Victoria Kajja: ‘Als preventiewerker kies ik ervoor condoomgebruik te promoten’

Nieuws

1 december Aidsdag

Victoria Kajja: ‘Als preventiewerker kies ik ervoor condoomgebruik te promoten’

Victoria Kajja: ‘Als preventiewerker kies ik ervoor condoomgebruik te promoten’
Victoria Kajja: ‘Als preventiewerker kies ik ervoor condoomgebruik te promoten’

Lies Ryckeboer

27 november 2010

Victoria Kajja is aidspreventiewerkster in Oeganda. In het kader van een aidsprogramma werkt ze op dit moment voor Straight talk Foundation, een organisatie die de communicatie over seksualiteit en hiv/aids onder jongeren wil bevorderen. Yibeltal Assefa is directeur bij het Federal HIV/AIDS Prevention and Control Office in Ethiopië. Beiden behoren ze tot de winnaars van een essaywedstrijd voor ‘Emerging Voices’, georganiseerd door het Instituut voor Tropische Geneeskunde.

Wat zijn onder jongeren de belangrijkste redenen voor besmetting met hiv?

Yibeltal Assefa: ‘Jongeren hebben het er moeilijk mee om eigen keuzes te maken. Dat is een belangrijke reden waarom ze zo kwetsbaar zijn. Ze zijn op zoek naar uitdagingen en laten zich daarbij beïnvloeden door anderen. Ze geraken daardoor ook sneller verslaafd aan alcohol of drugs, wat onveilige seks in de hand werkt.’

Nemen jongeren ook meer risico’s omdat ze weten dat er medicijnen beschikbaar zijn?

Yibeltal Assefa: ‘In Ethiopië proberen wij mensen ook duidelijk te maken dat aids wel degelijk een ongeneeslijke ziekte is. We merken trouwens dat mensen die aidsremmers nemen hun gedrag niet meteen veranderen. Ze blijven onveilige seks hebben. Dat blijkt uit gegevens van ziekenhuizen. Veel hiv-positieven die aidsremmers nemen worden opgenomen omdat ze een seksueel overdraagbare infectie hebben opgelopen.’

U hebt uw essay geschreven over positieve preventie. Wat verstaat u daaronder?

Is er in Ethiopië een specifieke aanpak voor aidspreventie?

Yibeltal Assefa: ‘Ethiopië heeft heel weinig middelen voor gezondheidszorg. Er is een tekort aan artsen en verplegers. Als we blijven rekenen op de loutere steun van buitenaf, geraken we zelf niet vooruit. Ik heb mijn essay geschreven over de rol van de lokale gemeenschap in aidspreventie. In Ethiopië moet de lokale gemeenschap medische zorgen helpen te verstrekken. Daarvoor is er training en toezicht nodig. De mensen die wij opleiden kunnen dan bijvoorbeeld anderen testen op hiv. Zo is het aantal mensen dat op hiv is getest al erg gestegen.’

In Oeganda rust op aids nog steeds een taboe. Hoe gaat u daar als preventiewerker mee om?

Ook op condoomgebruik rust een taboe. Moedigt u jongeren openlijk aan een condoom te gebruiken?

‘Ook aan volwassenen kunnen we niet zeggen dat ze zich moeten onthouden. Van hen wordt verwacht dat ze trouw zijn aan hun partner. Cijfers tonen nochtans aan dat koppels er meerdere seksuele partners op nahouden. Om te vermijden dat ze hiv zouden overdragen, moedigen we ook hen aan een condoom te gebruiken.’

Oeganda is heel christelijk. Draagt dat ertoe bij dat seks, aids en condooms moeilijk bespreekbaar zijn?

Doen er bepaalde mythes over aids de ronde? Geloven mensen bijvoorbeeld dat ze van seks met een maagd kunnen genezen?

Sinds de jaren ’90 heeft Oeganda een aidsbeleid. Hoe benadert de overheid het aidsprobleem?

Verzet de overheid zich in Ethiopië ook tegen condoomgebruik?

Yibeltal Assefa: ‘Openlijk over seks praten is taboe, maar de overheid volgt wel de A,B,C-strategie. Het beleid legt zelfs de nadruk op condoomgebruik. We verspreiden folders met informatie en maken reclame via televisie en radio.’

PEPFAR, een Amerikaans steunprogramma opgericht onder president Bush, staat ervoor bekend dat het condoomgebruik afkeurt. Heeft PEPFAR geprobeerd het nationale beleid te beïnvloeden?

Yibeltal Assefa: ‘Ethiopië heeft zijn eigen nationale beleid. PEPFAR geeft financiële steun en is niet de leider van dat nationale beleid. PEPFAR heeft zeker geprobeerd dat beleid te beïnvloeden. In 2004 gaf PEPFAR voor het eerst financiële steun, bracht het zijn mensen hierheen en legde het zijn beleid op. Nu respecteert PEPFAR het principe van ‘country ownership’. Het geeft ons dus de ruimte om ons eigen beleid te voeren. Het geeft nog steeds geen geld voor condooms, maar het verzet zich evenmin actief tegen condoomgebruik.’

Er gaat veel aandacht en geld naar de bestrijding van hiv/aids in vergelijking met andere ziektes die ook veel slachtoffers maken. Staat dat de ontwikkeling van een universele gezondheidszorg in de weg?

Yibeltal Assefa: Zowel nationaal als wereldwijd worden sommige ziektes en aandoeningen genegeerd. In vergelijking met aids gaat er bijvoorbeeld te weinig aandacht naar malaria, tuberculose en moedersterfte. Sinds een jaar is er wel verbetering merkbaar. De internationale gemeenschap bekommert zich bijvoorbeeld al meer om moedersterfte. Maar ik wil vooral de nadruk leggen op de zogenaamde niet-overdraagbare chronische aandoeningen als diabetes. In ontwikkelingslanden worden steeds meer mensen daardoor ziek. Die aandoeningen treffen vooral productieve, hoogopgeleide mensen die de economie draaiende houden. De opmars van die ziektes heeft dus net zoals aids verregaande economische en sociale gevolgen.’

Volgens het Instituut voor Tropische Geneeskunde domineert het Noorden het globale gezondheidszorgdebat. Is dat aan het veranderen?

Yibeltal Assefa: ‘Mensen uit de praktijk moeten inderdaad bij het beleid worden betrokken. Daarom is het forum dat het Instituut voor Tropische Geneeskunde ons nu geeft heel belangrijk.’