Waarom het in Syrië van kwaad naar erger gaat

Wat begon als een vreedzaam protest voor democratische eisen evolueerde heel snel in een moorddadige burgeroorlog met toenemende jihadi kenmerken, geopolitieke dimensies en een hoog propagandagehalte. Marc Vandepitte geeft tekst en uitleg.

  • CC Freedom House De waarheid is altijd het eerste slachtoffer van de oorlog en propaganda een van zijn belangrijkste wapens. We weten zo goed als niets van wat er op het terrein in Syrië gebeurt, onder andere door de afwezigheid van buitenlandse journalisten in het land. CC Freedom House

1. Militarisering

Na Tunesië, Egypte, Libië, Bahrein … waait de Arabische Lente vanaf februari 2011 langzaam over naar Syrië. Het begint met cyberactivisten en vanaf maart zijn er vreedzame optochten in verschillende steden van het land. De protesten zijn vooral gericht tegen de repressie en voor meer democratie. Op de achtergrond spelen ook sociale eisen mee. De regering treedt van in het begin hard op. Een groep kinderen worden brutaal opgepakt en gefolterd, er vallen ook doden. Die repressie doet het protest steeds verder aanzwellen. Assad heeft met andere woorden de huidige situatie voor een groot deel aan zichzelf te danken.

Na enkele maanden krijgt het verzet een militaire component, net zoals in Libië. Oorspronkelijk gaat het om overgelopen regeringssoldaten, het zogenaamd Vrije Syrische Leger (FSA). Maar vrij snel krijgen ze de steun van milities uit het buitenland (zie verder). Naar schatting vechten er momenteel zo’n 50.000 rebellen. Zij staan tegenover 300.000 regeringssoldaten en een onbekend aantal paramilitairen (de zogenaamde Shabiha milities).

De militaire logica krijgt gaandeweg de overhand. Kofi Annan drukt het zo uit: “Na maart 2011 ontstond in Syrië een massabeweging, geboren uit de vraag naar burgerlijke en politieke rechten en vanuit de roep voor verandering. Maar, ondanks de buitengewone moed van de demonstranten die nodig was om elke dag te marcheren in het licht van het escalerend geweld van de overheid, heeft dit niet geleid tot een beweging die de verdeeldheid van de Syrische maatschappij wist te overbruggen. Kansen om die te overwinnen gingen verloren in het toenemend geweld.”

Er volgen militaire aanvallen tegen het regeringsleger en moordaanslagen tegen officials. Het leger slaat hard terug. Het geweld escaleert langs beide kanten en mondt uit in een heuse burgeroorlog. Milities proberen steden te veroveren en hele regio’s te controleren. Het leger van zijn kant zet de zware middelen in om bezette gebieden te heroveren en lukt daar ten dele in. De milities geraken beter bewapend. Ze beschikken over automatische geweren, raketgranaten, antitankraketten, luchtafweergeschut en wellicht zelfs enkele draagbare grond-luchtraketten. Deze wapens worden geleverd door de Golfstaten, Libië, Turkije en de VS. Ook opereren er net zoals in Libië Speciale Eenheden op het grondgebied, het gaat om Noord-Amerikanen, Britten en Qatari’s. Het Pentagon van zijn kant beschuldigt Iran er van Syrische milities te trainen.

Het toenemend geweld eist een hoge tol aan slachtoffers. In totaal zouden begin juli al 17.000 mensen zijn omgekomen, waarvan 3.000 tot 7.000 regeringssoldaten, een duizendtal rebellen en 12.000 burgers. Met de cijfers moet omzichtig worden omgegaan (zie verder), maar ze geven wel aan dat het om een heuse militaire confrontatie gaat. Het karakter van de oorlog wordt ook steeds grimmiger. Massale slachtingen en terroristische aanslagen volgen elkaar op. Er is sprake van executies, gijzelingen en folteringen, langs beide zijden.

Op het terrein is er sprake van een patstelling. Geen van de beide oorlogvoerende partijen is in staat om de ander een beslissende nederlaag toe te dienen. De milities slagen er wel in om gebieden of steden te veroveren, maar zijn niet in staat om die te behouden. Heel wat – vooral lagere — militairen lopen over, maar tot op heden is, in tegenstelling tot in Libië, nog geen enkele volledige eenheid overgelopen. Zowel de civiele als de militaire commandostructuren aan de top zijn zo goed als intact gebleven. Een snelle collaps van het leger en de regering is dan ook niet direct in zicht. Het gewapend conflict kan met andere woorden nog lang aanslepen. Een jarenlange verwoestende burgeroorlog zoals in Libanon (1975-1990) behoort tot de mogelijkheden.

