Voorwoord MO* februari 2012
“‘De Muur van 2012’
De werkgevers willen het sociaal overleg "re-engineren" en de politici vinden het blijkbaar nodig om De Markten op hun wenken te bedienen. Dat is niet alleen slecht nieuws voor de werkende middenklasse maar ook voor de opkomende landen uit het Zuiden. Hoe kan de economie de economen overleven?
De eurotoppen, kredietverlagingen en sociale besparingsmaatregelen volgen elkaar in zo’n hels tempo op dat nauwelijks nog iemand stilstaat bij de richting die de anticrisistrein ingeslagen is. Toch is dat essentieel. Als middenveldorganisaties de sociale besparingswoede in vraag stellen, worden ze wandelen gestuurd op gezag van “de Markten” en “de Europese Aanbevelingen”. Nochtans bevestigen de Verenigde Naties hun bezorgdheid in het pas verschenen rapport World Economic Situation and Prospects 2012. De wereldeconomie staat op de rand van een nieuwe recessie en de voornaamste reden is de diepe schuldencrisis in de eurolanden, schrijven de VN. En: ‘De fiscale besparingsmaatregelen die als reactie daarop genomen worden, verminderen de groei en de tewerkstellingsvooruitzichten.’
Zelfs de analisten van Standard & Poor’s argumenteerden hun ratingverlaging voor zeven Europese landen op 13 januari onder andere met een verwijzing naar de eenzijdigheid van het gevoerde beleid: ‘Wij geloven dat een hervormingsproces dat enkel gebaseerd is op strenge fiscale regels zichzelf onderuit zal halen aangezien het de binnenlandse vraag zal doen dalen –als gevolg van het verminderde consumentenvertrouwen dat samenhangt met minder werkzekerheid en beschikbaar inkomen.’
Op 31 januari buigt de Europese Raad van regeringsleiders zich opnieuw over de eurocrisis en de economische consequenties. Ze hebben alvast beloofd niet alleen naar besparingen te kijken, maar ook maatregelen te nemen om economische groei te stimuleren. Het is voorspelbaar dat de Duitse recepten alweer in 23 Europese talen vertaald zullen worden, ook al leidt die aanpak tot meer ongelijkheid en verdere verarming van de werkende bevolking.
Voka-voorzitter Luc De Bruyckere gaf tijdens zijn nieuwjaarstoespraak een bijkomend schot voor de boeg: ‘Het sociaal overleg zoals het vandaag in België bestaat, is versleten’, zei hij. ‘De overdracht van bevoegdheden is dan ook het juiste moment om een re-engineering van dat overleg te organiseren.’ Je hebt geen talenknobbel nodig om te begrijpen dat re-engeneering betekent dat de Vlaamse werkgevers de evenwichten tussen overheid, werkgevers en werknemers willen opblazen, tenzij ze uitdrukkelijk ten dienste staan van ‘de locomotief van onze toekomst –de ondernemingen’.
We leven in gemondialiseerde tijden. De lichte heropleving van de Europese economie begin vorig jaar was vooral te danken aan de blijvend sterke vraag vanuit de opkomende landen. Tegelijk betekent de dreigende tweede recessie in Europa dat ook die groeilanden de weerslag zullen voelen. En dat niet alleen op economisch vlak.
Indien het Europese model met zijn tripartite sociale dialoog opgegeven wordt en de sociale welvaartstaat verder afgebouwd wordt, dan verdwijnt daardoor een model dat voor zowel overheden als bevolkingen in het Zuiden aantrekkelijk was. Dat zou op wereldschaal hetzelfde effect kunnen hebben als de val van de Berlijnse Muur op Europa in de jaren negentig. Toen verdween het geloof in een echt alternatief voor de kapitalistische economie uit het Europese discours, nu mag niet hetzelfde gebeuren met de politieke plannen van het Zuiden.
Guy Standing, Brits hoogleraar Economische Zekerheid, is hoopvol. ‘Landen zoals Brazilië hebben allang begrepen dat ze de opbrengst van hun economische groei moeten herverdelen over de hele bevolking’, zegt hij. ‘Daarom hebben ze stappen gezet in de richting van een basisinkomen voor iedereen. Ook Europa zou werk moeten maken van het bestrijden van ongelijkheid.’
Is het moment dan inderdaad aangebroken dat we de oude mantra –dat wij ook van het Zuiden kunnen leren– écht in de praktijk kunnen omzetten? In dat geval toch nog één waarschuwing. In een recente MO*paper leggen Nobelprijswinnaar Amartya Sen en zijn Belgisch-Indiase collega Jean Drèze uit dat India er niét in slaagt de winst van de boomende economie te vertalen in beter onderwijs, betere gezondheidszorg of een langere levensverwachting voor de meerderheid van de bevolking. De verklaring daarvoor, zeggen de twee topeconomen, ligt in de afwezigheid van gratis universele dienstverlening. De rijkste twintig procent kan steeds betere diensten betalen voor zichzelf en is daardoor steeds minder bereid om bij te dragen tot een collectief systeem. Met andere woorden: als we willen leren uit het Zuiden, moeten we onze voorbeelden wel zorgvuldig kiezen.