Fukushima & mon amour

Sidi Larbi Cherkaoui, een van Vlaanderens bekendste choreografen, schrijft vanaf deze week mee aan de serie Meningen op Maandag voor MO.be. Zijn eerste bijdrage gaat exact een jaar terug in de tijd. Hij was in Japan toen de verwoestende aardbeving alles door elkaar schudde. De herinneringen komen als een vloedgolf over Sidi Larbi Cherkaoui heen. Wat is solidariteit en verantwoordelijkheid na het einde van de wereld zoals je hem kende, hoe ga je om met angst en onwetendheid? En wie is iedereen die gered moet moet worden?

11 maart 2011, Tokyo.

Het was een dag na m’n verjaardag, plots schudde de dansstudio als een dolgedraaide wasmachine, stukjes muur begonnen af te brokkelen en we renden de straat op. De plaatselijke bevolking hield zich vast aan bomen en verkeerslichten. Al de levensloze objecten rammelden er op los, maar de mensen, op enkele uitzonderlijke ingehouden snikken na, waren stil… en bang. Het duurde een eeuwigheid… al de rijdende auto’s stopten, terwijl de bestuurloze geparkeerde wagens begonnen te wiegen als in een opborrelende chemische reaktie.

Plots stond ik, zonder schoenen, op straat. Met collega’s, performers, producers, journalisten en technici uit Europa en Japan. We waren net vijf dagen begonnen aan de repetities voor een nieuwe voorstelling, geïnspireerd op de Japanse tekenaar, Osamu Tezuka. Onze realiteit werd een van z’n stripverhalen.

“Het zal wel maar even duren.”

“%$#! Ik haat onderbrekingen!”

“Kan dit aub snel voorbij gaan zodat ik #$%! verder kan!?”

Dat waren m’n eerste gedachten.

Daarna werd het: “wat is dit toch…?”

En uiteindelijk “…”

had ik geen scheldwoorden meer, geen opinies meer, geen vragen meer.

Het werd duidelijk dat “de Japanners” wisten wat dit was, hoe erg het was. Hun blik, hun stem was veranderd.

Wij de “westerlingen” ter plekke, reageerden anders; enkelen zagen lijkbleek van de schrik, anderen kregen bijna de slappe lach, sommigen werden erg alert en praktisch, gericht op overleven of het begeleiden van de anderen, of minimaliseerden het hele gebeuren, “tja Japan heeft altijd al aardbevingen gehad, dit is normaal.”… maar het voelde aan als allesbehalve normaal. Het hield niet op.

Ikzelf kwam in een vreemde trance, ik werd een absolute toeschouwer van alles, een soort van videorecorder op sokken. Er was ook echt veel te zien: gebouwen dansten als bomen in een onvoelbare wind, het straatcement werd een schip op woeste golven. Ik zal het oud vrouwtje dat een hek vasthield om niet te vallen, nooit vergeten, noch de taxichauffeur die toch, door alle opschudding en tussen al de stilstaande mensen op straat heen, onvertraagd bleef doorrijden. Mensen stroomden uit de hoge torens de straten op. Het was fascinerend, maar als in een slechte actiefilm of een ziekmakende pretpark attractie.

Eindelijk, uit-eindelijk, na ellenlange minuten werd het stil.

Dan begon het grotere, werkelijke verhaal…

Tsunami

Een tsunami aan informatie kwam op ons af; de oorzaak, de gevolgen, de onzekerheden, het verdriet, de vraagtekens…. Ik kon amper volgen, hoewel ik er middenin in zat.

Ik zag de surrealistische beelden uit het noorden van Japan, op televisie, in m’n compleet overhoopgeraakte hotelkamer, een halfuurtje na de feiten. De uren die volgden waren een overdosis aan pijnlijke indrukken. Alles was anders vanaf nu. Japan was gewond, en we waren in Japan. En ook al waren we fysiek ok, iedereen was getroffen.