De militarisering van het conflict heeft diverse oorzaken: de buitensporige repressie van het bewind, de vergeldingsmaatregelen van de rebellen, terreuraanslagen en spectaculaire bloedbaden, de bewapening van buitenaf en de komst van buitenlandse jihadis en Speciale Eenheden. Maar daarbovenop komt het doelbewust saboteren van het vredesplan van Kofi Annan. Het Westen heeft van in het begin geen hoge pet opgehad van dat plan. Reeds in augustus van 2011 zei Obama dat Assad moest opstappen en in het vredesplan was dat niet voorzien. Het verdwijnen van Assad is voor het Westen een conditio sine qua non, VN-resulotie of niet. Het plan van Annan werd in het Westen eigenlijk beschouwd als tijdswinst voor Assad. Verschillende Westerse hoofdrolspelers speelden hier dubbel spel. Ze bewezen lippendienst aan het VN-plan, maar gingen ondertussen verder met het financieren en bewapenen van de rebellen.

2. Confessionalisering

Syrië is een seculiere en pluralistische staat. De grote meerderheid van de bevolking is moslim, maar voor de minderheden is er een grote mate van religieuze vrijheid. Er zijn zo’n 74% soennieten, 13% sjiieten, 10% christenen en 3% druzen. Van oudsher leefden de verschillende religies er min of meer harmonisch naast elkaar. Zo vluchtten na de VS-invasie in Irak tienduizenden christenen naar Syrië en tijdens de oorlog van Israël tegen de Hezbollah in 2006, zochten duizenden Libanese christenen hun toevlucht in het land. Religieuze partijen zijn in Syrië verboden.

Die verdraagzaamheid was geen evidentie. Vanaf het einde van de jaren zeventig plegen de Moslimbroeders verschillende terreuraanslagen in het land. Ze hebben het gemunt op de Alawieten (de sjiietische groep waartoe Assad behoort), de seculiere Baathpartij, de nationalisten en de communisten. Dat mondt uit in een bloedige opstand in Hama in 1982. De Moslimbroeders slachten tientallen Baath-leden af, maar de opstand wordt bijzonder hard neergeslagen door Hafez Al-Assad, de vader van de huidige president. Daarbij komen 20.000 mensen om het leven.

Het blijft nadien relatief kalm tot na de terugtrekking van de Syrische troepen in Libanon in 2005. Van dan af krijgen de islamisten meer vrij spel in Libanon, met als gevolg dat er vanuit Tripoli regelmatig infiltraties en bomaanslagen plaatsvinden in Syrië. Deze islamstrijders streven naar de heroprichting van een kalifaat in de regio en kunnen rekenen op heel wat financiële middelen, onder andere afkomstig van Saad Hariri, de steenrijke zoon van de vermoorde president van Libanon en van de Saoedische prins Bandar Ben Sultan. Deze jihadis vinden een objectieve bongenoot in de VS en Israël. Na de Israëlische nederlaag tegen Hezbollah in 2006, maken Washington en Tel Aviv immers plannen voor een regimewissel in Damascus, iets wat bevestigd wordt door een uitgelekte file op Wikileaks. Ze mikken op een regering met een voormalige vicepresident en de moslimbroeders.

De islamisten krijgen nooit echt voet aan de grond. De Arabische lente komt dan ook als een geschenk van Allah. Door de escalerende burgeroorlog zien ze eindelijk de kans om hun slag te slaan. Net zoals Irak na 2003, wordt Syrië een magneet voor jihadis en een proefterrein voor Al Qaeda. De heilige strijders komen uit Irak, Libanon, Jordanië, Libië, maar ook uit Westerse landen. Volgens The Economist controleert het Vrije Syrische Leger zestig procent van de rebellen, dat zijn er ongeveer 30.000. Bij de overige 20.000 gaat het om Soennitische Islamisten, Salafi jihadisten of Al Qaeda strijders. Uit Libië bijvoorbeeld is er een commando van minstens 600 strijders. Zij staan onder bevel van Abdel Hakim Belhadj, de militaire gouverneur van Tripoli. Belhadj is een (al dan niet voormalig) kopstuk van Al Qaeda. Hij zat achter de bomaanslagen in Madrid in 2004. De jihadis spelen een groeiende rol op het terrein en krijgen ook de meeste wapens en financies. Volgens de CIA is de leiding van de rebellen sterk geïnfiltreerd door radicale islamitische elementen.

