba veroorzaakt terwijl de wereld toekijkt, baart me dan ook grote zorgen.

Wat is uw mening over het zogenaamde vredeskamp in Israël sinds het uitbreken van de recente Palestijnse volksopstand, Shimon Peres in het bijzonder?

Het grootste deel van het vredeskamp bleek een non-vredeskamp te zijn en is naar rechts opgeschoven. Dit heeft laten zien dat velen vrede als een tactiek beschouwen, en niet als een strategie of visioen. Zij zagen vrede als een middel om de resultaten na te streven die anders door gebruik van geweld bereikt zouden moeten worden. In zekere zin is het goed dat de Intifada deze mensen ontmaskerd heeft.

Dit geldt ook voor Shimon Peres. Zijn visie op vrede is een vrede die Israëlische dominantie oplegt. Hij wil de oorlog met de Palestijnen op vreedzame wijze winnen. Hij onderhandelt met de Palestijnen alsof hij zich in een oorlogssituatie bevindt. Hij wil de Palestijnen in de onderhandelingen verslaan, in plaats van echte vrede na te streven. Hij lijkt in dit opzicht op Yitzhak Rabin.

Een kleine minderheid binnen het zogenaamde vredeskamp bleek zeer vasthoudend te zijn. Zij is meer betrokken dan ooit. Vrouwen-ngo’s spelen een cruciale rol in die context. We hebben tegenwoordig zeven van dergelijke ngo’s in Israël, die veel invloed hebben. Deze organisaties zijn veel effici‘nter dan de ngo’s die door mannen opgezet zijn, omdat vrouwenngo’s niet op militaire ervaring berusten. Normaliter moet je in Israël officier zijn om serieus genomen te worden wanneer je iets over vrede zegt. Nu hebben we vrouwen die beweren veel meer verstand te hebben van de vrede. De Israëlische Palestijnen voelen zich bij hen meer op hun gemak dan bij andere ngo’s.

Veel aandacht is de afgelopen jaren uitgegaan naar het onderwerp van financi‘le compensatie voor de slachtoffers van de Holocaust die nog in leven zijn. Bestaat er een verband tussen deze compensatie en de verantwoordelijkheid van Israël richting de Palestijnse vluchtelingen?
Het is interessant dat twee prominente joodse figuren, Moshe Sharett en Martin Buber, een verband gelegd hebben.

Zij hebben voorgesteld dat de Palestijnse vluchtelingen een deel van de Duitse gelden ontvangen. Terwijl het recht op terugkeer veel belangrijker is dan compensatie, is het zinvol om de twee onderwerpen aan elkaar te koppelen. De Palestijnen vormen de laatste schakel in een keten van ‘victimization’. Dezelfde joden die het slachtoffer waren van de nazi’s hebben de Palestijnen tot slachtoffer gemaakt. Een hieraan gekoppelde compensatie-keten geeft een erg duidelijke morele boodschap af.

Voor de Israëlische bevolking is dit echter onverteerbaar. Zij maakt zich niet al te druk over het geld. Wanneer de Amerikanen bereid zijn om de Palestijnse vluchtelingen geld te betalen, waarom zou men hen dan tegenhouden? De achterliggende implicaties baren de Israëli’s veel meer zorgen. Als je compensatie gaat betalen, betekent dat dat je iets slechts hebt gedaan. Israëli’s willen dit niet erkennen. De voorstelling van henzelf als ‘victimizers’ is onverdraaglijk.

ONTWIKKELINGEN EN TENDENSEN IN DE PALESTIJNSE MAATSCHAPPIJ

De oorlog in Libanon genereerde indirect een versterking van het Palestijnse verzet in de Palestijnse Bezette Gebieden. Een georganiseerde Palestijnse civiele maatschappij kreeg vorm en nam onder meer de leiding in de eerste Intifada (1987). Deze spontane volksopstand werd uiteindelijk in de kiem gesmoord door een veranderde internationale situatie, internationale diplomatieke inspanningen en onderhandelingen opgezet tussen de PLO en Israël die uitmondden in de gekende Oslo-akkoorden (1993). Maar dit alles betekende geen einde voor de kracht en organisatie binnen de civiele maatschappij.

Het optimisme en de opluchting in de internationale opinie na de ondertekening van de Osloakkoorden door Yitzak Rabin en Yasser Arafat, werden al snel overschaduwd door de commentaren van critici en vooral door het misnoegen van de Palestijnse bevolking over de uiteindelijke gevolgen van deze akkoorden en de concessies die werden gesloten voor het bekomen van een leefbare Palestijnse staat. De vredesakkoorden hadden alleen maar valse verwachtingen gecre‘erd.

De verschillende Israëlische regeringen hebben zich sinds het ondertekenen van de Oslo-akkoorden niet gehouden aan de basisovereenkomsten en opteerden voor het verderzetten van een politiek van “faits accomplis” – door het cre‘ren van feiten op het terrein. Zo werd de overeengekomen stop op de bouw en uitbreiding van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza-strook nooit gerespecteerd. Oslo leverde evenmin een antwoord op de meest belangrijke pijnpunten in het Palestijns-Israëlische conflict.

De creatie van een leefbare en soevereine Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad (het perfecte recept voor een duurzame vrede volgens de slogans) lijkt ondertussen steeds meer een illusie. Een artifici‘le verdeling van de Palestijnse gebieden in A, B en C-zones, van elkaar afgescheiden door checkpoints ( Één van de producten van Oslo), oorspronkelijk onder controle van de verschillende administraties, bemoeilijken communicatie en bewegingsvrijheid voor de Palestijnen. Een kantonisering van de Palestijnse gebieden wordt bovendien verder in de hand gewerkt door de opgevoerde Israëlische nederzettingenpolitiek.

In de Oslo-akkoorden werd slechts een zin aan de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen gespendeerd: “Wordt verschoven naar volgende onderhandelingen”.

Het falen van Oslo, het voortzetten van de Israëlische nederzettingenpolitiek, de aanhoudende confiscatie van Palestijnse gronden door Israël, geruchten over een mogelijk compromitteren van het recht op terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen, het verdere verval van de Palestijnse economie, samen met onthullingen over interne corruptie in de PA (Palestinian Authority) gaven aanleiding tot de huidige Palestijnse volksopstand, de tweede Intifada. Het succes van Hizbollah in Libanon en de uiteindelijke terugtrekking van Israël uit Zuid-Libanon (2000) hadden zeker en vast een sterke voorbeeldfunctie voor de Palestijnen.

Martin Sieperman is politicoloog. Hij is gespecialiseerd in het Israëlisch-Palestijnse conflict en redacteur van Soera. Ewoud Poerink is historicus. Hij is projectleider van Split Screens, een virtueel forum voor interculturele dialoog. Dit artikel is een uittreksel van een interview dat eerder is verschenen in Soera, Midden-Oosten en Noord-Afrika Tijdschrift (www.soera.nl). © Soera (nr. 2, 2001).