De aardbeving en al de naschokken brachten een gevoel van onzekerheid en onstabiliteit. We voelden letterlijk de grond onder onze voeten wegtrekken. Ik lag in bed en om de twee uur werd ik wakker geschud. In het begin ging ik, zoals iedereen, elke keer naar de receptie van het hotel vanaf de tiende verdieping met de veiligheidstrap. Zo had men het expliciet gevraagd. Maar na een tijdje verleg je je tolerantiegrens, en bleef ik bed liggen, ook al schokte de aarde weer na. Ik werd de joj- reactie beu, al dat heen en weer geloop, en ging er vanuit dat de naschokken sowieso kleiner zullen zijn dan de oorspronkelijke aardbeving, je volgt andere instincten.

Soms had ik een indruk van aardbeving in mijn lichaam, maar was er misschien niets meer aan de hand. Werkelijkheid en de indrukken die ze nalaat in je lijf worden verward.

De nu wereldberoemde beelden van de tsunami stroomden toen op televisie en youtube; een verdriet om al de verloren levens, een ontzag voor zulk een ongelooflijk krachtig fenomeen, een surrealistisch gevoel te beseffen dat het helemaal niet zo ver is van waar ik zelf zat. Tegelijk was het ook moeilijk om in te schatten of alles achter de rug was dan wel of dit enkel het begin was. Soms voelde het aan alsof je op een zinkend schip zat dat elk moment kon kapseizen.

Op die momenten gaat er gewoonweg vanalles door je hoofd, je gaat door een soort psychologische marteling, je beeldt je het ergste in.

Vergeleken met het noorden had Tokio weliswaar “niets” meegemaakt, waardoor ik me ook schuldig voelde over die persoonlijke indruk dat ik net erg veel had meegemaakt! Hier zat ik dan te trillen in een hotelkamer met airco, terwijl andere mensen hun hele dorp en familie kwijt waren. Het was moeilijk om al die feiten en gevoelens met elkaar te verzoenen. Om het grotere trauma van al de kleinere te onderscheiden. Gevoelens werden nietig en onbetrouwbaar.

We maakten het erger voor elkaar. Alles wordt een virus. Hoor je iets positiefs, dan wordt dat verspreid door de hele groep, komt er angstaanjagend nieuws, dan gaat heel de groep mee als een Mexican wave. Dat was zo vooral voor de westerlingen; de Japaners daarentegen wilden alles zo snel mogelijk oplossen, en niet te lang stilstaan bij de drama’s ervan. Er waren veel tranen, maar er was vooral nood aan toekomst, aan het leven weer op te pikken. Het was niet iets waar ze van konden wegstappen, het was tenslotte hun land, hun terrein. Aanpakken was de boodschap, vraag was hoe.

Interessant was dat daar net één van de cultuurkloven begon, en je moest, bewust of onbewust, partij kiezen. Er was plots geen grijze zone meer. De Europese en Amerikaanse zenders spraken over een constante verergende crisis, het leek hopeloos, ten dode opgschreven, paniek was de boodschap. De Japanse tv probeerde eerder de mensen aan te moedigen solidair te zijn met elkaar en de getroffen zones, en een steentje bij te dragen in de heropbouw. Het opkuiswerk voor hen begon meteen, geen tijd om nog bezorgder te worden.

Je moet je inbeelden dat het gewone leven in Japan is als een Zwitserse horloge, alles past dagelijks perfect in elkaar. De beloofde metro om 3 na het uur is er ook elke dag perfect om 3 na het uur. Na de aardbeving ging alles echter mis: plotse elektriciteitsonderbrekingen in de stad, de toevoer aan voeding in supermarkten was ontregeld, sommige metro’s reden niet meer, waardoor ook veel pendelende werkers op straat belandden, alle hotels waren plots volgeboekt door de aangespoelde pendelaars…

Ik was al vaak naar Japan gekomen, maar dit was een Japan dat ik nog nooit had meegemaakt. Iemand had op het uurwerk getrapt.