Vooral de aanwezigheid van Al Qaeda baart zorgen. Ayman al-Zawahiri, de opvolger van Osama bin Laden, heeft zijn volgelingen opgeroepen om de “anti-islamitische regering” in Damascus omver te werpen. Hoshyar Zebari, de buitenlands minister van Irak, zegt dat gewapende krijgsheren van de terreurgroep via zijn land infiltreren in Syrië. Volgens VN secretaris Ban ki-Moon zat Al Qaeda achter een aantal terreuraanslagen in Damascus. De zwarte vlaggen van het terreurnetwerk wapperen reeds een hele tijd ongegeneerd op verschillende plekken in Syrië. De VS zijn zich bewust van de sterke aanwezigheid van Al Qaeda, maar in het verleden hebben zij al meer dan eens zij aan zij gevochten met dit terreurnetwerk. Dat was het geval in Bosnië, Kosovo en recent ook in Libië. Israël kijkt meer dan bezorgd toe.

De radicale moslimstrijders viseren de christenen en andere minderheden, vooral de sjiieten. Zij willen komaf maken met de seculiere en pluralistische samenleving. Er is sprake van systematische aanslagen tegen deze minderheden. Zij worden in toenemende mate uit jihadi gecontroleerde wijken of steden verdreven. Omgekeerd worden soennieten verdreven uit hun wijken. We staan aan het begin van een religieuze zuivering van het land. Ban ki-Moon vreest dat we afstevenen op een heuse godsdienstoorlog.

3. Geopolitisering

Om het ruimer plaatje te zien van wat in Syrië gebeurt is het goed om te rade te gaan bij Zbigniew Brzezinski. Die man was topadviseur van president Carter. Zijn boeken en artikels gelden als richtinggevend voor de buitenlandse politiek van Washington op dit moment. Volgens Brzezinski is de controle van het Euraziatisch continent voor de VS cruciaal om de wereldleider te blijven. In Eurazië woont driekwart van de wereldbevolking, wordt 60% van de wereldrijkdom geproduceerd en liggen drievierden van alle energiereserves.

De kritische zone in Eurazië omschrijft Brzezinski als de ‘New Global Balkans’. Dit gebied stekt zich uit van het Suezkanaal tot aan de oostelijke grens van China en van centraal Rusland tot de Indische Oceaan. Het is in deze regio dat de VS zich dreigen vast te rijden. Ze verloren de oorlog in Afghanistan, slagen er niet in om Irak te controleren, verliezen steeds meer invloed in Pakistan en zagen Iran zich ontpoppen tot een vijandige regionale grootmacht. Vijfendertig jaar geleden konden ze rekenen op de hechte steun van de vier belangrijkste landen van de regio: Iran; Saoedi-Arabië, Egypte en Turkije. Vandaag is die steun fel gereduceerd.

De machtsbalans in deze cruciale regio is met andere woorden niet langer gunstig en het is van het grootste belang om daar verandering in te brengen. De val van Syrië kan daarin een sleutelrol spelen en is wellicht de opstap om ook Libanon en Iran in het gareel te krijgen. Efraim Halevy, voormalig directeur van de Mossad verwoordt het zo: “Zodra de ondergang van Assad bereikt is kan het hele machtsevenwicht in de regio omslaan.” Zonder de Syrische steun en de aanvoerroutes van Iran tot Libanon zal Hezbollah niet langer een dominante rol kunnen spelen in Libanon en zal de invloed van Iran in de regio sterk afnemen, aldus Liberman, de Israëlische minister van buitenlandse zaken. Met de val van Syrië verliest Rusland ook een belangrijke partner en de enige militaire basis buitenshuis. Rusland wil ook voorkomen dat er soortgelijke godsdienstoorlogen (opnieuw) zouden ontstaan binnen de Russische federatie.

