Raad van Europa onderzoekt transporten terreurverdachten

Nieuws

Raad van Europa onderzoekt transporten terreurverdachten

Haider Rizvi

28 februari 2006

De oudste politieke organisatie van Europa, de Raad van Europa, buigt zich over de vraag of regeringen van Europese landen Washington de kans boden om via hun luchtruim uitleveringsvluchten te organiseren en terreurverdachten naar een ander land door te sluizen. Sommige van de verdachten kwamen terecht in geheime gevangenissen waar ze werden gefolterd.

Landen die meewerkten aan deze praktijken van Washington, schenden het Europese verdrag over de Rechten van de Mens en het Verdrag tegen Folteren. De betrokken regeringen riskeren te worden bestraft als blijkt dat ze inderdaad de afspraken niet nakwamen.

Bij de Raad van Europa zijn 46 landen aangesloten. IPS had een exclusief gesprek met de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Terry Davis. De secretaris-generaal praatte over de omstreden uitleveringsvluchten en over het bestaan van de geheime gevangenissen.

IPS: Wat vormde voor de Raad van Europa de aanleiding voor dit onderzoek?

DAVIS: U zult zich herinneren dat er in november 2005 in de Amerikaanse media berichten opdoken over geheime gevangenissen die de CIA (Central Intelligence Agency) in Polen en Roemenië zou gebruiken. Als er zulke gevangenissen bestaan, is dat een regelrechte overtreding van het Europese verdrag over de Rechten van de Mens. De ambassadeurs van Polen en Roemenië reageerden op mijn verzoek om informatie door resoluut te verzekeren dat er nergens in deze landen geheime gevangenissen zijn.

Nadien kwam er een nieuwe golf van aantijgingen, over geheime gevangenissen in bepaalde andere landen en over de zogenaamde uitleveringsvluchten. In het kader van deze praktijken zouden personen zijn aangehouden en/of via bepaalde Europese landen zijn doorgesluisd. Ze gingen naar landen waar ze dreigden te worden gemarteld of te worden onderworpen aan een onmenselijke en mensonterende behandeling, met name tijdens ondervragingen.

Ik heb dan ook beslist een onderzoek te laten instellen op grond van een artikel uit het Europese verdrag over de Rechten van de Mens. Het bewuste artikel verleent de secretaris-generaal van de Raad van Europa het recht om na te gaan of het verdrag werd geschonden. Ik legde alle lidstaten een reeks vragen voor. Vragen over de manier waarop ze hun verplichtingen in eigen wetten omzetten en over de toepassing van die wetten.

IPS: Kreeg u van alle lidstaten een antwoord op uw vragen?

DAVIS: Van de 46 lidstaten gaven er al 45 antwoord. Het is nog wachten op de reactie van San Marino, maar die staat heeft geen eigen luchthaven. Voor zover ik weet is het voor zo’n klein land lastig om er een geheime gevangenis op na te houden.

IPS: Bent u tevreden met de antwoorden die u reeds hebt ontvangen?

DAVIS: De meeste antwoorden kwamen bij ons toe in de laatste paar dagen voor het verstrijken van de deadline op 21 februari. We hebben nog wat tijd nodig om deze antwoorden te analyseren. Eén van de allereerste antwoorden vond ik onbevredigend. Ik heb het land in kwestie gevraagd om meer informatie te verstrekken.

IPS: Kunt u zeggen om welk land het gaat?

DAVIS: Dat zou niet eerlijk zijn. Ik vind het onjuist om er één bepaald land uit te lichten. Ik schreef naar dat land omdat zij als eersten reageerden. Mijn verwachting is dat we ook aan sommige andere landen, die pas onlangs reageerden, meer gedetailleerde inlichtingen zullen moeten vragen. De analyse van de recentere antwoorden is nu bezig. Er is een werkgroep van advocaten bij de Raad van Europa die deze klus aan het klaren is.

IPS: Hoeveel tijd heeft u nodig om uw onderzoek af te ronden?

DAVIS: Ik weet niet hoe lang het nog zal duren. Maar ik wil er niet te veel tijd over laten gaan. De zaak is dringend.

IPS: Wint u ook informatie in bij ngo’s?

DAVIS: Ik heb aan Human Rights Watch gevraagd me zoveel mogelijk informatie toe te spelen. Er loopt ook een afzonderlijk project onder leiding van Dick Marty, een lid van onze parlementaire assemblee. Die assemblee bestaat uit afvaardigingen uit alle parlementen van onze lidstaten. Er werd al een tussentijds memorandum gepubliceerd waarin alles werd gebundeld wat we nu al weten en wat bij het publiek bekend is.

Uiteraard ga ik in het kader van mijn analyse ook het reeds bestaande bewijsmateriaal bekijken. Dat materiaal zal ik vergelijken met de informatie die ik van de regeringen uit de lidstaten krijg.

IPS: Kunt u sancties treffen tegen bepaalde landen, wanneer blijkt dat ze over de schreef zijn gegaan?

DAVIS: Sancties zijn inderdaad mogelijk. Uit een snel onderzoek van de ontvangen antwoord leid ik af dat geen enkel land schuld bekent en toegeeft dat het zijn verplichtingen niet nakwam in het kader van het Europese verdrag over de Rechten van de Mens. Maar zo’n houding was natuurlijk te verwachten.

Als wij tot de vaststelling komen dat de landen hun verplichtingen op basis van het verdrag niet voldoende omzetten in nationale wetgeving, zullen wij daar zeker de aandacht op vestigen. Wij zouden dan verwachten dat de lidstaten het nodige doen om de leemtes op te vullen.

Elke regering van een lidstaat is naar mijn mening verplicht zich actief op te stellen. Het volstaat niet om te zeggen dat je niets van de zaak afweet of dat je niets opmerkte. Wie niet kijkt, ziet ook niks. De overheid moet mensen beschermen tegen praktijken waarbij ze zonder juridische grondslag worden vastgehouden, ontvoerd of aangehouden. Het is de plicht van de overheid erover te waken dat personen niet worden gemarteld of niet naar plekken worden gebracht waar ze kunnen worden gefolterd.

IPS: Stel dat uw onderzoek als resultaat oplevert dat er geheime CIA-gevangenissen kunnen bestaan in bepaalde Europese landen? Zou u dan uitleg vragen aan de Amerikaanse regering?

DAVIS: De vraag is dan wat de betrokken Europese landen ondernamen om zoiets te verhinderen? Konden ze zoiets niet voorkomen? De VS zijn natuurlijk geen lid van de Raad van Europa. Mijn onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de lidstaten van de Raad.

Wij willen weten wat onze overheden ondernamen om ervoor te zorgen dat andere landen deze praktijken niet langer bezigen. Ons onderzoek is niet tegen de Amerikanen gericht. Wij proberen niet de fouten van de Amerikanen recht te zetten.

Persoonlijk heb ik een zeer uitgesproken mening over de gebeurtenissen in de gevangenis van Guantanamo Bay. En ik heb ook een zeer duidelijke mening over de toestanden in de gevangenis in het Iraakse Abu Ghraib. Dat is publiekelijk bekend. Ik kantte me tegen de oorlog in Irak, en stemde ook tegen het voeren van die oorlog. In het Britse parlement sprak ik me tegen die oorlog uit.

Maar daarover gaat het nu niet. Het onderzoek van de Raad van Europa is geen politiek onderzoek. Het is een juridisch onderzoek. Iedere regering moet ons vertellen wat ze gedaan heeft om ervoor te zorgen dat de nationale wetten overeenstemmen met de verplichtingen die worden opgelegd door het Europese verdrag over de Rechten van de Mens. (DB/MM)