Belgisch ontwikkelingsgeld op belastingparadijzen

Van het Belgische budget voor Ontwikkelingssamenwerking passeert meer dan honderd miljoen euro langs belastingparadijzen. Dat blijkt uit een onderzoek van 11.11.11. De koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging wil dat het Belgisch Investeringsfonds voor Ontwikkelingslanden (BIO) een einde maakt aan die praktijk. MO* ontdekte dat er wel meer vragen rijzen bij de manier waarop BIO overheidsgeld besteedt.

  • CC Willamor Media Een bank op de Kaaimaneilanden. Meer dan 100 miljoen euro van de Belgische ontwikkelingssamenwerking passeert langs belastingsparadijzen. CC Willamor Media

Meer dan een half miljard euro ontwikkelingsgeld beheert BIO, en toch is het investeringsfonds bij het grote publiek een nobele onbekende. De oprichting van BIO in 2001 werd voor de helft gefinancierd door de Belgische staat, voor de andere helft door de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering.

De afgelopen tien jaar kreeg BIO daarbovenop van de Belgische overheid nog eens 576 miljoen euro, in de vorm van “ontwikkelingscertificaten”. Met die werkingsmiddelen, afkomstig van het budget Ontwikkelingssamenwerking, moet BIO investeren in de ontplooiing van bedrijven in ontwikkelingslanden, ‘in het belang van economische en sociale vooruitgang’.

BIO investeert in bedrijven door hen leningen toe te staan of aandelen te kopen. Het gros van de investeringen passeert via zogenaamde “intermediaire structuren” –banken of investeringsfondsen die op hun beurt het geld verder investeren. Daarnaast investeert BIO ook zelf rechtstreeks in kmo’s in ontwikkelingslanden –die bij hun lokale banken vaak niet terecht kunnen voor langetermijnleningen– en in infrastructuurprojecten.

Op tien jaar tijd heeft BIO zo’n 120 projecten gesteund. 96 daarvan lopen vandaag nog steeds.

Interne keuken

MO* kon de hand leggen op een recente rondvraag onder het personeel van BIO. Een aantal resultaten zijn ontluisterend.

Meer dan de helft vindt dat BIO niet op een integere manier wordt geleid (42% zegt neen, 15% zegt neen maar met nuances). Twee op drie vindt dat BIO de principes van goed bestuur niet toepast (52% zegt neen, 15% zegt neen met nuances). En bijna driekwart vindt dat er geen goede communicatie bestaat tussen chef en ondergeschikten (34% zegt neen, 34% zegt neen met nuances).

Volgens Hugo Bosmans, de ceo van BIO, was het de eerste keer dat zo’n bevraging onder het personeel plaatsvond. Bosmans: ‘Ik zie het als een soort uitlaatklep. Kijk, misschien hebben we onze human resources wel wat stiefmoederlijk behandeld, om meer aandacht te kunnen besteden aan onze operaties. Dat nemen we voortaan ter harte. Verder stel ik vast dat we praktisch geen vertrekkers hebben. Zo ontevreden zullen de werknemers dan ook wel niet zijn.’

Eén heikel punt bij BIO is in ieder geval de verloning van ceo Hugo Bosmans zelf. De man is geen werknemer van BIO maar factureert via zijn managementsvennootschap aan BIO, in het kader van een consultancycontract.

Dat Bosmans via een managementsvennootschap werkt –het soort constructie dat op de korrel genomen wordt door staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez (sp.a)– ontkent hij niet. Volgens een recent revisorenverslag zou dat nochtans onwettig zijn: als zelfstandigen voor één klant werken, is dat eigenlijk schijnzelfstandigheid. Bosmans antwoordt dat hij in de beginjaren van BIO meerdere klanten had, en dat hij zelf vragende partij is om in werknemersstatuut aan de slag te gaan.

Een tweede heet hangijzer is dat Bosmans bovenop zijn gewone verloning zitpenningen krijgt om de Raad van Bestuur én het investeringscomité bij te wonen, in het kader van zijn job als ceo welteverstaan. Bosmans: ‘De Raad van Bestuur heeft mij die zitpenningen destijds toegekend, en ik heb dat niet geweigerd.’