Syrië bevindt zich vanuit geopolitiek oogpunt niet alleen in een centrale en cruciale regio, in het gebied liggen ook nog eens twee belangrijk breuklijnen met geopolitieke uitstraling: een religieuze (Sjiieten/Soennieten) en twee etnische (Turken/Koerden en Turken/Alevieten).

Turkije, de Golfstaten en Al Qaeda zijn grotendeels soennitisch. Iran is sjiietisch en de Alawietische minderheid, waartoe president Assad behoort eveneens. Het is geen toeval dat de gebieden die onder controle staan van de rebellen soennitisch zijn. Na de invasie van Irak zijn de sjiieten daar aan de macht gekomen, waardoor de Golfstaten sterk aan macht hebben ingeboet. Qatar en Saoedi-Arabië willen die machtspositie kost wat kost terugwinnen en van Syrië een soort vazalstaat maken om dan Iran de genadeslag te kunnen toebrengen.

In Syrië bevindt zich net zoals in Turkije, Irak en Iran een belangrijke Koerdische minderheid. In Turkijke gaat het om 14 miljoen mensen (18% van de bevolking), in Syrië om 1,4 miljoen (7%). Het belangrijkste deel van de Syrische Koerden resorteert onder de goed georganiseerde Democratische Uniepartij (PYD). Die partij steunt Assad en is verbonden met de PKK, die reeds dertig jaar vechten voor meer autonomie in Turkije; een strijd waarbij 40.000 doden vielen. De overige Koerden in Syrië vallen onder de Koerdische Nationale Raad (KNC), een eerder disparate coalitie van kleinere groeperingen. De KNC was zowel gekant tegen de Syrische regering als tegen de PKK. Onlangs heeft Assad de Koerden in het noorden van zijn land de facto autonomie verleend, waardoor ze voor de PKK een nieuwe uitvalsbasis worden. Tot overmaat van ramp voor Turkije heeft Massoud Barzani, de president van Iraaks Koerdistan, een akkoord weten te sluiten tussen de PYD en de KNC. Als de Iraakse en de Syrische Koerden hun krachten weten te bundelen, dan lijkt een embryonale Koerdische staat stilaan in wording. Redenen genoeg voor Turkije om Assad ten val te brengen en vooralsnog deze evolutie te stoppen en om te buigen. Anderzijds kan een militair avontuur van de Turken de Koerdische kwestie net doen ontploffen.

Een andere Turkse bevolkingsgroep met Syrische affiniteiten zijn de Alevieten. Zij zijn naar schatting met 15 tot 20 miljoen (19 tot 25% van de bevolking). Het zijn sjiieten, sterk verwant met de Alawieten in Syrië. Zij staan aan de kant van Assad. Als je die bij de Koerden optelt, dan staan zo’n kleine 40% van de Turken aan de kant van Assad. Dat verklaart wellicht de terughoudendheid van Erdogan tot op heden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit zijn gereserveerde reactie nadat Syrië een Turkse straaljager neerhaalde.

Terug naar het groter geopolitiek plaatje. Na de val van de Sovjet-Unie dachten de beleidsmakers in Washington nog dat ze op hun eentje het Euraziatisch continent en dus de rest van de wereld konden domineren. Maar de recente oorlogen in Afghanistan en Irak, en andere geopolitieke verschuivingen, maakten duidelijk dat één grootmacht niet meer in staat is om Eurazië op zijn eentje te controleren. Een directe militaire interventie in Syrië met grondtroepen zou de hele regio in vuur kunnen zetten en volgens Brzezinski kunnen de VS dat niet (meer) aan. Daarom gaat de voorkeur naar een soort ‘interventie light’. Er wordt gewerkt met onderaanneming: lokale milities, bevriende legers en privéfirma’s. Dit werd voor het eerst succesvol uitgeprobeerd in Libië. De inzet van eigen troepen wordt beperkt tot Speciale Eenheden, die clandestien opereren en de inzet van drones. Zo nodig wordt een no-fly zone afgedwongen en een soort ‘safe haven’ geïnstalleerd. Maar dit gebeurt bij voorkeur door regionale legers. Westerse defensiekringen zien deze ‘light’ versie als een efficiënte methode om regimewissels door te voeren, zeker in tijden van economische crisis.