Nucleair

De nucleaire ramp en haar bergafwaartse evolutie was waarschijnlijk het ergste.

Straling werd een onzichtbare dreiging die me met koudzweet wakker hield. Al de andere angsten waren veel concreter, veel fysieker. Maar het nucleaire element was zo onbekend, zo abstract, veel angstaanjagender daardoor en de bron van veel meer paniek en paranoia; het werkte op je fantasie, op je persoonlijke creativiteit om je het ergste voor te stellen.

De natuur vergeef je snel. Je buigt je hoofd voor haar macht en duidelijkheid, het zet de mens terug op z’n plaats. Daardoor werd de aardbeving noch de tsunami te lang in vraag gesteld. Maar de kapotte kerncentrale, Fukushima, was man-made; de woede, de haat, de angst die daarmee aangewakkerd werd, was onvertaalbaar. Het gaat, zoals de straling zelf, door merg en been. Het hield niet op. Tot vandaag. En terecht.

Plots werd iedereen een expert in radioactiviteit. Ik had nog nooit zoveel opzoek werk gedaan over kernafval, meltdowns en kernenergie. Heel de dag door had ik hoofdpijn, jeuk en kippevel, alsof je hersenen en je lichaam het theatrale spel meteen meespelen. Elke windvlaag voelde aan als een contaminatie.

Thuis is waar het hart ligt

En dan de hartverscheurende sociale/existentiële keuze; blijven of vluchten. We waren immers nog steeds in Japan.

Wat is solidair zijn op zo’n moment, wat is verantwoordelijk handelen? Is het gezonder voor het Japanse volk hen te steunen door aan hun zijde te staan, of eerder uit hun weg te gaan om hen meer ruimte te geven het probleem op te lossen? Wat kies ik voor mezelf, wat kies ik voor de groep? Hoor je bij het land, of hoor je eruit te stappen? Wat voelt juist aan, wat is veilig?

De antwoorden ontwikkelden zich stapsgewijs.

Ik stelde voor om naar Tezuka’s geboorte streek Osaka te reizen, veel verder in het westen van het land, verder weg van de getroffen reactoren, verder van de vreemd geordende chaos in Tokyo. De workaholic die ik ben kon zo opnieuw opzoek werk doen voor mde nieuwe voorstelling, de panikerende leider in me kon zo een gevoel van veiligheid creëren voor de afwachtende, bezorgde groep. De onhoudbare stilstand verbreken door actie te ondernemen. Niet vluchten en toch gaan lopen. Grappig hoe je hersenen zich plots op persoonlijke prioriteiten focussen, voor mij was het iedereen op gerust stelle nén m’n werk afkrijgen.

Ondertussen sliep ik al enkele dagen niet meer, dus rationeel kon ik mezelf niet meer noemen, maar ik moest en zou iets doen. Via facebook vroegen honderden vrienden hoe ik me voelde, en dat ik maar snel terug naar België kwam, dat ik voorzichtig(!?) moest zijn… Enfin, soms zijn de mensen aandoenlijk maar ook wel vreemd. Machteloos eigenlijk, and not much of any help.

Ik had ondertussen wel erg Japanse reflexen ontwikkeld, waarschijnlijk uit pure imitatie en overlevingsdrang.

Elke dag hoopte ik dat de hele situatie opgelost zou worden, dat alles plots voorbij zou zijn. Ik had een absurd optimisme. Ik zette in de dansstudio de mensen aan om gewoon verder te repeteren, we hadden al tijd genoeg verloren, en we moesten tenslotte toch die voorstelling maken, radioactiviteit of niet! Werken uit plichtsbesef, maar het was ook om te vergeten, opnieuw te beginnen in het midden van een vorm van ontkenning.

Dan kwam er weer nieuws dat het erger werd, en schudde de grond ons nog maar eens goed wakker. There wasn’t going to be a happy end.

Het mocht niet baten, na enkele dagen werd duidelijk dat de situatie niet onder controle was, het ging van kwaad naar erger naar totaal onoverzichtelijk, extreem beangstigend.

