Democratie is goed voor de economie, ook in het Zuiden
Veel arme landen kijken verlekkerd naar China, dat met een autoritaire politiek voor enorme groeicijfers zorgt. Maar juist democratische bestuursvormen kunnen grote economische voordelen opleveren, blijkt uit nieuw onderzoek.
India, Brazilië en Zuid-Afrika (bekend als IBSA) laten zien hoe multi-etnische naties met een zeer arm bevolkingsdeel onder democratisch bestuur toch grote sprongen in hun ontwikkeling kunnen maken.
Het is een “democratisch alternatief voor het Zuiden”, zei Anne Applebaum deze week bij de presentatie van haar rapport voor Democracy Works, een project van het Legatum Institute in Londen en het Centre for Development and Enterprise in Johannesburg.
Twee uitersten
“Een paar dagen geleden zei de president van Egypte: ‘We kunnen die westerse democratievorm niet hebben, het gaat gewoon niet werken.’ Het probleem is dat veel landen, meer dan je zou denken, lijken te geloven dat er maar twee uitersten zijn: Zweden of China.”
Het project heeft onderzoek gedaan naar democratie in de IBSA-landen, maar bespreekt daarnaast waarom democratie niet beter of slechter is dan een autoritair regime als het puur om economische ontwikkeling gaat. “Uit empirisch onderzoek weten we dat democratie de economie niet helpt, maar ook niet schaadt”, zegt Ted Piccone, onderzoeker aan het Brookings Institution, een denktank in Washington.
“Het grote voordeel dat democratieën hebben is dat ze de grote schommelingen vermijden die je in niet-democratische staten ziet. Daar horen diepe dalen bij, die kunnen leiden tot honger, geweld, conflict. In het algemeen is er meer open competitie om de politieke macht, en dat geeft de zakenwereld meer voorspelbaarheid en betrouwbaarheid.”
Eerlijker verdeling
Volgens Applebaum laten India, Brazilië en Zuid-Afrika, ondanks al hun verschillen, zien dat ook arme landen met veel verschillen een democratie kunnen zijn. Ze hebben allemaal moeilijke perioden gehad, maar maken al jaren een economische groei door. Bovendien leidt een breder besluitvormingsproces tot een eerlijker verdeling. Zo groeide het inkomen per hoofd in Brazilië tussen 1990 en 2010 van 5000 dollar (3700 euro) tot 12.000 dollar (8800 euro). Maar ook de Gini-coëfficiënt, die ongelijkheid meet, daalde van 0,60 tot 0,53.
In China is dat andersom. De groeicijfers zijn enorm, maar de Gini-coëfficiënt is gestegen van 0,3 tot 0,55.
“Democratieën zijn beter uitgerust om iets te doen aan ongelijkheid”, zegt Piccone. “Dat gaat niet automatisch. Er is zeker veel ongelijkheid, ook in de IBSA-landen. Maar het is op z’n minst een politieke keuze, waar debat over mogelijk is.”
Corruptie
De IBSA-landen blijven niettemin grote uitdagingen houden. Sommige mensen wijzen op corruptie, terwijl anderen vinden dat verdeling beter in balans moet komen met macroeconomische principes. Volgens de auteurs van Democracy Works is meer democratie, in plaats van minder, de oplossing. Als de instituties sterker worden, om corruptie tegen te gaan, wordt ook het sociale beleid efficiënter en komt er meer geld bij de armsten.
“Democratie is niet slechts een instrument om betere ontwikkeling te krijgen”, zegt Piccone, “maar een goed in zichzelf. Dat is zo interessant aan de IBSA-landen. Ze hebben het economisch heel goed gedaan, en ze hebben het ook nog goed bij de burgers gebracht, inclusief gezondheidszorg, onderwijs en levensverwachting. Hun groei is misschien minder extreem dan in de autoritaire landen, maar de slechte tijden zijn ook minder extreem.”
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2798 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Nieuws
-
Analyse
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws
-
Nieuws