Brzezinski heeft het over het ‘grote schaakbord’. Dat is een leuke en correcte metafoor, maar hij betekent wel dat de lokale bevolkingsgroepen niet meer zijn dan pionnen in het spel van de (regionale) grootmachten. Een oplossing voor het Syrische conflict kan echter enkel en alleen komen van de Syriërs zelf, hoe verdeeld en verscheurd ze op dit moment ook zijn. De buitenlandse bemoeienissen hebben de militarisering en confessionalisering van het conflict in Syrië alleen maar aangewakkerd en een vreedzame oplossing alleen maar bemoeilijkt. Rwanda wordt vandaag terecht op de vingers getikt voor zijn inmenging in Oost-Congo. Hetzelfde moet gebeuren met de Golfstaten, Turkije, de VS, GB, … (et Iran en Rusland gebeurt dat al). Vandaag is de militaire interventie in Syrië reeds volop aan de gang: levering van wapens en training van milities; buitenlandse jihadi strijders; Speciale Eenheden uit de VS, GB en Qatar. Dat moet onmiddellijk gestopt worden. De buitenlandse inmenging verscherpt niet alleen het conflict, ze dreigt de oorspronkelijke democratische eisen helemaal van tafel te vegen en van Syrië een falende staat te maken. Bovendien vergroot ze de kans op een uitslaande brand in de regio. Zij die pleiten om de inmenging nog verder op te drijven (meer diplomatieke druk, safe haven, no-fly zone) hebben niets geleerd uit de tragische debacles van Afghanistan en Irak.

4. Simplificering

De waarheid is altijd het eerste slachtoffer van de oorlog en propaganda een van zijn belangrijkste wapens. De eerste Golfoorlog (1991) werd gelegitimeerd door de vermeende moord op couveusebaby’s in Koeweit, de tweede door het zogenaamd bezit van massavernietigingswapens. Het waren flagrante leugens die honderdduizenden mensenlevens hebben gekost. Voorzichtigheid en meer nog argwaan, zijn altijd geboden bij de berichtgeving over oorlog.

Het bloedig conflict in Syrië maakt daarop geen uitzondering. Naar aanleiding van een bloedbad in Aleppo waarschuwt de Süddeutsche Zeitung in een opmerkelijk artikel voor bedrog en manipulatie van de verslaggeving. De beelden die via YouTube worden verspreid, of foto’s via gsm, komen ons (het Westen) misschien wel goed uit, maar er is niet de minste garantie voor hun authenticiteit. De krant geeft het voorbeeld van een vermeend slachtpartij door regeringssoldaten. De mannen dragen wel een uniform, maar als je goed toekijkt zie je dat ze sportschoenen dragen. Ook foto’s worden gemanipuleerd om de waarheid een handje te helpen. Volgens de krant moet je steeds de vraag stellen wie er belang heeft bij het verspreiden van de beelden of de foto’s. Ook moet je je afvragen wie er twittert, wie er filmt, enzovoort. De eindredacteur van BBC World News bevestigt dat we eigenlijk zo goed als niets afweten van wat er op het terrein gebeurt. Hij schrijft dit naar aanleiding van de bloedbad in Houla en Mazraat al-Qubair.

Ook over het aantal slachtoffers moet zeer omzichtig omgesprongen worden. De cijfers die worden gegeven, ook die van de VN, gaan namelijk terug op één enkele bron, die allesbehalve neutraal is. Het gaat over ‘Syrian Human Rights Observatory’, die haalt op zijn beurt zijn mosterd bij ‘Strategic Resource and Communications Center’, waar een zekere Monajed aan het hoofd staat. Deze man werkte onder andere voor de Britse Veiligheidsdiensten, de MI6. Zelfs binnen Syrische oppositiekringen is er verdeeldheid over deze bron.

De situatie wordt nog bemoeilijkt door het feit dat er praktisch geen buitenlandse journalisten worden toegelaten in het land. De media hebben dat voor een deel aan zichzelf te danken. Zo is gebleken dat Al Jazeera communicatieapparatuur heeft geleverd aan de rebellen, apparatuur die onontbeerlijk is voor de mogelijk geplande inzet van drones in de toekomst en een eventuele no fly zone. Hier zijn het de militairen die ‘embedded’ zijn in de journalistiek en niet omgekeerd. Een meer dan kwalijke evolutie.

