Een vrouw heeft niet meer waarde dan een paar schoenen

De achterkant van de oorlog, honderd jaar oude brieven vol wanhoop en feminisme. En anno 2015, dertig seconden gefilmde gruwel. ‘November is de maand van de doden’, schrijft Catherine Vuylsteke.

  • © Brecht Goris © Brecht Goris

November is de maand van de doden. Die van mij en die van ons, het kleine, dichte kankersterven en de verre, maaiende armen van WOI. We zijn er mee opgegroeid.
Het eerste vertaalde zich in hoogdagen en chrysanten, het tweede in jaarlijkse tv-beelden van een steeds verder uitgedunde erehaag van gedecoreerde mannen.

Het leken bekende feiten, die van de Grote Oorlog. De gruwel van de loopgraven, de industrialisering van de oorlog, het Kerstbestand. En toch. Zoveel bleef buiten beeld. We hoefden schijnbaar niet te weten dat vier miljoen niet-blanken gemobiliseerd werden voor WO I. Amerikanen, Afrikanen, Aziaten en lui uit Australië en Nieuw-Zeeland, ze werden hier een eeuw geleden gelijk in de dood.

We hoefden schijnbaar niet te weten dat vier miljoen niet-blanken gemobiliseerd werden voor WO I.

1,2 miljoen Indiërs werden naar WOI gestuurd, 77.000 van hen belandden aan het Westelijk Front in Europa en één op tien zou nooit meer vertrekken. Hoofdzakelijk Sikhs en Punjabi moslims, maar ook Gurkha’s, Balochi’s, Dogra, Garhwalis, Jats en Pashtun. De Britse kolonisator had het over “martiale rassen”, volkeren die ‘niet waren getemd door het boerenleven van de laagvlakte maar in wiens bloed het vuur van de krijgskunst is blijven branden’.

Deze beroepssoldaten vervoegden het Indiaas Legerkorps omdat ze dringend geld nodig hadden, als tweede, derde of vierde zoon uit een boerengezin met grote schulden. Hun taak bestond erin opstandige clans te bedwingen en Afghaanse aanvallen af te weren, tot ze in de nazomer van 1914 voor het eerst het zwarte water overstaken. Ze meerden aan in Marseille en spoorden vervolgens naar het noorden, via Orleans naar Ieper.

Hoe zagen deze mannen de oorlog en het continent van hun Britse meesters? We zouden het nooit hebben geweten, ware het niet van hun brieven. Dik vijftien jaar geleden heeft de Britse historicus David Omissi ze ons teruggegeven, in zijn monumentale “Indian Voices of the Great War, Soldiers’ Letters, 1914-18”.

Ik heb ze gebruikt voor een Citybook over Ieper, een fictieve correspondentie van een Indiase sepoy in 1914-1915. Het is een relaas vol trots, verbazing, bewondering, angst, wanhoop en vertwijfeling. Aanvankelijk keken de Indiase soldaten hun ogen uit. Ze zagen ongesluierde vrouwen, honden die kuddes leidden en boter karnden en straatvegers die wijn dronken.

‘In ons land heeft een vrouw niet meer waarde dan een paar schoenen. Dat is de reden waarom we ons niet kunnen meten met de andere volkeren’

Ze begrepen niet waarom de Goden de Duitsers zoveel kracht hadden gegeven. ‘Ze maakten hen tot vogels in de lucht, tot draken op de aarde en tot giftige krokodillen in de zee’. Zichzelf omschreven ze als geiten, vastgebonden aan de paal van de slachter. ‘Wanneer hij komt, dat weten we niet, maar er is niemand om ons los te maken’.

Zij die uiteindelijk huiswaarts keerden, verlieten de Europese slagvelden als andere mannen. Vermangeld door de oorlog, maar ook vervuld van nieuwe inzichten. ‘In ons land heeft een vrouw niet meer waarde dan een paar schoenen. Dat is de reden waarom we ons niet kunnen meten met de andere volkeren’, lees ik in de brieven. ‘Als God me kinderen schenkt, zal ik hen een goede opleiding geven, ongeacht of het zonen of dochters zijn’.

De bewuste schrijver was een Pashtun. Het is aan zijn woorden dat ik moet denken als ik deze week het verhaal lees van de 19-jarige Rokhshana, uit het Afghaanse Ghalmeen. Ze had zijn achterkleindochter kunnen zijn. En toch.

Jaren geleden, zo vertellen lokale bronnen, vluchtte Rokshana naar Iran omdat haar ouders haar wilden uithuwelijken aan een oude man. Familieleden vonden haar en brachten haar naar huis terug, waar ze aan een andere grijsaard werd verpatst.

Rokshana legde zich niet bij haar lot neer en liep weg met haar geliefde. Maar andermaal werd ze ingehaald. Honderd jaar na de brief is er het filmpje. 30 seconden gruwel, een publiekelijke steniging wegens overspel.

November is de maand van de doden.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Auteur, journalist, filmmaker & China-expert

    Catherine Vuylsteke is journaliste, ze schreef boeken en maakte films over China, (Marokkaanse) homo’s, Brussel en niet-begeleide minderjarigen.

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.