Meten is niet altijd weten

Na afloop van de millenniumdoelstellingen juichte de wereld omdat ze erin geslaagd was armoede en honger met de helft terug te dringen. Alleen blijkt uit recent onderzoek dat het MDG-plaatje rooskleuriger werd voorgesteld dan het in werkelijkheid is, zegt Jan Van de Poel. Het succes van de strijd tegen armoede hangt af van hoe je het begrip “armoede” invult.

  • Asian Development Bank (CC BY-NC-ND 2.0) Het succes van de strijd tegen armoede hangt af van hoe je het begrip “armoede” invult. Asian Development Bank (CC BY-NC-ND 2.0)

De volgende keer dat Charles Michel naar New York vliegt, zal het zijn om de wereld te vertellen over de vooruitgang van ons land om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te behalen. Of dat een goed-nieuws-show zal worden, laat ik nog even in het midden.

Die doelen leggen voor het eerst een knoop tussen de economische, ecologische en sociale touwtjes van duurzame ontwikkeling. Met 169 min of meer concrete resultaten die moeten worden opgevolgd met behulp van 231 indicatoren is dat best een ingewikkelde knoop.

Om dat statistisch imbroglio in goede banen te leiden, is op VN-niveau een inter-agency expert group opgericht. Eind vorige maand had de groep haar vijfde bijeenkomst waarop bleek dat ze er nog niet helemaal uit is hoe ze al die resultaten zal opvolgen. In het verslag van de vergadering staan heel wat indicatoren nog op status “tier 3”, wat wil zeggen dat er ‘geen vastgelegde methodologie beschikbaar is’.

Dat lijkt natuurlijk een louter technische discussie, maar dat is ze niet. Eén van de kernpunten van de SDG’s is dat het landen in bad trekt van een plan dat is gebaseerd op rapportage en onderlinge “peer review”. Als staatshoofden verantwoording afleggen over een becijferd plan tegenover collega-staatshoofden maakt dat dit plan veel politieker dan een opsomming van losse engagementen.

Rooskleurig

Recent onderzoek van de Londense antropoloog en econoom Jason Hickel toont dat het MDG-plaatje rooskleuriger werd voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Dat zagen we ook in de opvolging van het vorige masterplan voor ontwikkeling, de Millenniumdoelstellingen. In 2015 noemden Bill en Melinda Gates dat ‘het beste ontwikkelingsidee dat ze ooit hadden gezien’. Dat had alles te maken met het feit dat de wereld erin geslaagd was de armoede en de honger met de helft te verminderen. Het plan had gewerkt en iedereen kon vol goede moed aan een nieuw plan beginnen.

Recent onderzoek van de Londense antropoloog en econoom Jason Hickel toont dat het MDG-plaatje rooskleuriger werd voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Voor de opvolging van het armoededoel werd niet 2000, het jaar waarin de MDG’s van start gingen, gekozen maar 1990. Op de manier kon ook de spectaculaire vooruitgang in het China van de jaren negentig in de statistieken worden opgenomen. Bovendien werd de doelstelling geherformuleerd van de ‘halvering van de proportie mensen in armoede wereldwijd’ tot de ‘mensen in armoede in ontwikkelingslanden’.

Een detail, zou je denken, maar omdat de bevolking in ontwikkelingslanden veel sneller toeneemt dan de wereldbevolking, zorgt eenzelfde afname van armoede in absolute cijfers voor een relatief grotere afname van de proportie armen – in relatieve cijfers dus – in de wereld. Door dat “detail” volstond een jaarlijkse afname met 1,25% terwijl in de oorspronkelijke formulering een afname van meer dan 3% nodig was.

Het succes van de strijd tegen armoede hangt af van hoe je het begrip “armoede” invult.

Als je Peter Edward’s “ethische armoedegrens”, die een normale menselijke levensverwachting toelaat, van iets meer dan 7 dollar per dag zou aanvaarden, blijken er vandaag nog meer dan 4 miljard armen.

Verder blijft er natuurlijk ook de vraag hoe je dat begrip “armoede” invult. In 1990 was 40% van de bevolking in Sri Lanka arm volgens de eigen definitie van het land, terwijl de Wereldbank – op basis van de internationale armoedegrens van 1 dollar per dag – slechts 4% armen telde. Ook hier bepaalt de meetlat welk verhaal je kan of wil vertellen.

Als je Peter Edward’s “ethische armoedegrens”, die een normale menselijke levensverwachting toelaat, van iets meer dan 7 dollar per dag zou aanvaarden, blijken er vandaag nog meer dan 4 miljard armen.

Ook als je de armoede voor elk land afzonderlijk berekent op basis van de nationale armoedegrenzen met een absolute ondergrens op de 1,9 dollar die de Wereldbank vandaag voorstelt kom je uit op 1,7 miljard armen.

Eerlijke benadering?

De opvolging van het ambitieuze hongerdoel kent een soortgelijk verhaal. Toen de financiële en economische crisis op het einde van het eerste decennium van deze eeuw ook leidde tot een enorme piek in de wereldwijde voedselprijzen, leek het alsof alle vooruitgang inzake hongerbestrijding teniet zou worden gedaan.

Toch slaagde de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de VN, erin een positieve wending te geven aan dat verhaal door uit te pakken met een nieuwe methodologie voor het meten van de honger.

Door de startlijn te verplaatsten had de wereld, ondanks de voedselcrisis van 2008-2009, toch een spectaculaire daling van ondervoeding gerealiseerd.

Die nieuwe methode schetste een compleet nieuw beeld door de startlijn halfweg de race te verleggen. In 2012 bleek dat er in 1990 niet 843 miljoen mensen ondervoed waren maar 1 miljard. Door de startlijn te verplaatsten had de wereld, ondanks de voedselcrisis van 2008-2009, toch een spectaculaire daling van ondervoeding gerealiseerd.

Niet alleen is het niet meteen wetenschappelijke “good practice” om de uitgangspunten van een longitudinale studie van 25 jaar ergens halfweg te veranderen, ook de redenen overtuigen niet helemaal. Zo werd verwezen naar nieuwe data over lengte van mensen waaruit bleek dat mensen in ontwikkelingslanden gemiddeld kleiner zijn dan gedacht en dus ook minder calorieën nodig hebben. Dat is een wat twijfelachtige veronderstelling want misschien blijven mensen vooral klein omdat ze onvoldoende eten.


Evolutie van de hongercijfers voor en na de update van de meetmethode (bron: Jason Hickel, 2016)

Het vastleggen van indicatoren is bepalend voor het verhaal dat je wil vertellen.

Terwijl de discussie over de opvolging van de SDG begraven wordt in statistische werkgroepen, moeten we ons de vraag stellen of dat ook geen breder debat verdient. Het vastleggen van indicatoren is geen louter technische, neutrale bezigheid, maar bepalend voor het verhaal dat je wil vertellen.

Omdat politici een natuurlijke voorkeur hebben voor rooskleurige verhalen, is de kans groot dat ze een meetlat kiezen die makkelijk vooruitgang laat zien. Een meer eerlijke benadering moet ons dwingen ook het falen te zien en aan te pakken, zonder te grijpen naar een nieuwe meetlat die ons vertelt wat we willen horen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Policy and Advocacy Manager bij Eurodad

    Jan Van de Poel is Policy and Advocacy Manager bij het Europese ngo-netwerk Eurodad. Hij is er verantwoordelijk voor het beleidswerk rond effectieve ontwikkelingshulp.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.