Redenen genoeg dus om uiterst voorzichtig om te springen met de verslaggeving over dit conflict. Van die voorzichtigheid is echter weinig of niets te merken in de doorsnee westerse media, met uitzondering misschien van de Duitse pers. Toen bijvoorbeeld in januari een Franse journalist werd gedood door een obus, schoof men direct de schuld in de schoenen van het regeringsleger. De Syrische regering had nochtans geen enkel belang bij het incident, integendeel. Maar die overweging werd van tafel geveegd. Achteraf bleek dat het dodelijk projectiel was afgevuurd door rebellen. Dit stond in een officieel rapport van de Arabische Liga en werd ook bevestigd door Le Figaro. De mainstream media reppen er met geen woord over (de uitzondering bevestigt de regel). Voorbeelden als deze zijn legio.

Het Westen heeft van bij het begin van het Syrische conflict resoluut partij gekozen voor de rebellen. De voormalige presidenten in Tunesië, Egypte en Jemen konden tijdens de Arabische lente nog vrij lang rekenen op steun van het Westen. Zo overwoog Frankrijk nog drie dagen vooraleer Ben Ali zijn land verliet, om Franse oproerpolitie te sturen om de arme man bij te staan. Maar president Assad was, net zoals Khadaffi, van bij aanvang kop van jut en hij moest zo snel mogelijk verdwijnen. De Westerse berichtgeving staat volledig in functie van die optie. Alles wat daarin past wordt uitvergroot en wat er niet in past wordt geweerd of geminimaliseerd. Een bloedbad, ook al weet men de ware toedracht er niet van, wordt uitgesmeerd en steevast in de schoenen van Assad geschoven. Van de hogervermelde religieuze zuiveringen, van de systematische executies en mensenrechtenschendingen door de rebellen, van de sterke aanwezigheid van jihadis en Al Qaeda, van de geopolitieke belangen die er spelen, van de aanwezigheid van Speciale Eenheden, enzovoort, enzovoort, daarvan hoor je weinig of niets. Begin mei schreven enkele Vlaamse professoren, (ex-)kopstukken van Groen, van beide vakbonden en van de vredesbeweging een vrije tribune tegen militaire interventie. De Standaard en De Morgen vertikten het om ze te publiceren. Die opinie past blijkbaar niet in het kraam.

Op die manier ontstaat een zeer eenzijdig beeld, een soort Hollywoodversie van de goeden tegen de slechten. Kenner van de regio en voormalig journalist Jef Lambrecht daarover: “Tegen beter weten in wordt het simplistische verhaal volgehouden van een vreedzaam volk dat massaal en met doodsverachting in opstand komt tegen een tiran die reageert met massamoord. Wat niet in die baseline past, wordt genegeerd.” Zo’n simplistische versie is nodig om een eventuele volgende militaire interventie aan het grote publiek te kunnen verkopen. Het is pijnlijk dat de mainstream media– voor de zoveelste keer – die Hollywoodversie niet weet te overstijgen. Vandaar nog maar eens het allergrootste belang van de alternatieve media.

Papieren bronnen

Brzezinski Z., ‘Le grand échiquier’. L’Amérique et le reste du monde’, Parijs 1997.
Brzezinski Z., ‘The Choice: Global Domination or Global Leadership’, New York 2004
Brzezinski Z., ‘Strategic Vision. America and the Crisis of Global Power’, New York 2011.
Collon M. & Lalieu G., ‘Le stratégie de du chaos. Impérialisme et islam. Entretiens avec Mohamed Hassan’, Brussel 2011.
Corm G., ‘A History of the Middle East. From Antiquity to the Present Day’, Berkshire 2010.
Gerges F., ‘America and Political Islam. Clahs of Cultures or Clash of Interests?’, Cambridge 1999.
Halliday F., ‘Islam & the the Myth of Confrontation’, Londen 2003.
Kepel G., ‘Jihad. Expansion et déclin de l’islamisme’, Parijs 2000.
Kimyongür B., ‘Syriana. La conquête continue’, Brussel 2011.
Rubin B. (ed.), ‘Revolutionaries and Reformers’, New York 2003.

Marc Vandepitte is auteur en publicist.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.