Het verhaal in Europa en België (niet in Japan!) had zo’n vaart genomen, dat iedereen moest gerepatrieerd worden. Het was “onverantwoord” te blijven in het huidige klimaat. Dat spookte uren, dagen, in m’n hoofd. Het woord onverantwoord. De mensen moesten ontzet worden. De wereld zou vergaan, Japan leek ten dode opgeschreven voor de meeste westerlingen, snel moest “iedereen” veilig werden gesteld. De surreële conversaties die ik had met Europese collega’s waren een Hollywoodfilm waard. Veiligheid, iedereen, afstand…

Ark van Noah

Wie was “iedereen”, en waar was “veilig”? De helft van de groep was Europees, die kon je dus naar België, Frankrijk, Noorwegen of Groot-Brittannië laten vliegen, maar wat doe je met de “Japanse” helft van de groep?

Zij mochten/moesten maar blijven… hoe verantwoord is dat dan? Hoe veilig is dat? Waren zij ook niet “iedereen”?

M’n team werd plots door de wereld politiek in tweeën gedeeld.

Een pijnlijk moment van onmenselijke rationele ongelijkheid. Japanners versus de rest van de wereld, ieder voor zich. Enkel de westerlingen op de Ark van Noah.

Ik nam een beslissing, ik zou zelf in Tokyo blijven, ik kon deze vorm van selectie niet aan. Ik nam de underdogpositie, die kende ik het beste, ik koos de onstabiele kant.

Natuurlijk was ik niet de enige die heldhaftig/slachtoffer-achtig wou blijven, bijna de hele groep reageerde zo, maar ik voelde dat het een verloren strijd was met Europa, met Vlaanderen, met de paniek van de buitenwereld.

Best was toe te geven aan de massahysterie en iedereen huiswaarts te zenden.

Rede

Ikzelf bleef, ik voelde me vastgeworteld in de bevende grond, een beetje als een kapitein of matroos die het schip niet kon verlaten. Niemand kon me overtuigen dat ik terug moest komen. And God knows they tried.

Waarom? Martelaarschap? Plichtsbesef?

… Ik was mezelf verschuldigd m’n voorstelling af te maken en dat leek me enkel mogelijk in Japan…

…M’n partner is Japans, ik kon hem, noch z’n moeder alleen achterlaten.

…Blijven stelde m’n andere Japanse vrienden gerust in een tijd van ongelooflijke angst, onstabiliteit en internationale segregatie…

…Voor mij leek het, gezien de omstandigheden en het nieuws (de radioactieve wolk was ondertussen in IJsland alsook Parijs!) overal onveilig; ik voelde me het meest thuis in het oog van de storm.

De doorslaggevende factor was erg christelijk gedrag van me: liever eventueel theoretisch te sterven aan een radioactiviteitskanker dan aan een kanker gekweekt uit schuldgevoelens door m’n vlucht uit Tokio…

Ik kon redenen blijven verzinnen, maar heeft een gevoel rede nodig?

Exodus

Het was verrassend voor me te merken hoe het vertrek van al de dansers me… beter deed voelen; alsof een last van m’n schouders was gevallen. Beslissingen, veranderingen, zijn voor mij altijd aangenamer dan een vreemde status quo. Ik miste hen meteen en was nog steeds bang voor mezelf ook, maar het gevoel hebben niet meer verantwoordelijk te zijn voor hen was een echte opluchting! Ik ben gewend verantwoordelijk te zijn voor een grote groep in een dansstudio, maar niet in een overlevingsweek. Al die paradoxale emoties botsten in m’n hoofd. Wat vond ik nou zelf van al dit, wat wou ik nu zien gebeuren eigenlijk?

Daar was ik dan; Lost in Translation.