Ten derde is er nog het bedrag dat BIO aan Bosmans uitbetaalt. De geruchtenmolen daarover draait op volle toeren. MO* vernam dat het in 2010 zou gaan om een goede 320.000 euro (daarin inbegrepen: remuneratie, jaarbonus, zitpenningen en leasing van bedrijfswagen), maar kreeg daarover géén bevestiging zwart op wit. Bosmans zelf wenst niet te noemen hoeveel hij precies verdient.

De discussie over het loon van de ceo woedt ook binnen de Raad van Bestuur van BIO. Daarin zetelen vertegenwoordigers van de Belgische staat, de bedrijfswereld en de kringen van ontwikkelingssamenwerking. BIO staat onder toezicht van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking Paul Magnette (PS) en minister van Begroting Olivier Chastel (MR). ‘Die regeringsleden’, zo staat in de wet op BIO, ‘kunnen zich verzetten tegen elke beslissing die strijdig is met de wetten, de besluiten, de statuten en het algemeen belang’.

Met de zitpenningen en managementsvennootschap hadden de voorgangers van Magnette en Chastel al lang komaf kunnen maken. Toch duurde het tot december 2011 vooraleer de Raad van Bestuur de situatie aanpakte. Op die zitting besloot zij de samenwerking met Bosmans te beëindigen, en hem nog één jaar uit te betalen.

Een vacature voor een nieuwe ceo is in de maak. Die zou een brutoloon van 150.000 euro krijgen, een bedrag vergelijkbaar met de lonen van andere leidinggevende posities in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Carl Michiels, de directeur van de Belgische Technische Coöperatie, 600 man onder zich, verdient bruto 123.000 euro per jaar; Peter Moors, baas van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking, met 240 personeelsleden, verdient 130.000 euro bruto.

Bosmans, met 40 man personeel, benadrukt nog dat je die cijfers niet zomaar mag vergelijken met het bedrag dat hij via zijn managementsvennootschap factureert, aangezien op brutolonen ook patronale bijdragen betaald moeten worden, en ook zaken als een groepsverzekering uiteindelijk kunnen leiden tot een hogere loonkost voor het bedrijf.

Belastingparadijzen

De afgelopen maanden hebben ngo-koepel 11.11.11 en zijn Franstalige tegenhanger CNCD de werking van BIO doorgelicht. Het resultaat is géén hoera-verhaal. In het rapport Ondernemen tegen armoede. Het Belgisch Investeringsfonds voor Ontwikkelingslanden (BIO) onder de loep eist 11.11.11 dat BIO ‘voldoet aan de normen en standaarden die van andere ontwikkelingsactoren worden geëist’ en dat BIO zich ‘ondubbelzinnig achter de doelstellingen van duurzame menselijke ontwikkeling en armoedebestrijding schaart’.

11.11.11 berekende dat meer dan 111 miljoen euro van de investeringen van BIO via indirecte fondsen langs belastingparadijzen passeren. ‘BIO heeft bijvoorbeeld nog steeds aandelen in portefeuille van fondsen gevestigd op de Kaaimaneilanden en Mauritius.’ En dat terwijl regeringen in ontwikkelingslanden heel wat inkomsten mislopen gezien de fiscale constructies die via belastingparadijzen mogelijk zijn. ‘De nefaste rol van belastingparadijzen voor ontwikkeling is afdoende aangetoond’, zegt onderzoeker Jan Van de Poel, die het rapport opstelde.

Volgens Hugo Bosmans is er echter geen vuiltje aan de lucht. ‘De Kaaimaneilanden enzovoort… de mensen noemen dat graag belastingparadijzen maar de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft die als “gewoon” gekwalificeerd. BIO investeert enkel in offshore financiële centra die op de witte lijst van de OESO staan.’ Voor alle duidelijkheid: op de zwarte lijst van de OESO staan géén landen, op de grijze een aantal.

