‘De Krim is weer thuisgebracht!’ toeterde Vladimir Poetin en zijn aanhang toen de Russische Federatie vorig jaar het schiereiland in de Zwarte Zee annexeerde. Het gebied was immers zo’n beetje per ongeluk bij Oekraïne komen te horen, was hun redenering, toen partijsecretaris Chroesjtsjov het in de Sovjettijd cadeau gedaan had aan die deelrepubliek. De Sovjetleider had zich op dat moment echter in zijn wildste dromen niet kunnen voorstellen dat Oekraïne ooit buiten het rijk dat vanuit Moskou bestuurd werd zou vallen. En daarom moest de Krim nu gered worden.
Alle gebieden die ooit onder Russische controle stonden, behoren tot de Russische invloedssfeer, lijkt de redenering in het Kremlin te zijn. ‘Beslist cynisch’, noemt Wim Coudenys dat argument in Het geheugen van Rusland. ‘Wat komt immers eerst: veroveren of heroveren?’
Dat veroveren gebeurde een eerste keer in 1783. Tsarina Catherina II (de Grote) had net het Ottomaanse rijk een lesje geleerd, en nam de Krim, ervoor een vazalstaat van de Turken, op in het Russische imperium.
Tsaar Nicolaas I was zo slecht nog niet, en tegelijk was Aleksandr II, die de lijfeigenschap afschafte, allerminst een heilig boontje.
Uit westerse hoek kwam er weinig reactie op, integendeel: West-Europa liep bijzonder hoog op met de keizerin, onder haar bewind kreeg Rusland voor het eerst in zijn geschiedenis toegang tot buitenlandse leningen.
Het zijn dat soort parallellen en klemtonen die Coudenys’ boek onderscheiden van de resem aan werken over de Russische geschiedenis. Hij behandelt het onderwerp volgens de gangbare tijdslijn: ‘Kiev-Rus’, het ‘Tataarse Juk’, Moskovië, het Russische keizerrijk, de Sovjetperiode en uiteindelijk de recentste decennia.
Maar hij nuanceert die opdeling voortdurend. Zo wijst hij het hele boek door op elementen van continuïteit waar het heersende historische beeld er een is van radicale breuk: de ‘Europese’ hervormer Peter de Grote moderniseerde het land door zijn vernieuwingen van bovenaf door te drukken, net als zijn voorgangers. En liet daarbij zijn eigen kind en erfgenaam terechtstellen toen die hem tegensprak – precies zoals Ivan IV (de Verschrikkelijke) zijn eigen zoon doodsloeg. De elite van het ‘achterlijke’ Rusland was in de 18de eeuw de eerste in Europa die zichzelf verlicht ging noemen. Tsaar Nicolaas I was zo slecht nog niet, en tegelijk was Aleksandr II, die de lijfeigenschap afschafte, allerminst een heilig boontje.
Veroveren gebeurde een eerste keer in 1783. Tsarina Catherina II (de Grote) had net het Ottomaanse rijk een lesje geleerd, en nam de Krim, ervoor een vazalstaat van de Turken, op in het Russische imperium.
Coudenys kiest geen kant – of het moet die van de geschiedschrijving zelf zijn.
De auteur acht zijn lezers hoog. Hij verwacht dat je weet wie die Ivan IV en Nicolaas I zijn, en ook dat ‘Trockij’ de wetenschappelijk correcte transcriptie is voor de man die wij gewoonlijk kennen als Trotsky. Het is geen werk voor doetjes, je krijgt geen lineair verhaal dat makkelijk weg te slikken is.
Niet dat Coudenys geen verteltalent heeft, hij weet er de pittige details wel uit te lichten: hoe het net de bolsjewieken waren die opnieuw een patriarch aan het hoofd van de kerk installeerden.
Hoe de vuistregel dat na een goede tsaar altijd een slechte komt en omgekeerd na de revolutie vervangen werd door de afwisseling tussen kale Sovjetleiders en heerschappen met een vol kapsel. Hoe de toekomstige Belgische koning Albert I dat Rusland wel leuk vond toen hij in Moskou de kroning van Nicolaas II bijwoonde, maar het zes uur rechtstaan tijdens de plechtigheid heel wat minder.
Wat ook opvalt, Coudenys kiest geen kant – of het moet die van de geschiedschrijving zelf zijn. De drie gangbare visies op het communistische verleden van het land lijst hij netjes naast elkaar op: ‘Rood Rusland’, als een verderzetting van de traditie; het tegengestelde idee van de Sovjet-Unie als een radicale breuk met alles wat ervoor kwam; en een tussenvorm. Zo zet hij uiteindelijk de retoriek van president Poetin in zijn blootje – Rusland is niet noodzakelijk een speciale uitzondering in de wereldgeschiedenis, het is niet per se ‘natuurlijk’ dat het op ramkoers met het Westen ligt, kritiek op de gang van zaken of de almachtige leider moet daarom niet onpatriottisch zijn. En die les geldt overigens niet alleen voor Rusland. Een open dialoog, daar pleit Coudenys voor. En dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Het geheugen van Rusland door Wim Coudenys, Acco, 316 pagina’s, ISBN 9789033498060.