Menig Japans journalist vroeg me, met een vreemde bijklank, wat ik vond van de westerse Exodus, en waarom ik zelf toch in Tokio bleef. Ze vroegen me of ik de vertrekkende mensen veroordeelde in hun keuze, of hen heimelijk wilde volgen. Wat hield me hier, als de algemene keuze zo duidelijk was. Ik begreep de vraag, alsook de logica, gewoonlijk is er voor iedereen één keuze die de juiste lijkt voor eender wie, voor “iedereen”. M’n antwoord werd er een over verantwoordelijkheid.

Respons/able

Mijn assistent, Ali is ook een Arabische Belg. Hij en ik zijn erg gelijkend.

Hij had zowat dezelfde gevoelens als ik en wou me vanzelfsprekend bijstaan, solidair zijn met het Japanse volk, me verder ondersteunen in het werk in Tokio.

Hij was verschrikkelijk gemotiveerd en wou vooral blijven.

Toch stelde ik hem voor te vertrekken, zijn verhaal was anders dan het mijne.

Waarom?

Ik was m’n dansers allemaal kwijt, dus had ik zijn steun technisch en professioneel eigenlijk niet meer nodig, voor zijn job hoefde hij niet meer te blijven, want die job was vertrokken met al de dansers naar veiligere oorden…

Hoewel ik z’n trouw echt vertederend vond, ook nodig had, wist ik dat z’n familie ongelooflijk ongerust was, ze hingen haast om de twee uur aan de telefoon met hem, tot tranens toe. Iets dat hij al snel wou wegmoffelen uit plichtsbesef. Mijn familie daarentegen kent m’n egocentrische nood om alles zelf op te lossen, ze zagen wel in dat ik niet zomaar terug ging komen. Een heel andere sociale druk.

Waarschijnlijk was voor mij de meest doorslaggevende factor, het grootste verschil tussen hem en mij, dat hij een vijf maanden oud zoontje had in Brussel. Het was zo duidelijk voor me, mijn taak was hem te overtuigen toch naar huis te gaan, zijn taak was dat dan ook te doen. Zijn verantwoordlijkheid, zijn toekomst, lag in een kinderbedje in België.

Mijn werk, mijn leven, mijn liefde had dan weer op dat ogenblik vooral zin in Tokio, nergens anders.

Het werd duidelijk voor Ali en mij dat ieders pad juist was, ook al waren ze totaal verschillend. Het ging uiteindelijk over persoonlijke verantwoordelijkheid.

Het was zinloos te oordelen over de instincten van een ander. Plots besefte ik dat iedere keuze juist kon zijn. Dat was een erg bevrijdende gedachte. Eén die in dat vermoeiende klimaat van angst en schuldgevoelens en woede en veroordelingen, even een moment van bezinning bracht. Ook al was het wel een eenzame bezinning, de rest van de wereld bleef vingers wijzen in alle richtingen!

Terugkeer naar Zion

Na drie weken ging ik, volgens mijn oorspronkelijk plan, terug naar Europa. Langzaam vond ik opnieuw mijn plek in de vreemde Belgische cultuur, die eerder werkt als een gesmolten horloge in een Dali-schilderij.

Ondertussen, een jaar na de feiten, ben ik reeds drie keer opnieuw naar Tokio gevlogen, de laatste keer was enkele weken geleden. Een erg emotionele première van het TeZukA project. Het cliché dat pijnlijke momenten ook de mensen bij elkaar brengt, klopt; de ervaring van vorig jaar heeft erg veel mensen naast de ellende ook veel inzichten bijgebracht. Ik ben nog nooit zo emotioneel geweest in een speech als in Tokio bij de opening van m’n voorstelling; terwijl m’n tranen vloeiden, vloeiden die van m’n vertaalster mee. Not lost in Translation.

Ondertussen bruist en vloeit Tokio, de stad is opnieuw stipt en ontwikkelt zich verder. Men werkt verder aan een happy end(?) of eerder, men werkt gewoon verder.

Het Zwitsers horloge werkt weer, dat merk ik ook, alles vond terug z’n plaats. Het tikt wel anders. Voorzichtiger, met tranen in de ogen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.