‘Bovendien kadert onze aanpak in een beleid dat we samen met de Franse, Nederlandse en andere Europese tegenhangers van BIO hebben uitgewerkt’, zegt Bosmans. ‘Die zogenaamde belastingparadijzen laten toe onze projecten goed te structureren. In sommige ontwikkelingslanden heb je zo goed als geen financieel instrumentarium. Wat moet je daar doen? Belastingen betalen. Die gaan dan naar de staat. Is de staat in die landen betrouwbaar? Wij wensen het geheel zo te structureren dat het in het belang is van de private onderneming in de ontwikkelingslanden.’

Die visie wordt duidelijk niet door iedereen gedeeld. ‘Elk jaar lopen regeringen in ontwikkelingslanden 340 miljard euro mis omdat bedrijven grensoverschrijdende transacties opzetten om de winsten uit ontwikkelingslanden te versluizen, meestal naar belastingparadijzen’, zegt Alex Marriage van Eurodad, een netwerk van 51 Europese ngo’s die werken rond de financiering van ontwikkeling. Dat Belgisch ontwikkelingsgeld via belastingparadijzen passeert, vindt Marriage ronduit een schande.

‘Geen transparantie’

BIO investeert zeventig procent van zijn middelen via indirecte kanalen. 11.11.11 hekelt de gevolgen daarvan: ‘Geen transparantie, geen accountability, onvoldoende monitoring en ontwikkeling, en onvoldoende garanties voor gunstige effecten voor ontwikkeling. Indirecte investeringen via fondsen zouden enkel mogen wanneer BIO erin slaagt voldoende controle uit te oefenen op het beheer en de bestemming van die fondsen.’

Ceo Bosmans antwoordt dat die zeventig procent teruggaat op een richtlijn die door de opeenvolgende bevoegde ministers naar voor is geschoven, vanuit de filosofie dat het minder efficiënt zou zijn om alle projecten zelf vanuit Brussel aan te sturen. Zijn communicatieverantwoordelijke, Emmanuelle Liessens, erkent wel dat BIO beter zou moeten communiceren over waarom het in welke projecten investeert, en wat daarvan de effecten op ontwikkeling zijn.

Return on investment

De middelen voor BIO mogen door de Belgische overheid ingeschreven worden in het “groeipad naar de 0,7” –het doel om 0,7 procent van het overheidsbudget te besteden aan Ontwikkelingssamenwerking.

Bijzonder interessant aan BIO –en dat verklaart voor een stuk de spectaculaire groei van de voorbije jaren– is dat die middelen op de begroting niet als schulden moeten aangemerkt worden. Het zijn immers investeringen; op een dag moet het geld terugvloeien naar de Belgische schatkist. Europese afspraken maken dat die return on investment momenteel zo’n vijf procent moet bedragen. BIO moet dus enerzijds bedrijven in ontwikkelingslanden steunen, maar moet er tegelijkertijd ook iets aan verdienen.

Volgens 11.11.11 primeert bij BIO –in de keuze van projecten– het financiële rendement op de ontwikkelingsdimensie. ‘Projecten die vanuit het standpunt van armoedebestrijding en rechtvaardige ontwikkeling een betere keuze zijn, geraken niet gefinancierd door BIO.’

Het bedrijf zou ook te eenzijdig focussen op grote industriële ondernemingen in sectoren als de agro-industrie en te weinig op pakweg producentenorganisaties en coöperaties. 11.11.11 stelt ook vragen bij investeringen in biobrandstoffen, extractieve industrieën en fossiele brandstoffen. ‘Die moeten volledig uitgesloten worden’, zegt onderzoeker Van de Poel.

Ceo Bosmans stelt dat de ontwikkelingsimpact wel degelijk ‘zeer belangrijk’ is voor BIO: ‘De projecten moeten een bijdrage leveren aan de lokale economie en moeten nieuwe banen scheppen. Dat moet gepaard gaan met een zeker niveau van standaarden op sociaal en ecologisch vlak. De uitdaging is om die ontwikkelingsimpact te behouden, gekoppeld aan een toch wel verhoogde winstverwachting van de Belgische staat.’

‘Er is inderdaad een spanningsveld, en dat wordt project per project beoordeeld door onze Raad van Bestuur. We hebben daar geen vaste criteria voor. Het kan zijn dat de raad een dossier goedkeurt omdat het bijzonder ontwikkelingsrelevant is, ook al is de rentabiliteit niet de verhoopte. En anderzijds zullen we soms een project goedkeuren dat ons toelaat om bepaalde verliezen te dekken.’

Ontwikkeling meten

Over sommige projecten verschillen 11.11.11 en BIO fundamenteel van mening –de investering in een keten van fitnesscentra in Bolivia bijvoorbeeld. Voor 11.11.11 biedt dat géén meerwaarde op ontwikkelingsvlak, terwijl BIO hamert op het belang van werkgelegenheid.

Voor de beoordeling en evaluatie van haar projecten gebruikt BIO het Duitse instrument GPR. Bosmans: ‘Hoe meet je ontwikkelingsimpact? Ik zou een miljoen geven om werkelijk eens dé standaard te hebben. De GPR-methode die wij gebruiken, laat toe op een makkelijke manier een project te catalogeren naar zijn ontwikkelingsimpact. Deutsche Gründlichkeit. Die evaluatie gebeurt vooraf, en verder trachten we elk bedrijf minstens eenmaal om de twee jaar grondig door te lichten.’

Maar volgens 11.11.11 voldoet GPR niet, omdat het teveel op de cijfers zou focussen. 11.11.11 pleit er dan ook voor dat BIO het GPR-instrument zou aanpassen ‘zodat er meer focus komt op kwaliteit en minder op kwantiteit’.

‘Op basis van ons dossier kunnen we niet anders dan concluderen dat BIO hervormd moet worden’, zegt Bogdan Vandenberghe, algemeen secretaris van 11.11.11. ‘We zijn vragende partij voor een nieuw kader waarin ontwikkeling niet alleen in woorden maar ook in daden centraal staat.’

Wordt vervolgd, dat staat vast. Want ook de regering-Di Rupo voorziet in haar regeerakkoord een ‘evaluatie van de activiteiten en investeringen van BIO’. Minister Magnette laat via zijn woordvoerster weten dat BIO voor hem een prioritair dossier is. ‘We zijn de betrokken actoren aan het ontmoeten en maken een analyse van het dossier. We zijn er echt mee bezig.’

Armoede terugdringen

De ngo Trias, die ondernemers in het Zuiden steunt, pleit er samen met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) voor dat de investeringen van BIO ten goede zouden komen aan kleinschalige ondernemers én ondernemersorganisaties. ‘Die laatste kunnen kleinschalige ondernemingen succesvoller maken, de toegang tot markten verbeteren en de voorwaarden binnen ketens mee helpen bepalen’, zegt Stefaan Bonte van Trias.

Samen met vijftien andere Belgische ngo’s die werken rond landbouw en voedselzekerheid is Trias ook lid van de Coalitie tegen de Honger. Die roept BIO op om in haar investeringsbeleid oog te hebben voor familiale landbouw en boerenorganisaties. Bonte: ‘De ondersteuning van de familiale landbouw en veeteelt is van cruciaal belang om armoede –en meer bepaald plattelandsarmoede– terug te dringen.’

BIO is overigens niet het enige Belgische investeringsfonds dat focust op ontwikkelingslanden. De ngo Vredeseilanden heeft een gloednieuw investeringsfonds voor collectieve landbouwbedrijven opgericht, het KUOTA fonds. ‘Dat neemt participaties in collectieve landbouwbedrijven in de vorm van aandelen en verstrekt achtergestelde leningen. Bedrijven en privé-personen die bedragen boven 50.000 euro willen investeren, kunnen bij KUOTA terecht’, zegt Nele Claeys van Vredeseilanden. ‘In mei 2012 gaan we formeel van start.’

Meer info:

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.